| |
XIX.
Jettie stak voorzichtig haar hoofd om den hoek van Frans' heiligdom. In plaats van te werken, lag Frans languit op de divan, de handen onder het hoofd gevouwen. Zoo lag ze dikwijls, den laatsten tijd. Ze kon zich zoo moe voelen, zoo moe en zonder kracht, dat ze zich maar het liefste liet neervallen.
- Heb je het druk, Frans? vroeg het kleintje, een beetje ondeugend.
- Nee poes, kom maar binnen. Is er wat?
- Jettie knikte gewichtig.
- Ik wou je wat vragen.
- Nou, kom dan gezellig hier zitten. Mogen de anderen het niet weten?
- Later. Zie je, het is zoo. Vanmiddag is er een meneer op school geweest, die ons verteld heeft van een arm ziek meisje, dat niet loopen kan. Ze wordt in een wagentje rondgereden en heeft veel pijn. Maar nu zouden de dokters misschien kunnen maken, dat ze beter wordt. Daarvoor zou ze eerst moeten aansterken, dat ze de operatie verdragen kan en dan weer een heelen zomer naar buiten en dat kost een hoop geld. Nu gaat die mijnheer alle scholen rond om te vragen of de kinderen iets willen maken voor een bazar. Die wordt bij zijn vrouw aan huis gehouden. Zij zorgt ook voor het buffet, zoodat er niets geen kosten bij komen en alles wat bij elkaar gebracht wordt voor het zieke meisje kan worden gebruikt. Nu wou ik natuurlijk ook iets maken.
| |
| |
- Ja, dat begrijp ik, knikte Frans. Praat er eens op teekenles over.
Jettie schudde energiek het donkere kopje.
- Ik kan natuurlijk wel een paar teekeningen sturen, maar dat wou ik niet, ik heb een ander plannetje. Ik wou, dat jij een verhaaltje voor me schreef, Frans, en dan wou ik er plaatjes bij teekenen, mooie gekleurde plaatjes en dan wou ik er een prentenboekje van maken. Toe zeg, doe het, ik zou het zoo leuk vinden, een boekje van jou en mij samen. Je kunt best een mooi verhaaltje schrijven, een sprookje met een prins en een prinses en een fee en dwergen en alles er in.
- Je denkt nogal gunstig over me, lachte Frans, maar hoe moet het dan gedrukt worden, dat kost toch veel te veel geld?
- Nee, dat moet ook niet, dat moet heelemaal niet, verklaarde Jettie. Je schrijft maar met potlood en dan teeken ik het met mooie lettertjes en een groote gekleurde beginletter.
- Maar dat is monnikenwerk! riep Frans.
Jettie knikte.
- Dat is het ook, maar het zal heel mooi worden.
- Hoeveel tijd is er voor? informeerde Frans, nog niet overtuigd.
- O, een zee van tijd. De bazar wordt in het begin van September gehouden, dus we hebben in ieder geval de groote vacantie.
- Ja, dan is het te doen, stemde Frans toe, maar denk er aan lieverd, dat het groote werk op jou neerkomt, ik kan het verhaaltje schrijven en je desnoods nog helpen met het indeelen en uitzoeken van de onderwerpen voor de plaatjes, maar dat is dan ook alles. En je zult er een reuzenwerk aan hebben, kind.
- O, dat kan me niet schelen! riep Jettie. Dat heb ik er best voor over. En ik wou zoo graag, dat het heel mooi werd, Frans, zóó mooi, dat er over gesproken werd.
- Wordt je eerzuchtig poes? vroeg Frans half lachend, met een onderzoekenden blik op Jettie.
Een blos vloog over het donkere gezichtje.
- Een beetje wel, erkende ze eerlijk, maar zie je Frans, ik zou het ook voor mijnheer De Weert zoo prettig vinden, als hij kon merken, dat ik profiteer van de lessen, die hij me geeft. O, je weet niet hoe heerlijk hij me vooruit helpt en hoe dank- | |
| |
baar ik hem ben en ik hoop echt, dat ik later, als ik heelemaal groot ben, iets voor hem zal kunnen doen om te bewijzen hoe ontzettend dankbaar ik hem ben.
- Heelemaal groot, dus een klein beetje groot voel je je nu al, hè? vroeg Frans, den arm om haar zusje heenslaande.
- Ik ben toch ook al twaalf, verdedigde Jettie zich.
- Ja, liefje, maar heb niet te veel haast om groot te zijn, raadde Frans moederlijk, ik geloof niet, dat het altijd prettig is.
- Maar jij zal toch ook èrg, èrg blij zijn als je heelemaal groot bent en kunt doen wat je wilt en niet meer naar die lamme school hoeft om kweekeling te zijn en...
- Oh, ja, natuurlijk, stemde Frans toe, maar haar gezichtje klaarde niet op.
Soms was het net of niets haar kon schelen, of ze er niet eens meer om gaf later een beroemd schrijfster te worden ‘als ze heelemaal groot zou zijn.’
- Wanneer begin je aan het sprookje? vroeg Jettie, die te veel met haar plan was vervuld om op de stemming van haar zusje te letten.
- Zoo gauw mogelijk, morgen als je wilt. Maar laten we eerst vragen wat moeder er van denkt. Doen Jo en Annie ook wat?
- Ja, ze zouden een kleedje of zoo maken. Ga mee, moeder is in de serre.
Jettie zette haar plan uiteen en moeder vond het goed, als het Frans tenminste niet al te veel inspanning zou kosten. Ze zag in den laatsten tijd haar oudste soms met ongerustheid aan, want ze zag wel dat het kind een moeilijken tijd doormaakte. Ook nu bleven haar oogen onderzoekend op het bleeke gezichtje gevestigd, waarin de donkere oogen grooter schenen dan vroeger.
Maar Frans ontweek dien blik en verzekerde haastig, dat het verzinnen van een sprookje volstrekt geen bijzondere inspanning van haar vergde. Ze lag toch zoo lang wakker en...
- Maar waarom zeg je dat dan toch nooit eens kindje? vroeg haar moeder verwijtend. Je behoorde te slapen nog voordat je hoofd het kussen raakt. Ik geloof toch, dat je te veel hooi op je vork neemt en...
- Och nee, moeder, weerde Frans af met een ongeduldige prikkelbaarheid, die haar vroeger vreemd was, je zult zien, met de vacantie komt alles in orde.
| |
| |
Maar moeder zei niets meer, maar beloofde zich zelf, dat Frans volkomen van haar zes weken vacantie zou genieten en dat die niet na drie weken zou worden onderbroken door de verplichting de middagen in de leerschool door te brengen. Zij zou eens met den huisdokter spreken, die zou zeker een attest geven, zonder dat hij zijn geweten in het minst hoefde te bezwaren, het kind zag er slecht uit den laatsten tijd. Met eenige moeite zette mevrouw Hooghwinckel de weinig opgewekte gedachten van zich af.
- Kom Jettie, het is je tijd, kind.
- Hè, waarom moet ik toch altijd nog om negen uur naar bed, bromde Jettie. Toe moeder, laat me opblijven tot half tien, net als Jo en Annie.
- Geen kwestie van. Als ik een verandering maak doe ik er eerder een half uurtje af en stuur je om half negen naar bed. Je hebt je nachtrust veel te noodig.
- Ik ga, maar onder hevig protest, verklaarde Jettie theatraal, terwijl ze naar den uitbouw verdween.
Een oogenblik later werd er gebeld.
- Het is Mies! riep Jo, die bij het raam zat en haastte zich naar de voordeur.
Mies was altijd een welkome verschijning en ze werd ook nu begroet met luid gejuich van de zijde der tweelingen en met oorverdoovend geblaf van de zijde van Piet, die tot aan haar neus sprong om haar eene volgens hondenbegrip waardige ontvangst te bereiden.
- Gezellig, dat je komt, verklaarde Jo, dan kunnen we de revanche-partij dammen, die je me beloofd hebt.
Mies aarzelde even, knikte toen vastbesloten.
- Ja, vooruit dan meer. Alléén maak ik de conditie, dat ik niet langer dan tot half tien speel.
- Natuurlijk, dan moeten we naar bed, Annie en ik.
Mies knikte weer en lachte eens tegen mevrouw en Frans.
- Wat ben jij in je schik, merkte Frans op.
- Ben ik ook.
- Vooruit Mies, jij begint, riep Jo, die de steenen vast op het bord had gezet en ongeduldig was om haar partij te winnen.
Gedwee schoof Mies een witten steen naar voren, maar het
| |
| |
viel Jo niet moeilijk om haar te verslaan, ze had zelden zoo slecht gespeeld als vanavond.
- Kijk toch eens, knorde Jo, nu heb ik het gewonnen met twee dammen en acht steenen. 't Lijkt gewoon nergens naar. Wat mankeert je, dat je zóó slecht oplet?
- Professorale verstrooidheid, verontschuldigde Mies zich, maar ze keek verlegen.
- Weet je wat Annie, schenk jij nu eens een glaasje limonade in, er zijn geloof ik nog biscuits ook en dan gaan jullie naar bed.
- 't Is pas kwart over negen, bromde Jo, die al evenmin lust toonde om naar het klokje van gehoorzaamheid te luisteren, als Jettie een half uur te voren.
- Als je je limonade gedronken hebt is het vijf minuten vóór half tien en als je nu niet zeurt, krijg je die morgenavond met vijf minuten er bij, omdat 't zoo lang licht blijft.
- O, dan wil ik wel dadelijk naar bed gaan, verklaarde Jo bereidwillig, tenminste als de bepaling ook voor Annie geldt. Wil je Annie?
- Tot hoe laat mogen we dan morgen opblijven? informeerde Annie secuur.
- Nu, tot tien minuten voor tien.
- Toe moeder, maak er tien uur van, 't is toch Zaterdag, morgen.
- Goed dan, tien uur, stemde mevrouw toe.
Jo en Annie dronken haar limonade in een enkelen teug op en verdwenen onmiddellijk.
- Ziezoo, Mies, vertel nu maar wat je op je hart hebt, zei mevrouw, zoodra de tweelingen de kamer verlaten hadden. Of is 't alleen maar voor de ooren van Frans bestemd?
- Maar mevrouw, hoe weet u.... begon Mies verbaasd.
- Dat is duidelijk genoeg aan je te merken, kindlief. Daarom stuurde ik de tweelingen zoo gauw weg. 't Is toch niets verdrietigs?
- O nee, mevrouw, integendeel. Ik ben dadelijk hierheen gekomen om het u en Frans te vertellen, toen ik het hoorde. Verbeeld u, Clara gaat hertrouwen.
- Oh! wat prettig, wat gezellig voor haar, riep Frans, met wien Mies en wanneer? en hoe is het gekomen en....
| |
| |
- Ja, waar ze elkaar hebben leeren kennen, weet ik niet precies, bekende Mies. Ik geloof bij een kennis van Clara. Hij kwam wel eens bij ons aan huis, maar toch niet zóóveel, dat het me was opgevallen. Hij was wel altijd bijzonder met Anneke in de weer, bracht telkens als hij kwam wat voor haar mee en bedacht prettige dingen voor haar. Maar nu ja, iedereen is altijd heel lief voor Anneke. En nu vanmiddag, toen ik uit school kwam was hij er en Clara zag er zoo jong en aardig uit en toen vroeg hij ineens of ik nooit naar een broeder verlangd had. Ik zei ‘nee’ en toen trok hij een heel armzalig gezicht en zei, dat ik dan maar langzaam er aan zou moeten wennen een broer te hebben. Natuurlijk begreep ik er eerst niets van, maar Clara heeft het me toen verteld. Hij bleef eten en na het eten zei ze, dat ik maar gauw naar u moest gaan om het te vertellen, zoodat u de eerste bent, die het weet. En morgen komt ze zelf met Anneke.
- Ik ben blij om Clara - en om Anneke, zei mevrouw Hooghwinckel zacht.
- En nu heb je nog niet eens verteld wie die ‘hij’ is en wat hij doet en zoo, verweet Frans. Aldus: jongelui, wie is ‘hij’ en wat weet ge van hem?
Hij heet Victor, Willem, Karei Villefranche d'Abendenon en hij is ingenieur en hij woont op een buiten in Gelderland en ze gaan half Juli trouwen, heel stil, zonder feestelijkheid en als ze op de huwelijksreis zijn ga ik met Anneke daar vast heen en Victor heeft gezegd, dat ik, als ik het gezellig vond, mocht vragen of jij zoolang je vacantie hebt, bij mij komt logeeren Frans.
Mies had dit laatste deel van haar verhaal in één adem verteld, zonder maar een oogenblik op te houden en ze keek nu haar vriendin met schitterende oogen aan.
- Oh, Mies, jullie wordt dus rijk! riep Francis vol blijdschap over het geluk, dat haar vriendin te beurt viel. Nu behoeft Clara geen muzieklessen meer te geven en jij hoeft geen examen te doen en je niet af te beulen op zoon nare school....
Maar Mies viel haar in de rede.
- Nee, Frans, examen doe ik toch, ook al wordt Clara rijk. Ik wil niet van mijn aanstaanden zwager afhankelijk zijn, later.
| |
| |
En dan, je weet wel wat ik mij altijd heb voorgesteld en dat is heelemaal geen ‘afbeulen’ op een nare school, zooals jij het noemt en dat heeft met arm of rijk zijn niets te maken.
Frans keek voor zich. Ze voelde dat Mies gelijk had.
- Je moet er niet boos om zijn Mies, ik wou je niet onaangenaam zijn of je verdriet doen. Het ontviel me, omdat ik.... je hebt.... ik ben....
Ze begon te stotteren en keek even strak het al donker wordende tuintje in, waar een trillend floers scheen te hangen, en barstte plotseling in snikken uit.
- Wat is er Frans? Wat is dat nou? Toe nou, Fransje, ik ben toch heelemaal niet boos, trachtte Mies te troosten, verschrikt over deze huilbui van haar vriendin, die anders zoo moeilijk tot tranen te bewegen was.
Met het hoofd in de handen snikte Frans door. Wanhopig keek Mies mevrouw Hooghwinckel aan. Wat moest daaraan gedaan worden? Mevrouw schonk een glas water in en liet Frans drinken, terwijl ze haar bedarend op den schouder klopte.
- Huil jij maar eens, zei ze met haar kalme, vriendelijke stem. Leg je hoofdje maar tegen moeders schouder en huil maar uit.
Moeder trok haar bij zich als een klein kindje en suste haar met lieve bedarende woordjes, zooals ze deed als de kinderen zich bezeerd hadden, toen ze nog klein waren. Langzamerhand kwam Frans tot bedaren en hielden haar snikken op. Met een bruuske beweging veegde ze haar oogen af.
- Ik kon het niet helpen, moeder, verontschuldigde ze zich, half beschaamd.
- Nee kindje, dat weten we wel. Weet je wat je nu doen moest, bet je oogen en ga Mies een eindje wegbrengen, een loopje zal je opfrisschen en kom dan met de tram terug.
Dat deed Frans en toen ze drie kwartier later weer thuis kwam was ze heelemaal opgeknapt, zóó, dat ze met smaak twee boterhammen at en een glas melk dronk, dat moeder, zooals gewoonlijk, voor haar had klaargezet.
Maar toen ze in bed lag was het haar toch niet mogelijk den slaap te vatten en terwijl ze onrustig heen en weer woelde, bedacht ze, dat het soms toch wel prettig moest zijn om rijk te wezen en je zin te kunnen doen. En hoewel ze zonder eenige
| |
| |
afgunst kon denken aan de nieuwe toekomst, die zich voor Clara opende, overlegde ze, dat het toch soms wel zonderling verdeeld wordt in de wereld.
Mies behoefde nu volstrekt geen onderwijzeres meer te worden, en ze wou het met alle geweld, terwijl zij de helft van haar leven zou willen geven, als ze van die gehate school af kon komen en ze moest.... ze moest
Het begon al licht te worden toen Frans in slaap viel.
|
|