| |
VI.
Jettie's verjaardag naderde snel. lederen dag werd het kind meer opgewonden; het was, alsof ze er een voorgevoel van had, dat ze ditmaal een bijzonder prettigen verjaardag zou hebben. Er waren geheimzinnige besprekingen tusschen haar zusjes, waar zij niet bij mocht zijn en waaraan zelfs kleine Wim mocht deel- | |
| |
nemen. Hij kwam dan na afloop van de vergadering te voorschijn met een allergeheimzinnigst gezicht en zijn handje stijf voor zijn mond gedrukt.
Francis had tegen de anderen niet gezegd wat ze Jettie wilde geven. Wel had ze verteld, dat ze een deel van het geld van oom Scheffer wilde besteden aan een cadeautje voor haar zusje en edelmoedig had ze daarbij aangeboden om het sommetje, dat ze al voor Jetties' verjaardag had opgespaard, tusschen de anderen te verdeelen.
Dit aanbod kwam vooral kleinen Wim ten goede, die met heel veel moeite kans had gezien om bij de twintig cent, die zijn heele kapitaal uitmaakten, er nog vijf bij te sparen, zoodat hij in het bezit van een kwartje was. Hij kreeg er nu van Francis nog een gulden bij, want de anderen hadden goedgevonden, dat hij het grootste deel van het onverwachte buitenkansje zou hebben en hij meende nu wel de prachtigste dingen voor zijn zusje te kunnen koopen.
Een paar dagen vóór het feest zouden ze om beurten met moeder naar de stad gaan om de cadeautjes te koopen, want, hoewel mevrouw Hooghwinckel haar kinderen graag alle vrijheid liet in de keuze der geschenkjes, wilde ze hen toch met haar raad helpen om te voorkomen, dat het geld aan ‘klungels’ werd uitgegeven. Dat was zonde in dezen duren tijd, vond ze.
Op den morgen van haar verjaardag werd Jettie al heel in de vroegte wakker. Zij kon haast niet stil in bed blijven van opgewondenheid. Kleine Wim sliep nog. Door het dunne beschot heen kon ze het kleine, vinnige wekkertje in Moeders kamer hooren tikken. Hoe laat zou het zijn? Zes uur of half zeven of misschien nog veel vroeger? Ze had er geen flauw idee van. Opstaan en in de huiskamer op de pendule gaan kijken? Neen toch maar niet. Nog maar even blijven liggen. Misschien kon ze straks wel ergens een klok hooren slaan. Het was zoo stil.
Maar ze hoorde niets, tot plotseling, onverwacht, de deur van moeders kamer zachtjes kraakte. Wim werd nu ook wakker en ging dadelijk, goed uitgeslapen, overeind in zijn bedje zitten, terwijl hij met zijn handje onder zijn kussen begon te zoeken naar het cadeautje voor Jettie, dat hij met geweld daar had willen bewaren.
| |
| |
Moeder keek om den hoek van de deur.
- Al wakker, jarige meid? Sta maar gauw op, je zult toch wel geen zin meer hebben om te slapen, al is het ook nog erg vroeg.
Met een sprong was Jettie haar bed uit. Ze liep naar haar moeder toe, die haar dochtertje in beide armen opving.
- Hartelijk gefeliciteerd lieveling, met je tienden verjaardag, zei ze, terwijl ze Jettie op beide wangen kuste. Hier is een cadeautje voor je.
Ongeduldig plukte Jettie aan het touwtje van het groote, platte pak en wikkelde een mooi gebonden boek uit het bruine papier.
- De Elfenkoningin, las ze langzaam en sloeg toen vlug het boek open om de prachtige gekleurde platen te zien. O moes, wat heerlijk, dat ik dat gekregen heb, en dat was nu juist het liefste boek dat ik wou hebben. Dank je wel, hoor moesje.
Ze kuste haar moeder onstuimig, maar het duurde Wim te lang. Hij stond van ongeduld in zijn bed te dansen.
- Nou ik, nou ik, nou is het mijn beurt, kom hier, Jettie, nou ik.
Jettie ging naar hem toe.
- Wel gefeliciteerd, Jettie, met je verjaardag en dit is mijn cadeautje.
Dank je wel, hoor schat. Ik zal eens gauw kijken, wat er in dat prachtige pakje van jou zit.
Het was werkelijk een bijzonder prachtig pakje, want de kleine baas had zijn geschenkje in een van de kleurige velletjes papier van zijn fröbeldoos gewikkeld en met een gouden koordje dicht gebonden.
- Zal je 't mooie touwtje niet doorknippen? vroeg hij bezorgd. Want dat wou ik zoo graag terughebben, weet je.
- Nee hoor, kijk, ik trek het strikje los. Zoo, nu is het touwtje weer voor jou.
Jettie maakte het pakje verder open en bekeek met de ver eischte aandacht het doosje pastel, dat hij haar gegeven had, een klein doosje, van een goed merk.
- Daar ben ik héél blij mee, Wim, heel erg blij. Daarmee ga ik morgen dadelijk teekenen.
De kleine kerel keek haar tevreden aan.
| |
| |
Ik dacht, dat je liever een groote doos wou hebben, vertelde hij vertrouwelijk, maar moes zei, dat deze beter waren en dat je ze liever zou hebben dan die andere. Ze zijn héél duur.
- Ja, dat kan ik wel zien. Je bent een schat en ik ben er heusch erg blij mee, verzekerde Jettie nog eens en ze pakte haar broertje eens stevig.
Nu klonk er boven ook gestommel en een stem riep uit de opening van het kleine kronkeltrapje:
- Kom eens gauw boven, klein feestvarkentje.
- Mag ik zóó, Moes? vroeg Jettie met een blik op haar nachtpon en haar bloote voetjes. Ze had zich nog geen tijd gegund om zelfs maar haar kousen aan te trekken en moeder was heel stipt op die dingen en wilde nooit, dat de kinderen ongekleed door het huis liepen.
- Vandaag mag alles, zei Moeder lachend, met een knikje en Jettie rende naar boven.
Op de trap hoorde ze Jo zeggen:
- Eerst wij, hè Frans, anders valt het onze tegen.
Meteen viel Jettie de kamer binnen als een bom.
Plechtig kwam Jo naar haar toe:
- Geliefde zuster, begon ze zalvend, op hoogdravenden toon, het is ons een eer en een voorrecht u te mogen gelukwenschen met dezen, uwen tienden geboortedag. Wij hopen en wenschen...
- Toe Jo, schiet een beetje op, maande Annie, die ongeduldig begon te worden.
- Nou goed dan, zei Jo, plotseling in haar gewonen spreektoon overgaande. Alles goeds, hoor kind en hier heb je wat van me. Het was het beste, wat ik voor je kon verzinnen.
Jettie maakte het pakje open en haalde een nette teekendoos te voorschijn met houtskool, zwart krijt, een doezelaar, veer, vlakgom en alles wat er verder in behoorde.
- Dit is van mij, bood Annie haar gave aan.
- Een schetsboek, o wat gezellig, jullie bezorgt me een heele uitrusting. Dank je wel hoor, allebei.
- Hier is mijn cadeautje, Jet, zei nu Francis, een beetje onzeker, terwijl ze de hand naar haar zusje uitstak. Ik wou je iets geven, dat je echt vooruit kon helpen. Ik wou... ik wou je laten zien, dat je, als je een bepaalden kant op wilt, altijd op mij zult kunnen rekenen, dat je... nou ja, viel ze zichzelf bruusk in
| |
| |
de rede, veel geluk hoor, het allerbeste en pak nou maar aan.
Een beetje verwonderd had Jettie haar oudste zuster aangekeken. Brandend van nieuwsgierigheid was ze naar wat er in dat pak zat, dat haar werd overgereikt. Zenuwachtig peuterde en rukte ze aan het touwtje.
- Hier is een schaartje, knip het maar door, hielp Jo haar.
Het bruine papier viel er af. Twee pakjes bleken het nu. Het eene bevatte penseelen van verschillende dikte, het andere was nog weer afzonderlijk ingepakt en voelde hard aan. Bevend van opwinding scheurde Jettie het laatste papier af.
- O!! O!!
Ze gilde het uit, zweeg toen en staarde verrukt op de prachtige verfdoos, die er zoo flink en deugdelijk uitzag en die, het was duidelijk, niet afkomstig was uit een of anderen speelgoedwinkel, maar uit een zaak van schildersbenoodigdheden.
- Maar hier kan ik ècht wat mee doen, schreeuwde ze eindelijk tot Francis, die haar met een vreemde ontroering stond aan te zien.
- Dat is ook juist de bedoeling, lieverd, antwoordde deze zacht.
Jettie vloog Francis om den hals.
- Dank je, dank je, ik ben er zoo blij mee, zóó blij...
Ze snikte plotseling en drukte haar kopje tegen Francis' schouder.
- Lieve goeie Frans.
En even, in die enkele seconden, voelden die twee, niettegenstaande het verschil van vier jaar, dat op dien leeftijd zoo zwaar weegt, dat zij bij elkaar hoorden, dat ze elkaar begrepen, dat ze zusters waren in den allerhoogsten zin van het woord.
Heel even was het maar. Toen duwde Francis haar zusje zachtjes weg.
- Kom prul, ik ben blij, dat 't zoo naar je zin is. Ga je nu vlug aankleeden, Jo en Ans zijn al haast klaar, ik zal ook gauw voortmaken.
Ze sprak snel en luid, alles inspannend om haar bewogenheid, die haar bijna te machtig werd, te beheerschen, doodsbang, dat ze door de twee anderen voor sentimenteel zou worden uitgemaakt.
Jettie pakte haar schatten bijeen en daalde er voorzichtig het
| |
| |
nauwe trapje mee af. Haar zusjes hoorden hoe ze beneden druk praatte en opgewonden heen en weer liep.
Tonia, het veertienjarige kind, dat moeder in de huishouding hielp, kwam een kwartier vroeger dan anders. Ze droeg een pakje en een groote bos bonte voorjaarsbloemen.
- Ik feliciteer je wel, Jetje, en ik heb een kleinigheid voor je meegebracht. De bloemen zijn van moeder, uit ons tuintje.
- Dank je wel, Tonia. Wat een prachtige bloemen. Ik zal ze dadelijk in het water zetten. Zal je je moeder ook bedanken? En nu 't pakje. O, wat een lief kopje en schoteltje! Daar ga ik geregeld uit drinken. Moeder mag ik er vanmorgen al dadelijk thee in hebben?
- Dan zal ik het gauw even omwasschen, zei Tonia gedienstig, verrukt over de waardeering, waarmee haar geschenk werd ontvangen.
Een minuut later kwam zij met het schoone kopje en schoteltje terug en werd door mevrouw, gelijk met de kinderen, getracteerd op een kopje thee met een beschuit.
Toen moesten ze vlug ontbijten, want het had er allen schijn van alsof ze, terwijl ieder toch zoo vroeg op was geweest, toch later klaar zouden zijn dan anders en Jettie sprong letterlijk van ongeduld om naar school te gaan.
- Vindt je het nu werkelijk niet prettig om een paar meisjes te vragen, vanmiddag, Jettie? vroeg mevrouw aan het ontbijt.
Het onderwerp was al meer besproken en Jettie had gezegd, dat ze liever niemand met haar verjaardag vragen wou. Het kind haalde ook nu haar schouders op.
- Och, ik weet eigenlijk heelemaal niet wie ik er nu wel graag bij zou willen hebben. We zijn immers veel te gezellig onder elkaar.
- Wat ben jij toch een rare, vond Jo. Ik wou, dat moeder het mij aanbood. Zeg, moes, als ik nu eens heel erg allerverschrikkelijkst braaf ben, mag ik dan met mijn verjaardag eens een partijtje geven, een echt partijtje?
Mevrouw Hooghwinckel lachte.
- Misschien hoor, beloven doe ik nog niets; jou verjaardag ligt nog in een veel te ver verschiet. Maar wil jij nu heusch geen visite hebben, Jetteke?
- Nee moes, werkelijk liever niet. Als ik vanmorgen op school
| |
| |
mag tracteeren, dan graag, maar vragen doe ik liever niemand.
- Goed, kindje, zooals je wilt. 't Is jou feestje en je moogt 't hebben, zoo als je het zelf het prettigst vind.
Jettie keek verlicht. Zij had een hekel aan kinderpartijtjes en aan veel menschen om zich heen. Ook op school hield ze zich altijd wat afgezonderd en de meeste kinderen vonden haar menschenschuw. Maar omdat zij een heel goed hartje had en steeds bereid was anderen te helpen, ook zonder dat het haar gevraagd werd, hield toch ieder van haar. Maar zij hadden al spoedig geleerd Jettie met rust en alleen te laten, zoodra ze merkten, dat hun gezelschap niet verlangd werd en het kleine ding had een zeer duidelijke manier om dat iemand, die het soms niet begrijpen mocht, aan het verstand te brengen.
De onderwijzeres uit haar klas, die soms verklaarde, ‘dat ze aan dat kind geen touw kon vastknoopen,’ had wel eens met de directrice gesproken over Jettie's eenzelvigheid. Deze had de schouders opgehaald met de woorden: 't kind is wel wat zonderling; ze kan je soms aankijken met een paar oogen, die door je heen schijnen te gaan, terwijl ze je in werkelijkheid nauwelijks ziet, maar ze heeft een goed karakter en ze is geen slechte leerling. Ik zou haar maar geen gezelschap en geen kameraadjes opdringen, al ze dat niet wenscht. Als ze grooter is, zal ze waarschijnlijk vanzelf wel wat minder schuw worden. Met haar groote bruine oogen en haar schuwe beweginkjes doet ze me soms aan een eekhoorn denken.
De onderwijzeres vond die vergelijking aardig en juist en ze herhaalde ze tegen een collega, toevallig op het oogenblik, dat er een meisje uit Jettie's klas voorbijging. Het kind ving het woord op en bracht het aan haar vriendinnetjes over en sedert dien dag droeg Jettie op school den naam van Eekhoorntje. Zij werd er in het minst niet boos om.
Dezen morgen van haar verjaardag werd ze voor de schooldeur reeds opgewacht door haar klasgenootjes en met luid gejuich begroet. Het was altijd een gebeurtenis, als er iemand jarig was.
- Zeg, Eekhoorn, wel gefeliciteerd met je verjaardag, hoor.
- Jettie, hartelijk geluk gewenscht en een klein cadeautje voor je.
- Van mij ook, Jet.
- Van mij ook.
| |
| |
Jettie had geen handen genoeg om de gelukwenschen en de kleine attenties, waarmee haar schoolkameraadjes haar bedacht hadden, in ontvangst te nemen. Van alle kinderen kreeg ze iets, van de één een plak chocolade, van een ander een klein glazen katje om op haar kastje te zetten, van een derde een pennehouder, gemaakt uit de pen van een stekelvarken, dat haar vader zelf op een jacht in het buitenland had buitgemaakt, van Mies van Manen een eigengeborduurd zakdoekje en van Emma Bergsma, het zusje van Justine, Francis' vriendinnetje, een aardige broche.
De kleine jarige werd verlegen onder al die attenties en kreeg een kleur als vuur.
- Dan je wel, dank je allemaal wel, hoor, zei ze zacht. Het is vreeselijk lief van jullie.
- Vertel nu eens gauw wat je thuis gekregen hebt.
- Zeker erg veel, hè, want je bent immers tien en dat is een kroonjaar.
- Ja, ik heb een prachtigen verjaardag, antwoordde Jettie dankbaar en ze begon haastig op te noemen.
- Een boek met gekleurde platen, van moeder.
- Hoe heet het?
- De Elfenkoningin. Van Frans een verfdoos. Zoo'n mooie, met tubes verf. En ook nog allerlei penseelen. Gewoon prachtig. Van Jo een teekendoos, met houtskool en zwart krijt, je weet wel, alles wat er in hoort. Van Annie een schetsboek en van Broer een doosje pastel. En van het meisje een kopje en schoteltje.
- Kind, kind, wat ben jij ingespannen, merkte de juffrouw op, die ongezien achter haar was komen staan. Als je nu nog maar tijd vindt om aan je lessen te denken.
Ze zei het lachend, maar Jettie antwoordde doodernstig:
- Ik zal erg mijn best doen, juffrouw.
- Laat mij je nu ook eens hartelijk gelukwenschen, kindje, en je alles goeds toewenschen. Kijk eens, ik heb wat bloemen voor je meegebracht en een doosje teekenpotlooden, het is immers je kroonjaar.
Jettie kon haast niet meer spreken van verlegenheid.
- Dank u wel, juffrouw, kwam er eindelijk nauwelijks hoorbaar uit, maar ze keek de juffrouw aan met een blik, die dui- | |
| |
delijk genoeg zei hoeveel genoegen de onderwijzeres haar gedaan had.
- Mag ik straks ook tracteeren, juffrouw?
- Ja, om kwart voor elf in het vrije kwartier. En nu naar binnen en op je plaats meisje, we gaan beginnen.
- Wat heb je voor lekkers? fluisterde Emma, die naast Jettie zat.
- Kersenpralines, fluisterde Jettie terug.
- Hè zalig. Veel?
- Nou, een heelen zak vol; ik denk wel voor ieder drie of vier.
- Mmm! Emma klapte verrukt met haar tong.
Jettie knikte instemmend. Moeder had gezegd, dat ze zelf het lekkers mocht uitzoeken en daar de klas juist in een periode was van kersenpralines, had ze dadelijk haar keus daarop bepaald.
Als bijzondere verrassing liet de juffrouw om half twaalf de boeken en schriften opbergen en las voor uit De Canneheuveltjes, tot twaalf uur.
Jettie wist niet, hoe al de schatten, die ze gekregen had, mee naar huis te nemen. Eindelijk was ze klaar, de schooltasch propvol en de bloemen in haar hand.
Haar zusjes stonden haar buiten op te wachten.
- Beeldige bloemen, merkte Jo op.
- Ja, van de juffrouw gekregen, vertelde Jettie stralend.
- Wat een schat, zei Annie, die iedere vriendelijkheid, aan een van haar familieleden bewezen, ondervond als iets prettigs, dat haar persoonlijk werd aangedaan.
Jettie knikte en nam zich in stilte voor de juffrouw op haar verjaardag een mooie teekening te vereeren, waarop ze bijzonder haar best zou doen. De juffrouw was in Juli jarig, een paar dagen voor de groote vacantie. Er was dus meer dan voldoende tijd om iets moois te maken.
- Kom jubilaresse, vertel nog eens wat, drong Jo en wekte haar zoo uit haar overpeinzing.
Jettie gaf nu getrouw verslag van den morgen en onder het drukke babbelen was spoedig het huis bereikt.
Moeder wachtte al met de koffie. Op feestdagen mochten ze allen een kopje koffie, zelfs kleine Wim, die dan een kop warme melk kreeg met twee druppeltjes koffie. Maar die bruinig ge- | |
| |
kleurde melk werd dan geschonken in een kopje van het mooie servies, dus het was koffie en de kleine baas toonde er zich steeds volkomen tevreden mee.
- Wat gaan we vanmiddag doen? informeerde Jo, toen allen om de feestelijk gedekte tafel zaten.
- Het is zulk prachtig weer; als we eens een groote wandeling gingen maken? stelde moeder voor. Frans heeft mij vanmorgen zoo geholpen, dat het eten al klaar is. De soep staat in de hooikist en de rest is zoover klaar, dat we, als we thuiskomen, alleen maar een paar dingen hebben op te warmen.
- Prettig, waar gaan we heen? vroeg Jo.
- Dat mag Jettie zeggen.
- Door de duinen en langs het strand naar Kijkduin, antwoordde deze zonder lang na te denken.
- Ik mag toch ook mee? vroeg Wim.
- Natuurlijk, vent, dacht je, dat we jou op een verjaardag thuis zouden laten? We zullen den trekwagen meenemen en hem om beurten trekken als je moe wordt. Het rieten mandje kan dan meteen in den wagen staan, want we zullen iets meenemen om onderweg op te eten.
- O, heerlijk, het wordt dus een pic-nic, juichte Jo.
- Dat is nu wel een beetje te groot woord, zei haar moeder lachend, maar ik dacht wel, dat het plan bij jullie in den smaak zou vallen en daarom heb ik maar bij voorbaat een en ander klaar gemaakt om mee te nemen. We kunnen wel tot zes uur of half zeven wegblijven. Het is zulk bijzonder mooi weer. We moesten maar zoo gauw mogelijk gaan. Trek nu allemaal gauw een schoone jurk aan, maar een die er tegen kan.
De meisjes vlogen weg. Wim werd door moeder in een frisch linnen pakje gestoken en tien minuten later stonden ze buiten.
Het werd een prachtige tocht. Mevrouw Hooghwinckel was een onvermoeide wandelaarster en een groote liefhebster van de natuur en de meisjes kenden niets heerlijkers dan er samen met moeder op uit te trekken.
Kleine Wim liep dapper mee en als hij wat begon achter te blijven omdat het loopen in de duinen hem moe maakte, dan werd hij in den wagen gezet en Jo en Annie trokken hem voort, hijgend en blazend als een paar vrachtpaarden. Soms, op heel moeilijke plaatsen, waar het zand diep en mul was, kreeg hij
| |
| |
vier paarden voor zijn rijtuig, waarin hij zat als een klein prinsje, zooals Jettie zei. Langs het strand ging het trekken veel gemakkelijker, maar bij Kijkduin gingen ze de duinen in, om den terugweg te aanvaarden en daar werd het veel moeilijker om Win te trekken. Dan moest hij telkens maar een eindje loopen, wat hij trouwens heel gewillig deed.
In een diepe duinkom vonden ze een heerlijk plekje om te rusten en te eten. De heerlijkheden uit het rieten mandje kwamen voor den dag: lekkere broodjes, een eigengebakken koek, chocolade en sinaasappelen voor den dorst, zoodat ze een heerlijk maal deden.
Toen ze klaar waren met eten, ruimden de meisjes zorgvuldig alle papieren op en deden die in het mandje, want moeder wilde niet, dat er iets bleef slingeren. Jettie keek alles na, of er geen snippertje tusschen het helm en de struiken was achtergebleven.
- Anders zou Windekind boos worden en leelijke dingen van ons zeggen tegen den kleinen Johannes, zei ze met een ernstig gezichtje.
Zij had dat hoofdstuk uit den Kleinen Johannes, dat Francis haar, met moeders toestemming, had voorgelezen, zoo prachtig gevonden, dat ze er weken lang van onder den indruk was gebleven en er nog telkens dingen uit aanhaalde.
Francis trok haar zusje naast zich in het zand.
- Je lijkt soms zelf wel op den Kleinen Johannes, zei ze, terwijl ze het dikke donkere haar van het kind naar achteren streek.
Moeder keek met onwillekeurigen glimlach naar de twee.
- Daar zit de trots en de hoop van je leven moeder, zei Jo. De oudste en de jongste, daar groeit wat bijzonders uit, dat zal je zien. Die tweelingen van je, dat zijn maar heel gewone kinderen, hoewel ze overigen zoo kwaad niet zijn.
- Maar kind, protesteerde haar moeder, half verschrikt.
Jo kon soms van die oogenblikken hebben van scherpziendheid, dat het was of ze je allerbinnenste gedachten lezen kon.
- Schrik maar niet, moedertje, lachte ze nu; ik weet best, dat je van ons allemaal evenveel houdt, maar de hoop des vaderlands zit daar aan den overkant. Je zult je met twee artistieke kinderen tevreden moeten stellen, moedertje, en blij wezen, dat je er nog twee overhoudt voor de dagelijksche aangelegenheden, want
| |
| |
Wimmie is alleen maar Benjamin, die telt nog niet mee.
- Jawel, wel waar, ik tel wel mee, ik ben er ook, protesteerde de kleine baas verontwaardigd.
- Natuurlijk tel je mee, troostte Annie hem. Die stoute Jo ook, wacht, we zullen haar wel eens krijgen.
En Annie stoof met het kleine broertje op Jo los, die omver werd gegooid en om genade moest smeeken en Francis en Jettie kwamen mee doen en het werd een algemeene stoeipartij, die duurde tot het tijd werd om naar huis te gaan.
|
|