Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
III. Capittel1Ick hebbe mijn Ouders somtydts hooren segghen, dat ick van jonghs 2af begaeft was met veele gratien ende natuerlijcke gaven (al enGa naar voetnoot2 3heb-se ick nu niet) sy seyden my somtijdts dat onsen L. Heere my 4begaeft hadde met een uytwendighe bevalligheydt, vriendelijckheyt, 5ghespraecksaemheyt, minnelijckheydt, beleeftheydt, wel ghema-6niert, soet van conditie, ende soo voorts; waer door ick seer aen-Ga naar voetnoot67ghenaem was aen alle die met my te doen hadden. Mijnen Vader 8hadde my uytter maeten seer lief, hy namp dickwils sijn vermaeckGa naar voetnoot8-9 9met my, om hem wat te diverteren: want ick was een aenghenaemGa naar voetnoot9 10kindt, soo zy my daer naer gheseyt hebben; jeder een trock my aen, 11ende wilde met my te doen hebben; principael in een vrauwen 12Clooster vanden derden Reghel van S. Franciscus by ons huys, daer 13ick ter scholen gonck. Dese Nonnekens naemen my somtijdts met 14hun veele daghen naer een, ick at met hun inden Rifter, sliep byGa naar voetnoot14 | |
[pagina 26]
| |
15hun op hun Celleken, ick was daer als een kindt des huys meer met 16hun, als in't huys van mijnen Vader; want sy naemen een beson-Ga naar voetnoot16-1717dere ghenoechte ende contentement, dat ick altijdt sprack van Re-18ligieuse te willen worden, maer in een besloten Clooster, want syGa naar voetnoot18 19lockten my seer aen, om by hun Religieuse te worden, ende be-20loofden my te gheven de Celle van mijne overledene Moeye, dieGa naar voetnoot20 21daer Religieuse hadde gheweest; maer ick en wilde daer niet naer 22hooren, al en was ick noch niet boven de vijf oft ses jaeren out, 23soo hadde ick dat onderscheyt wel, dat ick tot een nauwer levenGa naar voetnoot23 24ende besluytinghe gheroepen was.Ga naar voetnoot24 |
|