Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
II. Capittel1Mynen Vader was seer gheneghen, om de rechtveerdigheyt vooren 2te staen van weduwen ende weesen; om andere de vreese Godts in 3te drucken; hy gonck oock somtijdts met grooten yver de menschenGa naar voetnoot3 | |
[pagina 23]
| |
4verwecken tot een saligh berouw over hunne sonden, om hun welGa naar voetnoot4-5 5te bereyden tot een saligh sterven, aende siecke, die met de be-Ga naar voetnoot5-66haelijcke sieckte bevanghen waeren, hy gonck die besoecken, ver-7troosten ende verstercken, ghelijck eenen al-ghemeynen Vader, 8want hy vry inde gheinfecteerde huysen gaen moght, ter oor-Ga naar voetnoot8Ga naar voetnoot8-99saecke, dat wy als-dan twee-maels inde sieckte gheweest hadden. 10Mijne Moeder was een stille, eensaeme, Godtvruchtighe Vrau-11we, de charitaet aenden armen seer toe-ghedaen; sy was ghelijckGa naar voetnoot11 12een al-ghemeyne Moeder ende toevlucht van veele eerelijcke, de-13ghelijcke, ende nochtans qualijck hebbende menschen; van deseGa naar voetnoot13 14onderhiel sy veele met haeren onderstant, hun ter handt doendeGa naar voetnoot14Ga naar voetnoot14-16 15een somme gelts uyt puere charitaet, op dat sy daer mede wat 16winste souden doen, om met hunne kinderkens eerlijck door deGa naar voetnoot16 17werelt te gheraken; soo dat sy soo bemint wiert van 't ghemeynGa naar voetnoot17-18 18volck, dat als sy eens in apparentie was van sterven door de sieckte,Ga naar voetnoot18 19ons huys omsingelt was van alle die menschen, die eenigh weldaet 20van haer hadden ontfanghen, ende niet en deden als kermen en 21weenen, om dat sy vreesden sulcken goede Moeder, ende wel-22doenster te verliesen. 23Naer de opinie van veele was sy alsdan verbeden vande doodtGa naar voetnoot23 24door hunne ghebeden: ick en hebbe haer noyt korsel oft gram ghe-Ga naar voetnoot24 25sien, dan twee-mael binnen mijn leven, om dat eenighe haere dienst-26boden Godt vergramt hadden, het ghebodt Godts overtreden, ende 27een ander oorsaecke ghegheven, om dat te overtreden; hier in was 28sy soo ontstelt, dat sy beefde. 29Sondaghs ende 'sHeyligh-daghs, als den Goddelijcken Dienst ende | |
[pagina 24]
| |
30Predicatie ghedaen was, hiel sy haer alleen in haer kamer, besigh 31in te lesen de Levens der Heylighen; noyt, oft seer selden gonck 32sy jevers wandelen, oft jemant besoecken; maer was ghelijck een 33Duyve altoos t'huys, oft inde Kercke, my met haer leydende, al-Ga naar voetnoot3334hoe-wel dat ick den smaeck van devotie niet en hadde, gelijck sy. 35Ick hebbe my al-te-met verwondert over 't ghene, dat ick haerGa naar voetnoot35 36eens hoorde segghen, met een versuchten des herten, hoe dat sy 37haer beklaeghde, dat haer in't ghebedt eenighe ghepeysen te voo-Ga naar voetnoot37-3838ren ghekomen waeren van't ghene, dat raeckte haere menagie; syGa naar voetnoot38 39achte dit voor eene groote faute, al oft haer dit selden overgheko-40men hadde; daer sy nochtans soo veele affairen ende bekommerin-41ghen aen haer ooren hadde: want ons huys was een huys van groo-42te traficque ende koopmanschap, ende dit stont meestendeel opGa naar voetnoot42Ga naar voetnoot42-43 43haer, midts mijnen Vader andere affairen hadde, daer hy werck 44ghenoegh mede hadde. 45Ick dencke, dat dit de oorsaecke was, dat sy met haere affairen 46soo luttel becommert ende verstroyt was, om dies-wille dat ickGa naar voetnoot46 47merckte, dat sy alle dinghen soo losselijck dede, sonder affectie oftGa naar voetnoot47Ga naar voetnoot47-48 48aenkleventheyt, met een ghestadigheydt, ende ghesetheyt, altoosGa naar voetnoot48 49in een ghelaet, ende humeur; sy dede haere affairen al op ghestel-Ga naar voetnoot4950den tijdt, voor ende naer maeckte sy haer daer van ledigh: sy enGa naar voetnoot50 51was niet begheerlijck, noch gierigh tot groote winsten, met eenGa naar voetnoot51 52kleyne ghetaxeerde winste, haer te vreden houdende; sy ghe-Ga naar voetnoot5253bruyckte luttel woorden in haere koopmanschap, stellende alle 54dinghen precys op hunnen prijs, sonder datter jet af te dinghen was, | |
[pagina 25]
| |
55dat moet soo veel gelden, sonder meer, ende soo hadde sy met eenGa naar voetnoot55 56jeder haest ghedaen: want de kooplieden dat ghewent waeren opGa naar voetnoot56 57haer woort te ghelooven, om dat haer woort was in alle sinceriteyt,Ga naar voetnoot57 58jae, jae, neen, neen, sonder ergh, oft bedrogh; sy en soude nietGa naar voetnoot58 59gheloghen hebben, oft jevers in de rechtsinnigheyt te buyten ghe-60gaen, om de heele werelt niet. 61Vader ende Moeder droeghen hun seer eerlijck ende respecte-Ga naar voetnoot61Ga naar voetnoot61-6262lijck voor hunne kinderen, ende dienst-boden; sy, ende wy hadden 63sulcken ontsagh in hun, principael in mijnen Vader, dat wy nauwe-Ga naar voetnoot6364lijck en derfden spreken in sijne presentie, besonderlijck als ick watGa naar voetnoot64 65groot wiert. |
|