| |
XXII.
Nat, moe en tamelijk uit haar humeur, omdat het waaide en regende en ze haar handen en armen zoo vol St.-Nicolaas-pakjes had, dat ze onmogelijk haar over het voorhoofd gezakten hoed recht kon zetten, slaagde Frans er na eenige vergeefsche pogingen in haar linkerhand zoo vrij te maken, dat ze aan de bel kon rukken. Jo kwam open doen.
- Er is iemand bij moeder.
- Visite?
- Hm, zoo half en half voor jou.
Frans liep haastig de keuken door, over het kleine binnenplaatsje naar den uitbouw om haar pakjes neer te smijten. Jo volgde haar op den voet.
- Raad nou eens wie er is?
- Een mannetjesmensch of een vrouwtjesmensch?
- Een mannetjesmensch.
- O, natuurlijk oom Scheffer.
| |
| |
- Mis, heelemaal mis.
- Dan die nare Van der Steen.
- Ook mis.
- Die uitgever.
- Nee.
- Maar wie kan er dan voor mij komen?
- Half en half, heb ik gezegd.
- Nou, zeg het maar. Ik geef het op.
- Van Heuvell.
Frans bleef met één arm in haar mantel staan en keek haar zusje aan. Jo knikte nadrukkelijk.
- Hij is er al een half uur en heeft al twee maal naar jou gevraagd.
Frans rukte haar mantel uit en smeet die op den divan.
- Lam kind, kan je dat niet dadelijk zeggen, viel ze woedend uit. Waarvoor hoef je me zoo aan het schrikken te maken!
Ze rende naar boven, gooide haastig haar natten rok en haar blouse uit.
- Wat ga je doen! informeerde Jo, die, heelemaal niet verschrikt door de plotselinge boosheid van haar zusje, haar kalm was gevolgd en nu stond toe te zien.
- Een andere jurk aantrekken, natuurlijk. Denk je dat ik zin heb den heelen avond met een natte rok te zitten? En er is een scheur in mijn blouse, voegde ze er verontschuldigend aan toe.
- Oh ja? 'k Had er niet op gelet. Is 't erg?
En de plaagzieke Jo greep naar de blouse, alsof ze op staanden voet de scheur wilde onderzoeken. Frans griste het kleedingstuk voor haar vingers weg en veranderde onmiddellijk van taktiek.
- Toe Jopie, wees lief en help me even aan mijn jurk.
Jo weerhield bijtijds een verbaasd: ‘doe je die aan?’ en maakte gedwee en met bewonderenswaardige vlugheid het lijfje dicht, dat van achteren sloot. Het was een donkerblauwe wollen jurk met kleurig borduursel, de ‘tusschenbeide’ jurk, op één na de beste.
- Zit mijn haar goed?
- Ja netjes, ga nu gauw naar beneden. Als Van Heuvell gekomen is om over je te klagen zal hij je zondenregister nu bepaald wel afgedreund hebben.
| |
| |
- Flauw wurm, bromde Frans en stoof het smalle trapje af.
In de huiskamer zat Van Heuvell gezellig met moeder te praten, alsof ze elkaar altijd gekend hadden. Toen Frans binnenkwam stond hij op en gaf haar de hand en zij was blij en dankbaar, dat hij haar behandelde als een volwassen jong meisje en niet als een schoolkind.
Terwijl Jo thee schonk werd het gesprek voortgezet en eerst een half uur later vertelde de leeraar het eigenlijke doel van zijn komst. Hij haalde een uitgeknipte advertentie uit zijn zak en liet die Frans zien.
- Ik wist niet of jullie de Rotterdammer leest en daarom heb ik dit uitgeknipt. Het is een prijsvraag van een onzer groote weekbladen, zooals je ziet, voor een novelle, die als feuilleton geplaatst kan worden. Ik dacht, dat het wel iets voor jou zou zijn en daarom ben ik het even komen brengen.
- Het is heel vriendelijk van u, zei Frans wat verlegen, maar ik ben toch niet knap genoeg om aan zoo'n prijsvraag mee te doen.
- Kom, kom, je moet nooit je zelf weggooien, Frans. Een kans heb je altijd en het zou een aanleiding voor je kunnen zijn om met iets heel goeds voor den dag te komen. Je hebt wel een prikkel van buitenaf noodig om je flink aan het werk te zetten.
- In ieder geval kan je het probeeren kindlief, zei haar moeder. Al krijg je geen prijs, dan is het nog niet erg en krijg je er wel een, dan is het een meevaller.
- En je hebt een zee van tijd. Kijk, x Februari hoeven de inzendingen pas binnen te zijn. Om te beginnen heb je de heele Kerstvacantie en dan nog een volle maand.
- Ik zou er wel erg veel zin in hebben, bekende Francis, die zich nooit gelukkiger gevoelde dan wanneer ze met een potlood tusschen de vingers en een blad papier voor zich haar fantasie vrij spel kon laten.
- Doe het dan. Hier in de advertentie vind je alle voorwaarden. Lees die maar eens op je gemak na. En dan heb ik tegelijk die drukproeven meegebracht, die ik je een heelen tijd geleden beloofd heb. Het heeft zoo lang geduurd, omdat ik ze ergens in een kist met papieren gestopt had en ze niet terug kon vinden.
| |
| |
- Had u dan geen andere?
- Nee, ik heb den laatsten tijd niets meer geschreven. Ik werk hard om mijn doctoraal letteren te doen en dan blijft er geen tijd voor ander werk. Maar ik heb een massa notities voor nieuwe dingen en zoo gauw mijn examen achter den rug is, begin ik weer.
- Denkt u gauw examen te doen? vroeg mevrouw Hooghwinckel.
- Waarschijnlijk vóór de groote vacantie, mevrouw.
Frans, die in de bestudeering van de drukproeven verdiept was zag plotseling op.
- En gaat u dan weg? vroeg ze vlak, met ingehouden stem.
Hij haalde de schouders op.
- Zóó gauw vrees ik niet, dat je van mij bevrijd zult zijn, maak je maar niet blij met een doode musch. Het bevalt me hier goed in Den Haag en ik ben van plan rustig nog een jaartje hier te blijven. Daarna zullen we verder zien.
Frans boog het hoofd weer over haar drukproeven.
- Is dit een stuk uit een boek? vroeg ze plotseling.
Hij knikte.
- Mag ik het eens lezen?
- Ik zal het voor je meebrengen, beloofde hij.
De oude hangklok sloeg tien. Ze deed dat altijd langzaam en een beetje plechtig, alsof ze overtuigd was van haar eigen gewichtigheid.
Van Heuvell keek schuldig.
- Mevrouw, ik voel me meer dan onbescheiden, dat ik bij een eerste bezoek zoo lang gebleven ben. Ik kan me alleen verontschuldigen door een bekentenis. Mijn hospita had de kachel laten uitgaan, mijn kamer was als een ijskelder en het was hier zoo heerlijk warm en uw thee was zoo lekker en het is zoo prettig in een huiselijke omgeving te zijn.... U neemt me toch niet kwalijk?
Mevrouw Hooghwinckel lachte. Hij keek haar zoo grappigsmeekend aan en ze vond hem zoo jongensachtig opeens. Zij bedacht hoe Frans misschien later ook eens een eenzame kamer zou ontvluchten om de koestering en warmte te zoeken van het familieleven, ergens in een vriendelijke huiskamer in een
| |
| |
stad, waar moeder niet zou zijn. En verteederd door die gedachte zei ze hartelijk:
- Komt u gerust maar eens aanloopen als u in de kou zit en geen andere uitkomst weet. Ik ben bijna altijd thuis 's avonds en Frans zal het zeker ook gezellig vinden.
- Graag mevrouw, als ik mag, zei hij met dankbaren blik en nam daarop haastig afscheid.
- Je hebt me nooit verteld, dat die Van Heuvell zoo'n charmante jongen is, zei mevrouw Hooghwinckel, terwijl ze met Frans samen vlug de theekopjes afwaschte. Ik kan me hem eigenlijk slecht als leeraar voorstellen.
- Och, zoo erg jong vond ik hem ook niet, merkte Frans op. Maar vanavond leek hij heel anders. Voor de klas schijnt hij ouder, maar hij is geloof ik iets van vijfentwintig of zoo.
En ze begon haar boeken bijeen te pakken met een gezicht alsof ze vond, dat er nu meer dan genoeg over dit onderwerp gezegd was. Daarna ging ze naar haar kamertje om de pakjes op te bergen, die ze bij haar thuiskomst had neergesmeten. Voor elk der huisgenoten had ze een afzonderlijk plaatsje, waar ze de kleinigheden verzamelde, die ze geleidelijk kocht. Zoo hield ze een goed overzicht van wat ze had in te pakken. Gelukkig was er nog een week tijd, anders zou ze niet hebben geweten hoe ze klaar moest komen. Op school maakte ze de verzen, tusschen de bedrijven door. De meisjes uit haar klas benijdden haar om de gemakkelijkheid, waarmee ze haar rijmelarijtjes neerpende en een paar maal was ook al het verzoek tot haar gericht:
- Toe Frans, maak een versje voor mij bij een sigarenaansteker voor vader! Frans, wees lief en rijm wat bij een theemuts, je weet wel zoo'n porceleinen pop met crinoline, het is voor mijn zuster, die in het voorjaar gaat trouwen. Frans kan je niet wat maken bij een bronzen visschertje voor mijn aanstaande schoonzuster?
En Frans voldeed gewillig aan al die verzoeken. Maar ze weigerde hardnekkig om een rijmpje te maken, al was het maar van twee regels, bij dingen, die ze flauw of smakeloos of grof vond.
- Dat moet je me niet vragen, want dat kan ik niet, zei ze dan.
| |
| |
Toen ze een paar dagen vóór St. Nicolaas 's morgens op school kwam, werd ze opgewacht door alle meisjes van de klas.
- Wat zijn jullie allemaal vroeg vandaag. Is er wat bijzonders?
- Oh Frans, we hebben zoo iets leuks bedacht.
- Marietje wil 't wel gaan brengen.
- Maar waar praat jullie toch over? Zeg alsjeblieft eerst waar je 't over hebt, vroeg Frans.
- We hebben bedacht om met St. Nicolaas wat aan Van Heuvell te sturen met een gek vers er bij. Vind je dat geen pracht-idee?
- Ik vind het nogal gewoontjes en niet bepaald origineel, echt iets voor een meisjesschool, zei Frans minachtend.
- Nou, maar we doen het, hoor. 't Zal eenig zijn. We houden een collecte en twee van ons gaan 't koopen en we sturen het hem met een vers.
- Nog voordat ik weet wat je precies van plan bent, zal ik je maar dadelijk vertellen, dat ik er geen geld voor missen kan en het er niet voor over heb ook, antwoordde Frans vijandig. Ik heb mijn geld veel te hard noodig.
- Hè, wat ben jij gierig, merkte er een op.
- Och, 't hemd is nader dan de rok.
- Hè, 'k vind 't niets aardig van je hoor.
- Het spijt me heusch, maar zonder mijn bijdrage zal je er ook wel komen.
- Maak je dan 't vers?
- Misschien, ik beloof niets. Eerst moet ik weten wat voor grap jullie in het hoofd hebt, want je bedoelt natuurlijk een mop uit te halen.
- Natuurlijk. Moet je luisteren. We hebben zoo iets leuks bedacht. Laatst heeft Marietje hem zien loopen met een meisje en nu willen we hem een portretlijstje sturen zonder portret natuurlijk en dan moet er een vers bij met toespelingen waarin staat, dat hij zelf wel zal weten welk portret er in moet en zoo. Nou ja, dat weet je wel.
Frans was een beetje bleek geworden.
- Je moet op mij niet rekenen voor dat vers, zei ze strak. Dat doe ik niet.
- Hè, wat flauw!
| |
| |
- Waarom nou niet, Frans?
- Wat ben je kinderachtig.
- Waarom wil je nou niet?
- Dat heb ik al gezegd. Het idee vind ik alles behalve origineel, geld heb ik er niet voor over en tijd om een vers te maken evenmin. En dat is voldoende dunkt me.
- Nou, je bent een flauw wicht, hoor.
- 'k Wist niet, dat jij zoo'n heilig boontje was.
- Verbeeld je maar niet, dat we 't zonder jou niet af kunnen.
- We hebben je heelemaal niet noodig.
- Had 't mij dan niet gevraagd, snauwde Frans en ging de klas binnen.
Het werd een allerellendigste morgen. Het eerste uur wiskunde, waar ze nooit iets van terecht bracht. Ze was van plan geweest een heele serie versjes te maken, maar geen een wilde lukken. Die lamme kinderen ook met hun nesterige aanstellerij! Maar wat hoefde ze zich daar ook kwaad over te maken. Het ging haar immers niets aan, heelemaal niets. Ze had er geen sikkepit mee te maken, of ze zich mal wilden aanstellen en ook niet of Van Heuvell met een meisje verkoos te wandelen of niet. Maar dan moesten ze er haar ook niet in betrekken en.....
Zoo foeterde Frans in zichzelf voort en bedierf haar humeur meer en meer. Haar aardrijkskundeles in het tweede uur kende ze niet, wat haar een reprimande van den leeraar bezorgde en onder het schriftelijk Duitsch gooide ze een inktpot over de bank. Dat ongeluk liep in zooverre goed af, dat ze niets over haar kleeren kreeg.
Gelukkig was het Woensdag, zoodat de middag niet méér narigheid kon brengen. Aan de koffietafel thuis was ze stil en afgetrokken en mevrouw Hooghwinckel, die de laatste weken met groote oplettendheid haar oudste gadesloeg, stelde haar voor om dien middag samen St. Nicolaas-inkoopen te gaan doen. Frans' gezichtje klaarde onmiddellijk op. Met niemand winkelde je zoo gezellig als met moeder en het uitzoeken van verschillende kleinigheden werd een feest. Er moest, behalve voor de kinderen thuis, wat gekocht worden voor Clara en voor Mies en Frans, die haar vriendinnetje meer miste dan ze aan iemand wilde bekennen, had besloten haar iets heel moois te sturen met
| |
| |
St. Nicolaas. Ze wilde eens bij Liberty kijken, daar waren soms zulke mooie dingen, die niet extra duur waren. Ze zouden dat als laatste boodschap bewaren, zoodat Frans den tijd zou hebben om rustig rond te zien en haar keuze te bepalen.
Ze waren tegen half vier bij Liberty en terwijl zij langs de tafels rondliepen, werd mevrouw Hooghwinckel plotseling gegroet door niemand anders dan Van Heuvell. Hij keek een beetje schuldig, vond Frans, zeker had hij een afspraak met het meisje, waarmee hij laatst gewandeld had, of misschien wilde hij een cadeautje voor haar koopen. Hè, liep moeder nu maar door!
Maar Van Heuvell was een opgewekt gesprek begonnen en scheen voornemens voorloopig in hun gezelschap te blijven. Ze moest dan in vredesnaam hun inkoopen maar doen, waar hij bij was.
Na vrij veel zoeken slaagde ze erg naar haar zin. Voor Mies vond ze een mooie kralen ketting en voor Clara een in peau de Suède gebonden boekje met aphorismen. Het duurde vrij lang voor ze haar keus gedaan had, want de ketting voor Mies gaf moeilijkheden. Er waren er twee, bijna even duur en beide bijzonder mooi en het was Frans niet mogelijk te beslissen. De juffrouw deed beide kettingen achter elkaar om en liet zien hoe ze stonden, maar Frans vond de eene even mooi als de andere. Tenslotte liet ze den prijs den doorslag geven.
- Ziezoo, nu zijn we klaar, nu kunnen we naar huis toe gaan Frans.
- U zult moe zijn van het boodschappen doen mevrouw, mag ik u een kop thee aanbieden? vroeg Van Heuvell hoffelijk.
Mevrouw Hooghwinckel nam de uitnoodiging aan. Ze was werkelijk moe en ze begreep, dat het hem aangenaam zou zijn haar een genoegen te doen.
- Waar wilt u zitten? vroeg hij bij den uitgang.
- Ik ben blank papier, maar misschien wil Frans het graag zeggen.
- Lensvelt, vond Frans.
- Uitstekend. Wacht, één oogenblik, ik ben dadelijk terug.
Ze wachtten bij de deur en Frans vroeg zich af, wat hij nu weer was gaan doen. Maar hij kwam werkelijk binnen enkele minuten terug en gezellig wandelden zij met z'n drieën naar
| |
| |
Lensvelt, waar ze een prettig hoekje vonden bij het raam.
Later bracht hij hen naar de tram en bleef staan, tot ze wegreden. Hij zelf had zijn kamers in een van de zijstraten achter aan het Bezuidenhout.
Frans was zeer tevreden over het verloop van den middag. Haar goed humeur was teruggekeerd, wat ze toeschreef aan de goede inkoopen die ze gedaan had en het vlotte goed met de versjes, die zij bij de pakjes maken wilde. Ze bleef pakken tot laat in den avond en ze ging met een tevreden gevoel naar bed.
Op school werd over niets meer gesproken. De meisjes lachten en gichelden onder elkaar, maar lieten Frans er buiten, maar dat kon haar bitter weinig schelen. Sedert Mies weg was had ze onder haar klasgenooten geen nieuwe vriendin gezocht, en zich voortdurend wat op een afstand gehouden.
De St. Nicolaasavond kwam en Frans moest even denken aan den avond, drie jaar terug, toen Sint zelf een bezoek had gebracht en toen ze later Piet hadden gevonden, bibberend en klein en ongelukkig. Wim was nu te groot om aan Sinterklaas te gelooven en Piet was een groote, flinke, sterke hond geworden, gehoorzaam en trouw, met een bijzondere genegenheid voor haar.
Ze verheugde zich met een kinderlijke blijdschap op de verrassingen, die de avond brengen zou. Ze had massa's dwaze plagerijen voor haar zusjes bedacht en voor Wim, die dit jaar voor het eerst mocht opblijven. Voor Jettie had ze een reusachtige nagemaakte verfdoos gemaakt, waar elk van de stukjes verf gemaakt was van carton met een woord er op geschreven, als je het papier, dat de kleur voorstelde, er af haalde. Die woorden samen vormden de aanwijzing van de plaats waar het pakje gezocht moest worden.
Frans zelf ontving als eerste cadeau een groote doos, waarin een kinderschooltje was opgesteld. Alles was in orde, banken, bord, wandplaten; de kindertjes waren van gekleurd papier en de jufrouw, die met een boos gezicht voor de klas stond, vertoonde een opvallende gelijkenis met haar zelf.
Tegen acht uur kwam er een pakje ‘echt van buitenaf’, zei Jo, die het in ontvangst had genomen. Het was aan Frans geadresseerd en bevatte een in rood satijn gebonden exemplaar
| |
| |
van Cyrano de Bergerac en een doos borstplaat. Er was geen enkele aanwijzing bij, geen versje, geen papiertje, niets; het was in bruin papier verpakt en het adres stond er op geteekend met groote drukletters.
- Van wie kan dat zijn? peinsde Frans. Allerlei namen werden genoemd en even snel weer verworpen.
- Van Justine?
- Nee, van haar is de borstplaat in de vierkante doos, ik heb het schrijft herkend.
- Van Mies?
- Nee, die zal niet in Den Haag iets bestellen. En ze zou er zeker een gek vers bij gemaakt hebben. Maar is het echt niet van jou, moeder? Weet je het zeker?
- Ik ben heusch dood-onschuldig hoor.
- Dan wordt deze zaak voorloopig ter griffie gedeponeerd, verklaarde Frans plechtig.
Meestal viel het in den huize Hooghwinckel niet moeilijk de verrassingen op St. Nicolaas-avond ‘thuis te brengen’, zooals de meisjes het noemden, maar dien avond bleef het een opeenvolging van onopgeloste raadselen.
Er kwam een banketletter voor mevrouw, die door een bakkersjongen gebracht werd, waarvan de gever niet kon worden gevonden, chocoladeletters voor de tweelingen en Jettie, die op geheimzinnig manier voor de deur lagen, een kleurboekje voor Wim en een groote chocoladehond voor Frans. En nergens was een enkele letter schrift bij. Het was of de geheimzinnige Sint een genoegen er in had de nieuwsgierigheid van de meisjes op het hoogst te spannen. Of waren het verschillende onbekende Sinten? Ze begrepen er niets meer van. Moeder had een oogenblik de veronderstelling geopperd van een royale bui van oom Scheffer, maar daartegen hadden allen zich verzet, niet omdat ze meenden, dat oom niet eens gul uit den hoek kon komen; dat had hij bewezen, toen Frans er gelogeerd had, maar ze achtten hem niet in staat zoo gezellig-geheimzinnig te doen.
Tegen tien uur kwam er alweer een pak voor Frans. Er moesten veel papieren afgewikkeld worden, toen kwam er een zorgvuldig dichtgespijkerd kistje, daarin zat een doos en daaruit kwam o.... een kralen ketting, de ketting, die Frans zoo bewonderd had bij Liberty en die ze bijna gekocht had!
| |
| |
- Oh, hoe beeldig!
- Doe hem eens gauw om, Frans!
- Laat eens kijken!
Frans had een gloeiende kleur gekregen en keek haar moeder aan.
- Van wie zou die nou weer zijn? vroeg Jettie.
- Is er niets bij, Frans? informeerde mevrouw.
- Ja, hier ligt een papier, een versje.
Ze haalde het te voorschijn, herkende 't schrift, hoewel het met een verdraaide hand geschreven was en kleurde weer.
- Lees het vers eens voor.
En Frans las:
Het is heel moeilijk te bedenken,
Wil Sint iemand eens iets schenken,
Wat haar wel het meest behaagt
En daar Sint nooit direct iets vraagt
Bleef hij dagen lang aan 't speuren
Of er niet iets zou gebeuren
Waardoor Frans duid'lijk maken zou,
Wat ze gaarne hebben wou.
Eindelijk begunstigt hem het lot,
Op het oogenblik, dat hij, kapot
Van al zijn zeer vergeefsche zoeken
Staat te turen naar klungels en boeken.
Want zelf komt zij den winkel in,
Dat was St. Niklaas naar den zin,
Hij zag dat zij zeer naarstig zocht,
Naar iets dat haar behagen mocht.
Van kettingen koos zij er twee
Nam een voor een vriendinnetje mee
De andere zendt Sint-Niklaas hier
En hoopt, je draagt hem met plezier.
En ben je er werkelijk blijde mee
Dan is de man al heel tevree.
- Heb je nu van die ketting eenig idee, van wie die komt, Frans?
| |
| |
- Nee, net zoo min als van het andere, jokte Frans. Begrijpt u het, moeder?
Mevrouw Hooghwinckel had een fijn glimlachje.
- St. Nicolaas is een beste, brave heilige, zei ze zonder direct antwoord te geven. En nu zullen we maar eens een banketletter aansnijden. En vouwen jullie straks de papieren een beetje in elkaar, anders is er morgen geen opruimen aan.
Met trots overzagen de kinderen alles wat ze gekregen hadden enn toen Frans in bed lag, dacht ze met een gevoel van groote dankbaarheid aan dezen avond. Ze vond dat ze nog nooit zoo'n prettigen Sinterklaas had gevierd, niettegenstaande het feit dat Mies er niet was.
Den volgenden morgen om acht uur kwam een groot pak uit Apeldoorn. Het bevatte voor ieder wat. Voor Frans boeken, een doosje zakdoeken en een gouden speldje, voor moeder een theemuts, voor de tweelingen elk een taschje en een boek, voor Jettie een prachtige geïllustreerde uitgave van Japansche sprookjes, voor Wim een vrachtauto en verder een rijkdom van snoeperij.
In de meest opgewonden stemming ging Frans naar school, ze vond alles heerlijk en alles ging prettig en ze had den mooien kralen ketting om den hals.
Er heerschte in de klas een zeer onrustige stemming, want de meisjes verkeerden in spanning over de ‘surprise’, die ze den leeraar hadden gezonden.
Het eerste uur heerschte er voortdurend een gebrom in de klas, alsof er een heele zwerm bijen aan het werk was. Het tweede uur was er betrekkelijke rust, omdat de directeur zelf les gaf. Daarna kwam het groote moment, letterkunde van Van Heuvell.
Met kloppend hart keek Frans op toen de leeraar binnenkwam. Zij wilde zien hoe hij kijken zou, als hij zag, dat zij de ketting droeg. Maar zijn gezicht stond bleek en strak. Even vloog er een schijn van een glimlach over zijn gezicht, toen hij langs Frans heen ging, maar die was alweer verdwenen, voordat ze hem eigenlijk goed had opgemerkt.
Hij ging op zijn gewone plaats zitten en begon de les zonder een enkele opmerking te maken. Maar de opgewektheid, die de
| |
| |
letterkundelessen altijd zoo bijzonder aantrekkelijk maakte, ontbrak dezen morgen geheel en al.
Frans voelde zich gedrukt, hoewel zij wist onschuldig te zijn aan wat zij begreep, dat hem hinderde. Zij zuchtte van verlichting toen hij om tien minuten voor twaalf zijn boek sloot.
- De jongens kunnen gaan, ik verzoek de meisjes nog een oogenblik te blijven, zei hij kort.
Het was Frans of er honderd mokers sloegen op de plaats waar haar hart klopte, terwijl de jonge leeraar wachtte, tot het gestommel door het vertrek der jongens bedaard was en het weer stil werd in het lokaal.
Hij haalde met diezelfde kalmte, die hij het geheele uur had getoond een in vloeipapier gewikkeld pakje en een blad papier uit een schrift te voorschijn en legde het naast zich.
- Gisteravond heb ik een pakje gekregen, zei hij op koelen, strengen toon, dat waarschijnlijk als een grap bedoeld was, maar dat getuigde van heel weinig goeden smaak. En waar een grap in geen geval de pretentie van kostbaarheid of van een geschenk mag hebben, waar ik ook geen vrijheid vind van iemand die niet tot mijn familie behoort eenig cadeau aan te nemen, zie ik mij tot mijn spijt genoodzaakt, dit weer aan de geefsters ter hand te stellen. Ik weet natuurlijk niet precies aan wie ik deze zoogenaamde aardigheid te danken heb, ik wil het ook liever niet weten, evenmin wensch ik mij zekerheid te verschaffen over de vraag, wie het vers heeft gemaakt; ik zal een en ander op de bank laten liggen en wie er recht op heeft zal het wel wegnemen. Alleen wil ik jullie dit zeggen, dat het mij meer spijt, dan ik zeggen kan, dat dit gebeurd is. Het heeft mijn St.-Nicolaasavond bedorven.
Wat zei hij dat strak en vreemd, vond Frans. Precies of hij een brief voorlas. Alleen toen hij zei niet te willen weten, wie dat vers gemaakt had en dat zijn Sint-Nicolaasavond er door bedorven was, scheen het, of er even iets trilde in zijn stem. Toch vond Frans wel, dat hij het geheele geval wat hoog opnam. Wat kon.... hoewel, hij kon toch niet denken, dat zij dat vers gemaakt had! Wie weet wat de malle schapen er in hadden gezet! Het kostte wat het wilde, maar ze moest het vers zien!
- Jullie kunt nu wel gaan.
De meisjes stonden op. Onwillekeurig stak Frans de hand uit
| |
| |
naar het blad papier. De leeraar maakte een plotselinge beweging.
- Oh, dus toch, zei hij halfluid.
Maar Frans hoorde het niet.
Haastig vouwde ze het blad open en begon te lezen. Ze merkte niet, dat de andere meisjes en ook de leeraar het lokaal verlaten hadden en dat ze alleen stond. Ze vloog de regels langs. Het was een zoutelooze rijmelarij, maar zoo grof van inhoud en zoo vol onkiesche toespelingen, dat een blos haar in de wangen schot, terwijl ze las. O, nu begreep ze best, dat de zoogenaamde grap zoo hoog werd opgenomen. Ze beefde bij de gedachte, dat hij ook maar een oogenblik zou kunnen veronderstellen, dat zij dit laffe, onkiesche vers gemaakt had. Dat misverstand moest uit den weg geruimd worden!
Frans rende het lokaal uit, naar beneden, de gang in. Zijn fiets stond er nog, gelukkig, hij was dus nog niet weg. Achtereenvolgens smeet ze de deuren open van alle klassen; ze vond niemand. Eindelijk duwde ze de deur van de spreekkamer open, die op een kier stond. Zij zag hem voor de boekenkast staan, met het hoofd leunend tegen een der planken. Even kuchte ze en dat geluid deed hem opschrikken. Hij zag nog bleeker dan zooeven en zijn donkere oogen keken haar koel en ernstig aan.
- Mijnheer, begon Frans, maar haar stem beefde zoo, dat ze even moest ophouden.
Zij kneep haar handen stijf in elkaar om de noodige kalmte te krijgen. Twee scherp afgeteekende roode plekken brandden op haar wangen en haar oogen schoten vuur.
- Ik wou u even zeggen, begon ze opnieuw, dat ik niet heb meegedaan aan die Sint-Nicolaasgrap. Ik wil niet, dat u denkt, dat ik er iets mee te maken zou hebben. Er is mij wel gevraagd om mee te doen, maar ik heb nee gezegd. En van het vers wist ik niets en u mag niet denken, dat ik tot zoo iets in staat zou zijn. Het is.... het is....
Ze zweeg plotseling, want ze voelde, dat zij zou gaan huilen, als ze nog één woord probeerde te zeggen; er zat een prop in haar keel, die haar dreigde te verstikken en de tranen prikten achter haar oogen.
Met één stap was hij bij haar.
- Ik dacht het ook niet, Frans, zei hij haar de hand toe- | |
| |
stekend, maar toen jij dat papier nam, nadat ik gezegd had, wie er recht op had het maar nemen moest....
Frans lachte.
- Ik wou het maar eens lezen. Maar toen werd ik zoo woedend, bij de gedachte, dat u mij tot zoo iets in staat zou achten....
- Maar nu is het misverstand toch uit den weg geruimd niet? En we zijn heelemaal niet boos op elkaar?
Ze knikte.
- U moet maar niet boos meer zijn op de anderen ook. Zoo kwaad meenden ze het niet. En, als u vandaag soms dat boek wilt komen brengen, dat u mij beloofde, mag u de Sinterklaascadeautjes zien en borstplaat snoepen.
Hij knikte.
- Afgesproken. Vraag maar belet voor me tegen vanavond. Dan zal ik ook vertellen wat de Sint me gebracht heeft.... behalve het portretlijstje.
|
|