| |
| |
| |
VIII.
Het was vreemd, maar bij alle sympathie, welke er tusschen Francis en Mies bestond, bleef er toch in haar omgang een zweem van gedwongenheid. Mies kwam vrij druk bij Francis aan huis, om samen te werken of om met de kinderen te spelen. Ze toonde zooveel belangstelling, dat mevrouw haar al gauw aanbood om de lessen, die zij Francis gaf, bij te wonen, dat zou voor Francis ook gezelliger zijn. Mies vond het heerlijk en ze toonde haar dankbaarheid door bloemen mee te brengen, door een pretje te verzinnen voor kleinen Wim, door muziek mee te brengen voor Annie en door allerlei lieve kleine attenties. Maar ze vroeg Francis nooit om eens bij haar te komen. Als ze samen zouden gaan wandelen, richtte ze het altijd zoo in, dat zij haar vriendinnetje kwam halen en als ze eens de duinen in zouden gaan en het te dol geweest zou zijn om eerst dat heele eind terug te loopen, dan kwam ze Frans toch al tegemoet, voordat deze bij haar huis was. Dit ontging haar vriendin niet en Frans zei soms tegen haar moeder:
- Het is precies of Mies bang is, dat ik bij haar binnen zal komen. Het lijkt wel het kasteel van Blauwbaard.
- Heb maar geduld, troostte haar moeder. Alles komt altijd vanzelf in het goede spoor en je moet bedenken, dat Mies natuurlijk niet heelemaal vrij is in huis, omdat ze bij haar zuster woont. Bovendien ken jullie elkaar nog maar zoo kort en niet ieder geeft zich zoo gemakkelijk en zoo geheel als mijn meisje.
Frans haalde de schouders op en vroeg zich soms in stilte af of ze eigenlijk wel ooit geheel vertrouwelijk met haar vriendinnetje zou worden.
Toch zou het blijken, dat haar moeder gelijk had en dat langzaam aan alles wel in het goede spoor kwam.
Het eerste werkelijk vertrouwelijke gesprek, dat de meisjes samen hadden, was naar aanleiding van een paar woorden, die in het vrije kwartier gewisseld waren. Toevallig werd er gesproken over de derde klas, waar een aanvang werd gemaakt met het practisch onderwijs, zoodat de leerlingen dan iederen middag aan een school, waar ze geplaatst werden, moesten leeren les geven.
Francis verklaarde openlijk, dat ze zich niets ergers kon voor- | |
| |
stellen, dan aan een troep kleine, vuile kinderen te moeten leeren van aap, noot, mies.
- Wat doe je dan eigenlijk hier? vroeg een van de veteranen vrij vinnig en Francis haalde de schouders op met een veelzeggend:
- Als ik dat zelf wist.
Onder het naar huis gaan kwam Mies op dit gesprek terug.
- Zeg Frans, overdreef je nu van morgen of lijkt het je werkelijk zoo verschrikkelijk om les te geven?
- Neen, ik meende het, bekende Francis. Zie je, ik weet wel, dat je heel veel moois kunt zeggen over de verheven taak van kleine kinderen te ontwikkelen en al zulke fraaiigheden meer, maar ik voel werkelijk niet de minste roeping voor zoo'n verheven taak. Ik voel me alleen maar met klein grut op mijn gemak als ik er mee spelen kan, maar om ze te gaan leeren van aap, noot, mies, nee, dat laat ik graag aan anderen over.
- Maar je helpt Jo en Annie toch altijd met hun werk en Jettie is wanhopend als je haar taal niet hebt nagezien.
- Nou ja, goed, maar dat zijn kinderen, die tenminste wat begrijpen, als je ze iets uitlegt en ze zijn niet vies en.... en.... het is ànders, besloot ze met nadruk. -
Mies lachte.
- Ik geloof eigenlijk, dat je dan maar moest zien aan een deftige meisjesschool te komen, als dat je groote bezwaar is.
- Om me door een stel nare wichten te laten plagen! riep Frans verschrikt. Nee, dat alsjeblieft niet. Heusch, ik deug niet voor schooljuffrouw, in welken vorm dan ook. Ik moet en ik wil een anderen weg uit en ik zàl.
Mies keek haar eens van terzijde aan en zag het vastberaden gezichtje met den fijnen, gevoeligen mond en de schitterende oogen.
Ja, ze zou, dat voelde Mies heel goed.
- En jij, begon Francis weer, lijkt het jou dan werkelijk prettig om je voor een troep domme, vervelende kinderen uit te sloven?
- Misschien, begon Mies peinzend, zou ik er ook over denken, als ik geen reden had... ik bedoel, als ik niet had leeren zien hoe je kinderen kunt voorthelpen, die anders misschien ongelukkige stumperds zouden blijven. Voor een gewone klas staan,
| |
| |
een bende oproerige, lastige kinderen in bedwang houden van negen tot twaalf en van twee tot vier, zou ik ook niet graag willen, evenmin als jij, maar het lijkt me heerlijk iets te kunnen zijn, voor kinderen, die op de een of andere manier misdeeld zijn en die je kunt voorthelpen en die van je gaan houden en aanhankelijk zijn.
Francis keek haar vriendinnetje met eenige bewondering aan.
- Ja, zie je, zoo heb ik er nooit over gedacht en dan kan het ook wel heel mooi zijn, maar ik weet zeker, dat ik het nooit zoo zou kunnen opvatten; daar ben ik veel te egoïst voor.
- Ja maar, ik zou het ook zoo niet zien, als ik niet.... Ga mee naar binnen Frans, dan zal je weten waarom.
Ze stonden voor het huis, waar Mies woonde en Frans volgde verwonderd haar vriendinnetje de hooge stoep op van de portiekwoning.
- Wat grappig en gezellig, merkte Frans op, toen ze nog een tweede trap waren opgegaan en in de kleine hal van de étage-woning stonden.
Mies knikte zwijgend en deed een deur open. Ze wenkte Francis om binnen te gaan. Het was een groote, zonnige voorkamer, waar ze nu stond, die tot huiskamer was ingericht. In een diepen, gemakkelijken leunstoel zat een jonge vrouw en Francis begreep, dat dit de zuster van Mies was, Clara, van wie ze altijd vertelde en die blijkbaar een heel groote plaats in haar hart had. Voor het raam, aan een laag tafeltje zat een klein blond meisje met een blokkendoos te spelen. Ze leek een jaar of vier. Zoodra de meisjes binnenkwamen sprong ze op uit haar kleine stoeltje en stak een handje naar Francis uit, voordat deze tijd had om Mies' zuster te groeten.
- Wie ben jij? vroeg ze met een doordringend stemmetje.
Frans pakte het uitgestrekte pootje beet en antwoordde:
- Ik ben Frans en wie ben jij, kleintje?
- Ik ben Anneke.
- Dag Frans, zal ik maar zeggen, viel nu Clara in, voordat Francis iets had kunnen zeggen. Ik ben blij je eens te ontmoeten. Mies heeft me zooveel van je verteld. Ze had je al eens eerder moeten meebrengen.
- Clara.... begon Mies met een kleur als vuur.
- Ik weet het wel kindje, het was niet, omdat je ongastvrij
| |
| |
was, maar je bent wel een beetje heel terughoudend, soms. Je moet niet zoo bang zijn. Ik weet zeker, dat Frans straks alles wel begrijpen zal.
- Ik zal je alles vertellen, beloofde Mies nu haar vriendin, die van dit heele gesprek natuurlijk geen woord begreep en juist bedacht, dat als die twee samen Latijn gesproken hadden, het niet onverstaanbaarder had kunnen zijn.
- Ik zal je ook vertellen, waarom ik niet durfde....
- Ga zitten, Frans, noodigde nu Clara, dan zal ik thee gaan zetten en dan kan Mies wat met je praten. Gaat Anneke mee theewater opzetten?
- Ik blijf bij de visite, verklaarde het kind nadrukkelijk, elk woordje zorgvuldig uitsprekend. Ze kroop dicht tegen Frans aan en sloeg een armpje om haar hals.
Het meisje beschouwde haar aandachtig. Was dit werkelijk een kind van negen jaar? Ze was zeker niet grooter dan Wim, die vijf was en ook in haar spreken en bewegen leek ze een klein kind. Het gezichtje was blank en blozend, als van een flinke gezonde baby, maar er was in de oogen een onrustige, zwervende uitdrukking, die men niet bij andere kinderen vindt.
En plotseling begreep het meisje. Ze begreep ook de terughoudendheid van haar vriendinnetje, haar haastig afleiden van het gesprek, als er over haar nichtje gesproken werd. Groote tranen welden in haar oogen op. Ze wendde het hoofd wat af, maar Mies zag het.
- Je moet niet huilen, Frans, zei ze zacht. Ik zal je vertellen, waarom ik je eerst nooit hier wou vragen. Anneke, toe ga jij mamma nu eens helpen thee zetten, dan mag je straks weer hier komen.
- Mag ik dan op schoot zitten?
- Ik weet beter, ik zal na het eten halma met je spelen.
Ze klapte in haar mollige handjes.
- O, heerlijk, halma, dan win ik het. Zeg, mamma moeder, riep ze, hollend naar de keuken, waar haar moeder bezig was, ik speel vanavond halma!
Mies lachte eens even en zei toen:
- Zie je Frans, Anneke is niet als andere kinderen en ze zal ook altijd anders blijven. Het was eerst vreeselijk voor Clara, maar nu heeft ze er in berust en we hebben samen afgesproken,
| |
| |
Anneke's leventje zoo goed mogelijk en zoo prettig mogelijk te maken. Er zal altijd iemand voor haar moeten zorgen en we moeten natuurlijk probeeren haar zoo min mogelijk te laten voelen, dat ze anders is.
We leeren haar wat we kunnen: lezen, spelletjes doen, een beetje schrijven. En ze is heel muzikaal. Dat is voor Clara tenminste één troost. Ze zingt allerlei leuke versjes, ze leest heel gemakkelijk boekjes en ze is den heelen dag vroolijk en prettig. Zingende wordt ze wakker en zingende gaat ze naar bed. Ze heeft een pracht-humeurtje, ik wou dat ik altijd zoo goed gestemd was, besloot Mies peinzend.
Stil zat Francis voor zich uit te kijken. Dit was zoo iets heel vreemds voor haar, iets waarover ze nooit had nagedacht, zich nooit rekenschap had gegeven. Ze bedacht, hoe vreeselijk ze het zou vinden, als zoo'n lot een van haar zusjes had getroffen.
- En wil je nu examen doen om.... om kinderen, die.... ik bedoel kinderen als Anneke, les te geven?
Mies knikte.
- Het lijkt me zoo mooi en ook zoo prettig om juist zulke kinderen iets te leeren. Ik geloof dat ze veel dankbaarder zijn voor wat je voor ze doet, dan andere. En zie je, ik zou nooit iets willen worden, waarbij ik niet tegelijk Anneke helpen kon. En ik geloof, dat het alleen mogelijk zal zijn, als ik onderwijzeres word.
Er lag een heel nieuwe genegenheid en ook warme bewondering in den blik waarmee Frans haar vriendinnetje aankeek. Ze vond zich zelf bij oogenblikken nog wel eens misdeeld en achtergesteld, omdat ze op de kweekschool moest gaan in plaats van op het gym, maar wat stond Mies dan toch voor oneindig zwaarder toekomst dan zij en wat was ze onzelfzuchtig en goed, zonder eigenlijk ooit iets te uiten van wat er binnen in haar omging. Nooit had ze zich eens laten gaan, zooals ze nu deed en voor dit plotseling geschonken vertrouwen was Frans dankbaar.
- Zeg Mies, maar waarom wilde je nooit, dat ik hier bij je thuis zou komen? vroeg ze na een oogenblik van stilte.
Ze durfde dit te vragen, omdat ze gemerkt had, dat Clara het hierin niet met haar zusje eens was.
Mies haalde de schouders op.
| |
| |
- Het lijkt me nu zelf wel een beetje zot, bekende ze. Je moet er niet boos om worden, Frans, want het is eigenlijk niet erg mooi, maar zie je, ik heb ééns iets heel naars gehad met een vriendinnetje waar ik nogal druk mee omging. Je begrijpt, we kunnen niet altijd doen wat we willen, Clara en ik. Een van ons moet altijd voor Anneke zorgen, want Clara wil haar natuurlijk niet aan het dagmeisje overlaten. Nu, toen had ik eens op een middag met mijn vriendinnetje afgesproken om te gaan wandelen. Maar Clara moest dien middag een les verzetten. Ik nam Anneke toen mee. Maar onderweg merkte ik dat Bé er dood gegeneerd over was om met Anneke te loopen, die op straat soms wel eens de aandacht trekt. Ik heb gezegd, dat ze maar in een tram moest gaan en 's avonds heb ik haar een brief geschreven om haar te zeggen, dat ze te weinig bij ons paste, om veel met haar te kunnen omgaan. Later hoorde ik, dat ze op school heel leelijke dingen over Anneke gezegd had. En toen heb ik me voorgenomen om in het vervolg zulke dingen te vermijden en....
- O, maar Mies, je denkt toch niet, dat ik.... riep Frans spontaan.
- Nee, nu niet meer, antwoordde Mies en ze liet er op volgen: en Clara zal het heerlijk vinden, als er iemand bij komt, die van Anneke houdt.
Op dit oogenblik kwam Clara met het theeblad binnen. Achter haar liep Anneke die voorzichtig in twee handjes een schaaltje beschuitjes droeg.
- Ziezoo, nu mag jij beschuitjes presenteeren en dan zal ik een kopje thee schenken, zei Clara opgewekt.
- En dan mag ik op schoot zitten, Mies heeft 't beloofd, riep 't kind.
- Wil je op mijn schoot zitten? bood Frans aan.
Hè ja!
Ze klauterde op Frans' knieën en nestelde zich vertrouwelijk tegen haar aan. Frans sloot de armen om haar heen en boog haar donkere hoofdje over de blonde krullen. Toen ze weer opkeek waren haar oogen helder.
- Mevrouw, vroeg ze bij het weggaan, mag ik eens met Anneke komen spelen?
- Zeg jij maar gerust Clara en kom maar net zoo dikwijls
| |
| |
hier als je zelf lust hebt, antwoordde deze hartelijk. Mies heeft heusch wel eens een vriendin noodig en zóó zal ze het zeker prettig vinden.
Den weg naar huis legde Frans voor een groot gedeelte hollende af, want het was heel laat geworden en ze had er thuis niets van gezegd, dat ze met Mies mee zou gaan. En ze had haast om alles van dezen middag aan moeder te vertellen en er met haar over te praten, want het bezoek had een diepen indruk op haar gemaakt. Ze voelde, dat er nu tusschen haar en Mies iets gekomen was, dat haar dichter bijeen zou brengen en haar omgang maken tot iets duurzamers dan een gewone schoolmeisjesvriendschap .
- Wat ben je laat, begroette Jo haar aan de deur. En er is een brief voor je gekomen met de post van vijf uur. Een brief van oom Scheffer.
- Wat stond er in? informeerde Frans haastig. Ze kon zich weinig prettigs van een schrijven van haar voogd voorstellen.
- Hoe kan ik dat weten? Ik zeg toch, dat het een brief voor jou is. Hij staat op de piano.
- Waar is moeder?
- In de huiskamer. Bijna ongerust over haar dochter, die zoo lang weg bleef. Waar ben je geweest?
- Bij Mies. Ik zal 't straks wel vertellen. Dag moeder, dag jongens. Moes, wat schrijft oom?
- Ik weet het niet kindje, ik heb geen brief ontvangen, er is alleen een voor jou.
Haastig nam Francis den brief van de piano. Onder het lezen wisselden verschillende uitdrukkingen op haar gezicht. Eindelijk gooide ze den brief haar moeder in de schoot.
- 't Is idioot, ze vragen me de laatste veertien dagen van de groote vacantie te logeeren.
- Wat overkomt ze nu? merkte Jo op. Die eer hebben ze ons nog nooit aangedaan.
- Oom schijnt bijzonder met je ingenomen, zei haar moeder op eenigszins twijfelachtigen toon.
- Of hij vindt, dat hij iets aan je heeft goed te maken, meende Jettie, die haar huiswerk zat te maken, even van haar boek opziende.
- Nou, maar ik heb er niets geen zin in, verklaarde Frans.
| |
| |
Wat moet ik er in vredesnaam gaan doen!
Haar moeder lachte.
- Je vindt 't misschien niet vriendelijk van me, maar ik zou je dolgraag een paar dagen kwijt zijn. En 't is ook wel goed voor je eens in een andere omgeving te zijn.
Frans zag haar moeder verwonderd aan.
- Wat is dat? Waarom moet ik een paar dagen weg?
- Ja, waarom? bromde Jettie theatraal met een grafstem.
- 't Zou de zaak wel aanzienlijk vergemakkelijken, meende Jo.
- 't Komt als een wenk uit den hemel, onderstreepte Annie.
- Maar waar praat jullie toch over? Ik ontplof bijna van nieuwsgierigheid. Wat is er aan de hand?
- Drie vingers, een pink en een duim, riep Wim, die dit grapje pas had gehoord en het prachtig vond.
- Toe, zeg nu eens wat, bedelde Frans.
- Het eten is klaar.
- Nee, ik bedoel, waarom jullie me weg wilt hebben. Ik ben nog lang niet jarig, dus daar kan het niet mee in verband staan.
- Moeder heeft het toch al gezegd. Je hebt verandering van omgeving noodig.
- Je moet bij oom Scheffer manieren leeren.
- En als ik bedank voor de uitnoodiging? vroeg Frans uitdagend.
- Dan moet je zelf de gevolgen maar dragen, zei Jo somber.
- Nee maar moeder, heusch, ik heb zin om ‘dank u voor de invitatie’ te zeggen.
- Ik zou het niet doen, raadde haar moeder. Oom denkt je natuurlijk een groot pleizier te doen....
- Stel je voor, bromde Jo.
- .... en hij zou het onvriendelijk vinden, als je bedankte. Je weet de familie in Arnhem is vrij kwalijknemend en ze zouden het mij aanwrijven.
- Ja, als het zóó is... weifelde Frans.
- Laat me den brief eens lezen, verzocht haar moeder.
- Frans haalde hem weer te voorschijn uit de prullemand, waar ze hem al verontwaardigd is gesmeten had.
- Ik vind werkelijk, dat je het moet aannemen, kindlief, zei haar moeder na zorgvuldige lezing. Ze willen je werkelijk genoegen doen en het zou heel onvriendelijk zijn hen teleur te
| |
| |
stellen. Bovendien is het best mogelijk, dat het een heel genoegelijk uitstapje voor je wordt.
Frans trok een gezicht maar zei verder niets.
- Vertel nu eens waar je zoo laat vandaan kwam, wou Jettie weten.
Frans vertelde van haar bezoek en van Anneke.
Met groote oogen luisterde Jettie toe en op haar bewogen gezichtje volgden de indrukken, die het verhaal van haar zusje maakten elkaar snel op.
- Het is een schat van een kind, besloot Frans, als je haar leeftijd maar vergeet, merk je eigenlijk niets bijzonders aan haar.
- Zou ze met andere kinderen kunnen spelen? vroeg haar moeder. Zoo'n kindje moet toch een heel afgezonderd leven hebben, dunkt me.
- Ik weet het niet, antwoordde Francis, misschien zou het gaan, onder toezicht natuurlijk. Mies vertelde, dat ze haar allerlei spelletjes leeren.
- Je moet haar eens hier vragen op een Woensdagmiddag samen met Mies. Wie weet of dat niet een prettige afleiding voor haar is.
Frans knikte haar moeder toe en nam zich voor zoo gauw mogelijk een afspraak met Mies te maken. Het leek haar een prettige gedachte, dat het kindje van Clara niet uitgesloten zou worden, maar mee worden opgenomen in hun kring.
|
|