| |
X
Reeds na enkele dagen merkte Frans, dat haar beide nichtjes bijna voortdurend op voet van oorlog leefden. Kibbelpartijen, die soms in hooggaande ruzie oversloegen, stonden dagelijks op het programma. Dan sloeg Ada woedend met de deuren, dat het dreunde door het huis, terwijl Kate met tergende kalmte en een sarrend glimlachje een ijzige onverstoorbaarheid voorwendde.
Soms had Francis lust om voor Ada in de bres te springen, want ze vond Kate een onuitstaanbaar aanstellerig en onaangenaam wicht, maar de gulden stelregel, die thuis heerschte: bemoei je nooit met een twist van derden, als je er niet rechtstreeks in betrokken wordt, deed haar zwijgen.
Haar oom en tante zag ze zelden anders dan bij de maaltijden en dan toonden ze zich heel vriendelijk en een paar malen trok oom zelfs aan haar vlecht en vroeg of hij die als schellekoord mocht hebben.
- Zeg vader, vroeg Ada den vierden dag aan tafel, krijg ik met mijn verjaardag die nieuwe fiets nog?
- Hoe kom je daar zoo bij, informeerde haar vader.
- Wel ik dacht zóó. Als ik hem krijg - en ik krijg hem natùùrlijk - dan zou u hem mij best nu kunnen geven in plaats van over vijf weken en dan zou Frans de mijne kunnen gebruiken. Ik zou zoo graag een paar tochtjes met haar maken.
- Zoo, zou je dat? Ja, maar... e... ik weet niet, of... Francis zal 't misschien niet prettig vinden hier zoo overladen te zijn met dingen die ze thuis niet heeft... en... ne...
Het bloed steeg Frans bij die kwetsende woorden naar het hoofd. Hoe kón oom altijd zoo hatelijk zijn!
- Kom trek het je niet aan, Frans. Vader meent het altijd goed, maar hij is hopeloos onhandig, riep Ada vrij oneerbiedig.
Maar Francis, wie de kleur nog in de wangen brandde, wierp het hoofd in den nek en antwoordde, haar oom vast aanziende:
- U kunt mijn vlecht koopen als schelkoord, oom, tegen betaling van een fiets.
| |
| |
Ze schrok zelf van haar onbeschaamd antwoord, maar tot haar groote verwondering begon oom luid te lachen en riep:
- Je zult die fiets hebben, niet om te gebruiken, maar om te houden, hoor, kleine trotschkop, en ik vraag geen contante betaling, hoewel dat anders de gewoonte is, als je tweedehandsch iets koopt. Mocht je het ooit in je hoofd krijgen om met vliegende manen te gaan loopen, zooals dat dwaze kind daar, dan mag je mij je vlecht sturen, maar eerder niet.
- Ik zal er om denken oom, beloofde Frans lachend.
Zij voelde zich ineens veel meer op haar gemak met den weinig vriendelijken en tactloozen man, dan zij in deze dagen geweest was.
- Vader, kunnen we die fiets voor mij dan dadelijk gaan koopen? drong Ada, die de goede gelegenheid niet wilde laten voorbijgaan. Ik wou dan vanmiddag of vanavond nog een eindje gaan fietsen om te zien wat ik met Frans kan doen.
Haar vader keek op zijn horloge.
- Komaan, een half uurtje kan er wel af. Ik moet om half drie in het weeshuis zijn voor de regentenvergadering en om half vijf heb ik schoolvergadering; als het moet, dan moet het maar dadelijk.
Hij stond op en stapte de deur uit, gevolgd door de beide meisjes. Ada kneep Frans opgewonden in den arm.
- Hij is toch heusch een goeierd, fluisterde zij en Frans knikte.
In de fietsenwinkel mocht Ada zelf de fiets uitzoeken, die ze wilde hebben. Op geld werd blijkbaar niet gelet. En bij de fiets kwamen nog allerlei kleinigheden, een nieuwe lantaarn, een bagagedrager, een slot. Alles kon ze krijgen, nu ze eenmaal in den winkel waren. Eindelijk ontdekte ze een halfopen doos beeldige jersey's met bijpassende mutsen en ze rustte niet, voordat zij er een mocht uitzoeken.
Francis, die maar stilletjes toezag, peinsde, dat het toch wel heel prettig moest zijn om alles te kunnen krijgen, waar je zin in hadt.
Ze hoorde oom zeggen:
- Zou je voor Kate ook niet zoo'n ding (hij meende een jersey) meenemen? Anders is ze weer jaloersch.
- Koop er voor Francis dan ook een, pleitte Ada.
Frans stond op heete kolen. Om zich een houding te geven
| |
| |
stond ze door de winkeldeur in de drukke straat te kijken en deed of ze niets hoorde. Maar ze wist, dat ze, als oom weer een hatelijkheid zei, zooals daar straks, zeker iets heel ergs zou doen.
Maar oom zij niets dan:
- Allá, dan maar. Francis, kind, kom eens hier en zoek zoo'n ding uit met een muts.
Aarzelend kwam ze naderbij. Ze had grooten lust te bedanken, want ze was wat oom gezegd had, een kleine trotschkop. Maar de jersey's zagen er zoo verleidelijk uit, ze zou er nooit een van moeder kunnen krijgen en oom keek haar aan, zoo goedig, alsof hij de leelijke dingen, die hij gezegd had, wilde goed maken. Hij knikte haar toe.
- Kom kind, zoek maar uit, herhaalde hij, 't is je van harte gegund.
Dat besliste. Francis woelde met genot door den hoop kleurige jersey's en bepaalde eindelijk haar keuze op een helder roode. Ada had een felgroene gekozen.
- Wat voor zullen we nu voor Kate kiezen?
- Een lichtblauwe, raadde Frans, of terracotta, dat is de allernieuwste modekleur, dat zal haar pleizier doen.
Dus werd voor Kate een terracotta jersey uitgezocht met matgroene kraag en opslagen en een muts met strepen in die kleuren.
- Werkelijk iets heel aparts, fluisterde de winkeljuffrouw onder het inpakken.
Zij beloofde dat het gekochte binnen een half uur zou worden thuisbezorgd, de fiets ook, verzekerde ze op de extra vraag van Ada. Inderdaad stond de gloednieuwe fiets een uur later in de gang en Ada was bezig de oude na te zien en voor Frans in orde te maken. Ze kwamen tot de gevolgtrekking, dat het zadel en het stuur voor Frans wat hooger gezet moest worden, maar ze konden wel even bij den fietsenman langs rijden, dat was geen bezwaar. Dienzelfden avond na het eten deed Frans met Ada haar eerste fietstochtje. Kate had geen lust om mee te gaan, ze ging met haar nieuwe jersey aan een eindje wandelen.
Dagelijks maakten de beide meisjes nu grootere of kleinere toertjes door de prachtige omstreken van Arnhem, meestal met zijn beiden, want Kate ging liever niet mee. Ze vond er niets
| |
| |
aan, zoo door die bosschen te rijden, beweerde ze. Wat had je daar nu aan!
En Francis en Ada vonden het best, want ze waren ook liever samen. Altijd hadden ze prettige gesprekken op hun tochtjes. Ze vertelden elkaar van school en van haar vriendinnen en vooral van haar toekomstplannen. Francis beloofde Ada, dat zij, als ze eenmaal een beroemde schrijfster was, voor haar een tooneelstuk zou schrijven en Ada, die in vriendelijkheidsbetoon niet achter wilde blijven, beloofde van haar kant, dat zij, als zij voordrachtavonden ging houden, de verzen van Frans zou zeggen en fragmenten uit haar romans voorlezen.
De dagen vlogen om en hoewel Francis veel genoot en geleidelijk aan haar angst voor haar oom en diens stekelige opmerkingen begon te verliezen, omdat ze begon te begrijpen, dat hij het alles goed meende, dacht ze toch met verlangen aan den dag, waarop ze naar huis zou gaan. Een paar maal had ze een brief van moeder gehad en zij had viermaal naar huis geschreven en ze verlangde nu erg naar allemaal, al speet het haar van Ada zoo gauw afscheid te moeten nemen. Die beklaagde zich zeer over het vertrek van haar nichtje en alleen het vooruitzicht, dat ze elkaar in de kerstvacantie weer zouden zien, vermocht haar te troosten.
- En in elk geval vraag ik je toch de volgende vacantie weer, maar dan langer, verklaarde Ada. Ik heb je nu leeren kennen en ik geloof niet dat ik één zoo'n goede vriendin heb als jij.
Den dag vóór Frans' vertrek wilden de meisjes nog eens naar de Westerbouwing fietsen. Kate wilde mee, niettegenstaande Ada verklaarde, dat de helling haar veel te steil zou zijn. Ze vertrokken dus, met haar drieën. Kate was in een plagerige stemming. Ze maakte voortdurend kunsten op haar fiets, reed heel dicht tegen Frans aan, die nog niet volkomen zeker was van haar bewegingen, of weigerde achter te blijven of voor te gaan, als ze moesten uitwijken voor een auto, zoodat Francis zich geen raad wist, omdat haar geen ruimte overbleef. Frans raakte uit haar humeur en werd prikkelbaar en Kate scheen daar plezier in te hebben. De prettige stemming verdween en vrij ontevreden kwamen ze boven aan de Westerbouwing. Het laatste eind van den weg was Frans afgestapt en naast haar fiets gaan loopen, omdat de helling haar te steil was. De meisjes
| |
| |
zochten een tafeltje, dicht bij de balustrade en Frans genoot nog eens van het heerlijke uitzicht over de rivier en trachtte haar ergernis over haar jongste nichtje te boven te komen.
Het lukte haar slecht, want Kathe vermaakte zich juist met eenige laatdunkende opmerkingen aan het adres van een troepje meisjes van de Arnhemsche kweekschool, wier vacantie om was en die nu onder geleide van een paar onderwijzeressen de Westerbouwing bezochten. Hoewel Kate wel zorgde, dat geen enkele van haar stekeligheden rechtstreeks persoonlijk was, voelde Frans toch heel goed, dat elke opmerking eigenlijk op haar sloeg. Ze beet zich op de lippen om niet uit te vallen en probeerde een gesprek met Ada aan te knoopen, die al een paar maal met een: ‘kind, doe toch niet zoo drakerig!’ getracht had haar zusje het zwijgen op te leggen.
Aan het tafeltje naast het hare kwamen een paar jongelui zitten en Kate haalde onmiddellijk een zakspiegeltje uit haar taschje en begon aan haar krullen te trekken, aan haar halskettinkje te draaien en pruilmondjes te trekken, wat haar, naar ze meende, bijzonder flatteerde.
- Kate, ik schaam me over je, riep Ada verontwaardigd.
- Ga gerust je gang en geneer je niet, was het antwoord.
Ze stak het spiegeltje weer in haar taschje, en trok nog eens aan haar jurk, draaide op haar stoel heen en weer en gichelde en lachte zoo aanstellerig, dat Frans zich eindelijk niet meer kon bedwingen en woedend riep:
- Stel je niet zoo aan, kind.
Kate gichelde opnieuw en accepteerde een sigaret, die een van de jongelui haar aanbood.
Francis stond op.
- Ik weet niet wat jij doet, Ada, zei ze verontwaardigd, maar ik ga heen. Ik weet zeker, dat moeder dit nooit goed zou vinden.
- Nou ja, jou moeder, pufte Kate verachtelijk tusschen twee haaltjes aan haar sigaret door. Jou moeder is natuurlijk zoo'n antieke. Dat heb je meer bij die burgermenschen. In onzen stand....
Ziedend van drift vloog Francis op haar nichtje af en gaf haar een klap in het gezicht, die een roode, brandende streep op haar wang achterliet. Toen holde ze weg. Kate begon te
| |
| |
huilen. De beide jongelui, die den haastigen twist gehoord en maar half begrepen hadden, keken verlegen voor zich bij deze onverwachte ontknooping. Ada aarzelde een oogenblik, niet wetend of ze goed deed Kate in deze omstandigheden alleen te laten en holde toen toch Frans achterna. Haastig haalde ze haar fiets uit het rek en toen ze op den weg kwam zag ze Frans als een razende de lange, steile helling af fietsen.
- Dat gaat niet goed, oh, dat gaat niet goed, riep Ada.
Zoo'n vaart op dezen weg, die niet geheel ongevaarlijk was en dan Francis, die nog niet zoo heel vast in haar bewegingen was! Zoo hard ze durfde freewheelde ze de helling af. Ze won op Frans, maar in halen kon ze haar toch niet. Ze trachtte haar toe te schreeuwen, maar haar stem droeg niet zoo ver.
Plotseling zag ze aan het einde van de helling twee auto's die een wedstrijd schenen te houden, van den kant van Oosterbeek naderen. Er bleef geen ruimte om uit te wijken en bovendien reed Francis aan den verkeerden kant van den weg. Een ongeluk kòn niet uitblijven. Frans had veel te veel vaart om van haar fiets te springen. Wat zou er gebeuren?
In ademlooze angst sprong Ada van de fiets. Ze voelde zich flauw en duizelig worden. Daar zag ze hoe Frans zwenkte en met een scherpen hoek den zijweg opreed. Maar ze kon den hoek niet maken en met een desperate beweging stuurde ze, als eenig redmiddel, haar fiets in het prikkeldraad, dat den kant van den weg afsloot.
Een schok, het geluid van scheurend goed, een schrijnende pijn in haar arm.... maar ze stond naast haar fiets, voldoende ongedeerd om de aangerichte schade te overzien. Haar blouse was aan den rechterkant letterlijk van haar lijf gescheurd en hing aan flarden langs haar neer. Langs den rechter bovenarm sijpelde een straaltje bloed, waarvan ze voorloopig nog niet wist, waar het vandaan kwam; ook haar rok vertoonde een groote scheur en de voorband van haar fiets was lek, daar die in zeer nauwe aanraking met het prikkeldraad was gekomen.
Een oogenblik stond ze beteuterd. De seconde daarop was ze woedend. Haar eenige reactie op lichamelijke pijn was boosheid; dat had ze reeds als klein kind gehad en meer dan eens had ze een stoel door de kamer getrapt, omdat zij er zich aan had gestooten. Haar arm deed geducht pijn. Door het venijnige prik- | |
| |
keldraad was het vleesch in een groote scheur opengereten. Ze bette het bloed weg en juist op dit oogenblik naderde Ada van den eenen en een ambulant fotograaf, met iemand, die zijn vrouw of zijn zuster kon zijn, van den anderen kant.
- Oh, Frans, beklaagde Ada en wilde den arm om haar heenslaan, maar Francis draaide zich om.
De juffrouw van den fotograaf kwam dichterbij, want ze rook een ongeval en ze was dol nieuwsgierig uitgevallen.
- De juffrouw schijnt in het prikkeldraad gereden te zijn, merkte ze zeer ter snede op.
- Dat schijnt zoo, bromde Frans.
- De juffrouw moet naar de Westerbouwing terugwandelen, daar hebben ze een verbandkist, raadde de juffrouw aan en haar raad was werkelijk niet onverstandig.
Bij het woord Westerbouwing laaide al Frans' oude woede opnieuw op en vermengde zich met de nieuwe boosheid over het ongeval.
- Ik denk er niet aan, verklaarde ze met oogen, die vonken schenen te schieten.
- Maar de Westerbouwing.... zei de juffrouw.
- Ik denk er niet aan, herhaalde ze stampvoetend.
- 't Zou toch wel verstandig zijn, Frans, maande Ada zacht.
- Ik doe het niet.
- Maar de juffrouw kan zich wel een bloedvergiftiging op het lijf halen, meende de juffrouw van de fotograaf. Want het prikkeldraad is verroest en ijzerroest...
- Och mensch, verroest zelf, riep Francis onhebbelijk en ze pakte haar fiets en wandelde resoluut den weg naar Oosterbeek op, met gescheurde blouse en bloedenden arm, precies alsof er geen menschen op den weg waren om haar aan te gapen.
Wat beteuterd stapte Ada achter haar aan.
- Francis, wat wil je nu? vroeg ze eindelijk zacht. Je kunt zoo toch niet naar Arnhem of zelfs naar Oosterbeek wandelen, dat begrijp je toch wel.
Francis bleef gejaagd doorstappen.
- Toe nou, Frans...
Francis liep wat langzamer en stond toen stil.
- Maar wat moeten we dan? vroeg ze somber.
Ada stond eveneens stil.
| |
[pagina t.o. 80]
[p. t.o. 80] | |
.... en de twee vriendinnen zaten in het nieuw-ingenchte kamertje. (bladz. 85)
| |
| |
- Ja, 'k weet niet, misschien....
Ze stonden voor een klein buitenhuis. Een oude dame, die in den tuin bezig was rozen af te snijden, kwam naar het hek.
- Is er wat gebeurd, meisjes? vroeg ze met een prettige, vriendelijke stem.
- Mijn nichtje is in het prikkeldraad gereden, mevrouw, legde Ada uit. We kunnen moeilijk zoo naar Oosterbeek wandelen.
- Kom even binnen, noodde de oude dame. Dan zullen we trachten raad te schaffen.
Zij bracht de meisjes in een kleine gezellige eetkamer met donkere eikenhouten meubelen en mooi oud porcelein op het buffet.
- Zoo, laten we nu eens kijken, lief kind. Je ziet er nog al sterk beschadigd uit, maar misschien valt het mee. Hoe is je fiets er af gekomen?
- Beter dan ik, mevrouw, alleen de voorband lek, lachte Francis.
Haar slecht humeur was opeens verdwenen.
- Ga maar even mee naar mijn kamer, dan zal ik daar je arm verbinden en...
- Ik wou u vragen, mevrouw, mengde zich Ada in het gesprek, of mijn nichtje hier zou mogen wachten, dan zal ik met de fietsen naar Oosterbeek gaan, daar een blouse voor haar koopen en haar hier komen halen. We wandelen dan naar Oosterbeek en tegen dien tijd is de band wel gerepareerd.
- Laat die fiets maar hier, beste. Mijn zoon, die met vacantie over is, is thuis en hij knapt zulke werkjes altijd zelf op. Ik zal hem vragen den band te herstellen, terwijl wij den arm verbinden. En den gescheurden rok zullen we keurig maken. Scheuren plak ik altijd aan den achterkant met zwart pleister, dat houdt prachtig, veel beter dan stoppen.
Ada stapte nu op haar fiets om een blouse voor Francis te koopen en deze volgde haar gastvrouw naar boven, waar ze haar gescheurde kleeren kon uittrekken en haar arm laten zien.
Toen ze even later uit het raam den tuin in keek, terwijl mevrouw weg was om den rok te plakken, zag ze een donker hoofd over een emmer water gebogen, waarin haar band zwom, als een dikke paling. De reparatie was in vollen gang.
| |
| |
Een uur later kwam Ada terug, ze had in het dorp een aardige blouse bemachtigd van bedrukte voile, met een simpel wit plisseetje aan hals en mouwen. Francis vond ze keurig. De fiets stond al weer kant en klaar tegen het tuinhek en de meisjes reden weg na uitbundige dankbetuigingen aan de lieve oude dame, die haar zoo uit den nood had geholpen. Toen Francis nog eens omzag om te wuiven stonden er twee gestalten haar in het tuintje na te zien, haar beschermvrouwe zooals Francis haar noemde en de amateur-rijwielhersteller. Ze was al te ver weg om de gezichten te onderscheiden, ze zag alleen het grijze en het donkere hoofd in haar richting gewend en twee handen, die vroolijk wuifden.
- Hoe heet die lieve oude schat? informeerde Ada.
- Hemel, dat weet ik niet. Ik heb trouwens mijn naam ook niet gezegd. Geen seconde aan gedacht. Jammer, ik had haar nog wel eens willen bedanken.
- Ja, stom, om daar niet aan te denken.
Ze spraken verder weinig onderweg en reden flink door. Niettegenstaande alle oponthoud waren ze nog vóór etenstijd thuis. Kate's fiets stond in het hok en in de salon zaten tante en Kate, met roode, opgewonden gezichten, maar gezegd werd er niets.
|
|