| |
V.
Met haar vieren stonden ze om den grooten koffer, die uit het bergkamertje was gesleept en waaruit Francis met energieke grepen de zomerkleeren te voorschijn haalde.
Het was altijd een gebeurtenis, het uitpakken van dien koffer, tweemaal in het jaar, bij de wisseling der seizoenen. Want vooral in den laatsten tijd, nu alles zoo verschrikkelijk duur geworden was, kon moeder maar weinig nieuw goed koopen en met een soort angstige spanning bekeken de meisjes ieder stuk, dat uit de geheimzinnige donkere ruimte te voorschijn kwam.
Er waren altijd verrassingen. Soms zagen de kleeren, die in voor- of najaar waren opgeborgen, goed geborsteld, van vlekken gereinigd en door moeder van een nieuw garneerseltje, een strikje, een frisch kraagje of nieuwe knoopen voorzien, er veel toonbaarder uit, dan de meisjes ze in hare herinnering voor zich hadden gezien. Een erg verschoten jurk, die bij moeder bij het wegbergen zoo maar losjes bovenop had gelegd, bleek soms, als door een goede tooverfee, te zijn geverfd in een nieuw aantrekkelijk tintje.
En zoo viel het halfjaarlijksche onderzoek gewoonlijk nogal mee.
Het eenige groote bezwaar, waaraan zelfs moeder maar weinig
| |
| |
verhelpen kon, was, dat de kinderen wel groeiden en de jurken niet. Natuurlijk konden de tweelingen altijd de jurken dragen, die Francis te klein waren geworden en zouden aan Jettie dan weer de afdankertjes van de tweelingen kunnen worden gelegateerd, maar moeder vond er iets onbillijks in, dat de oudste altijd nieuwe kleeren zou krijgen, om geen andere reden dan dat ze de grootste was, terwijl de anderen dan altijd met half afgedragen jurken tevreden zouden moeten zijn.
Tante Scheffer had eens aangeboden om voor de kinderen de kleeren te sturen, die háár meisjes ter zijde legden, omdat ze niet modieus genoeg waren, maar daarvoor had haar schoonzuster, eens en voorgoed, bedankt. Zij wilde in het geheel niet van hare gefortuneerde familie afhankelijk zijn en vertrouwde liever op haar eigen vindingrijkheid en handigheid, vooral ook, omdat zij wist, dat Francis met haar onafhankelijken aard en sterken persoonlijken trots liever een simpele katoenen jurk droeg, die uit moeders handen kwam, dan een ‘tweedehandsche’ uit het meest modieuse magazijn.
Ook ditmaal bleek de groote koffer bijzondere verrassingen te bevatten.
Annie's lichtblauwe voile jurk, die aan het eind van den vorigen zomer zoo krap en zoo kort was geworden, was met donkerblauwe zij tot onherkenbaar wordens toe getransformeerd in ‘een doperwtje van een jurk’ zooals Jo zei, die ‘doperwtje’ als epitheton ornans toepaste op letterlijk alles, sinds ze het kindermeisje van de buren die uitdrukking had hooren bezigen voor de baby. De witte kanten kraag van Annie's blauwe jurk, die door de gedaanteverwisseling welke deze had ondergaan (Annie herinnerde zich plotseling dat ze een paar weken geleden snippertjes blauwe zij in den prullemand had gezien) overbodig was geworden, was overgebracht naar Jettie's rood mousseline jurk, die daardoor geheel was opgefrischt.
De katoenen blouses, schoon en keurig in de plooien, zagen er nog heel draagbaar uit .
Jo bezat als allergrootste schat in haar garderobe een lila jurk met donkere moesjes. Deze bleek opgefrischt met smal lint in de kleur der moesjes. Ze vroeg zich verwonderd af, wanneer moes toch tijd had weten te vinden voor àl dat werk.
Francis was in het bezit van een jurk uit mooie groene crêpe- | |
| |
stof, die al een paar jaar was meegegaan, die op de meest vernuftige wijze was verwijd en verlengd en die ze verleden jaar had weggehangen met de stille verzuchting, dat ze hoopte nu dezen winter maar niet te veel te zullen groeien, want dat ze er dan zeker niet meer in zou kunnen.
Met een twijfelachtig gezicht haalde ze nu het kostbare stuk uit haar garderobe te voorschijn.
- Wat denk je? Zou het nog gaan? vroeg ze aan Jo, terwijl zij de jurk uit de plooien schudde.
- Probeer het, raadde deze, je kunt er zoo op het oog nooit wat van zeggen.
- Als hij jou te klein is, vraag ik hem; ik vind die kleur groen zoo mooi, verklaarde Jettie.
- Nonsens, jou is hij veel te groot, beweerde Jo haastig.
- Weet ik wel, maar...
- Wacht even met kibbelen, totdat ik gepast heb, verzocht Francis, want ik ben heusch niet van plan ze zoo maar zonder meer af te staan.
Ze liet de jurk door Annie dichthaken en streek de plooien glad, terwijl ze het rokje zooveel mogelijk naar beneden trok.
- Te klein, te klein! jubelden Jo en Jettie.
- Wat vindt jij, Annie?
- Ze is wel erg kort, antwoordde Annie twijfelachtig, terwijl ze keurend haar hoofdje op zij hield, maar om nou te zeggen te klein... ze komt tot je knieën.
Francis zuchtte ongeduldig.
- Het is wel heel prettig, dat de mode zóó is, dat de kortste jurk nog altijd lang genoeg is en niet bepaald gek staat, maar het zou toch wel èrg prettig zijn eens iets te hebben, waarvan je niet het gevoel had van er ruim uitgegroeid te zijn, zei ze een beetje knorrig.
- Sst, daar komt moeder, waarschuwde Annie, die de deur van het gangetje hoorde knerpen.
- Hoe staat het er mee, Francis?
- Het meeste is uitgepakt en opgehangen, moeder, antwoordde Francis luchtig, terwijl ze onwillekeurig de jurk nog wat aftrok.
- Is het nogal meegevallen?
De drie jongsten vlogen haar om den hals.
- Als je de toovergodin ziet, zal je haar dan bedanken, moesje?
| |
| |
- De toovergodin heeft voor Frans niet veel kunnen doen, zei mevrouw Hooghwinckel, zich tot haar oudste wendend, omdat ik jou eigenlijk wat nieuws had toegedacht, maar...
- Zeg maar niets, moesje, riep Francis haastig, daar ze het gezicht van haar moeder zag betrekken; deze jurk gaat nog best, in het geheel niet verschoten.
- Je zult er toch iets bij moeten hebben, kind, maar daar praten we nog wel eens over. Ik kwam je roepen, oom Scheffer is er, hij wil je feliciteeren met den goeden uitslag van je examen.
Francis greep naar de donkere blouse, die ze juist had uitgetrokken.
- Zal ik me eerst weer even verkleeden?
- Wel nee, kom maar gauw mee, anders weet oom niet, waar we blijven.
Een beetje aarzelend kwam Francis achter haar moeder de kamer in. Ze hield niet erg van oom Scheffer, omdat hij altijd zou autoritair optrad en omdat ze er nooit geheel zeker van was, dat een ontmoeting geen onaangename gevolgen voor haar moeder of voor haarzelf zou hebben; oom had bijna altijd wat aan te merken.
Maar hij stond van zijn stoel op, zoodra ze binnenkwam en ging haar hartelijk tegemoet.
- Zoo, zoo, is daar de knappe en verstandige oudste dochter, zei hij lachend, terwijl hij haar beide handen greep en haar op het voorhoofd kuste.
- Hartelijk gefeliciteerd meisje, met dit voorloopig succes. Ik hoop voor je, dat alles zoo vlot zal gaan als dit examen. Ik wil je niet ijdel maken, maar ik heb toevallig je cijfers gezien en ze waren schitterend.
- Behalve rekenen, natuurlijk, zei Francis lachend.
Ze herademde. Ze was doodsbang geweest, dat oom een preek zou gaan houden over hare ‘roeping als onderwijzeres’, maar hij bezat gelukkig den tact om geen enkele toespeling te maken. Hij scheen werkelijk in zijn schik, dat ze geslaagd was en dat ze zich blijkbaar zonder al te groote weerspannigheid naar zijn wil had geschikt.
Oom ging weer zitten en monsterde zijn nichtje aandachtig.
- Je wordt groot, Francis.
- Ja oom, antwoordde Francis wat verlegen en altijd nog
| |
| |
bang voor op- en aanmerkingen en een hoogdravende tirade tot slot.
- Is die jurk eigenlijk niet wat kort? vroeg oom met eenige afkeuring in zijn stem.
Het bloed steeg Francis naar de wangen. Oom dacht zeker, dat ze eens heel modieus aangekleed wou zijn. Hij moest eens weten, hoe ellendig het was met zoo'n jurk te moeten loopen, waar je finaal was uitgegroeid.
- De meisjes waren juist bezig haar jurken van den vorigen zomer te passen en Frans wou zich niet weer eerst verkleeden om je niet te lang te laten wachten, antwoordde moeder ontwijkend.
- Ah ja, natuurlijk; ik begrijp het. Kinderen groeien en jurken niet, hè Francis?
Francis lachte maar eens. Ze wist nooit goed met oom Scheffer te praten, ze had altijd lust scherp te antwoorden op zijn opmerkingen en dat moest niet, al was het alleen maar om moeder. Bot zwijgen, als hij haar toesprak, kon ze toch ook niet en dus koos ze dezen middenweg maar.
Even was 't stil. Toen begon oom over het examen te praten; hij wilde allerlei bijzonderheden weten en Francis sprak zoo uitvoerig mogelijk er over.
Intusschen zat oom rusteloos in zijn zakken te frommelen.
Na een half uurtje stond hij op.
- Kijk eens Francis, ik was van plan geweest je een mooi cadeautje te koopen, omdat je door het examen gekomen bent, maar ik heb bedacht, dat je misschien zelf graag iets zoudt uitzoeken. Ik ken je smaak zoo niet, hè? Nu wou ik je dit maar geven, om zelf iets voor te koopen. Maak 't straks maar open, als ik weg ben.
Aarzelend, met een half schuwen blik naar haar moeder, stak Francis de hand uit naar het kleine, witte envelopje, dat oom haar voorhield.
- Dank u wel, oom, zei ze, een beetje gedwongen, maar toch wel blij, omdat oom zoo aardig tegen haar was. Zoo iets had hij nog nooit gedaan. Met St. Nicolaas kregen ze allemaal een chocoladeletter, een borstplaat en een gulden voor den spaarpot, met verjaardagen een postwissel van een rijksdaalder van tante, met een gelukwensch op het strookje, en daarmee was het uit. Dit was nu wel iets heel bijzonders, echt hartelijk.
| |
| |
- Dank u wel, oom, zei Francis nog eens en ze keek hem met een warmen, dankbaren blik aan.
- Nu meisje, blijf goed je best doen, hoor. Nu moet ik gauw weg, anders haal ik mijn trein niet. Neen, geef je geen moeite, ik kom de deur wel uit. Dag Francis, dag Helene - dit tot moeder - tot ziens. Bonjour.
Weg was hij, zoo gauw en zoo onvormlijk, zoo heel anders dan gewoonlijk, dat Francis en moeder elkaar eens aankeken.
- Oom is bepaald in de war over je succes, merkte moeder op.
De andere kinderen hadden de voordeur hooren dichtslaan en kwamen nu in een vaart binnenstormen. Ze zagen onmiddellijk het papiertje in Francis' hand.
- Heb je wat gekregen? schreeuwde Jo in uiterste verbazing.
- Wat zit daarin? vroeg Annie nieuwsgierig.
- Kijk eens gauw, drong Jettie.
Met een prettig gevoel dat haar een verrassing wachtte, draaide Francis het kleine niet dicht gegomde envelopje in haar hand rond.
- Laten we raden wat er in zit, stelde ze voor.
- Geld natuurlijk, meende Jo wijs.
- Allicht. Oom zei, dat hij niets gekocht had, omdat hij mijn smaak niet kende en het daarom aan mij zelf wilde overlaten.
- Dat kunnen wij toch niet weten, wij zijn er niet bij geweest.
- Dat is waar. Maar we weten nu allemaal, dat er in elk geval geld in zit. Nu raden hoeveel. Moeder eerst.
- Nee, ik doe niet mee.
- Dan jij, Jo.
- 'n Riks, meende Jo minachtend.
- Twee, raadde Jettie.
- Mag ik eens even voelen? vroeg Annie.
Francis stak haar het envelopje toe, Annie betastte het, bekeek het aandachtig, alsof ze er doorheen wou zien en raadde toen:
- Vijf bons van een gulden.
Francis schudde het hoofd.
- Nee, dat kan niet. 't Moet een enkel papiertje zijn, want de laatste tien minuten zat hij voortdurend in zijn zak te frommelen. Toen heeft hij 't er zeker in gestopt. Nu moet ik zelf raden. Zal ik eens erg onbescheiden zijn, moeder? Ik denk... tien gulden.
Moeder trok de wenkbrauwen op.
- Als je de enveloppe eens openmaakte?
| |
| |
Theatraal en met een vertoon van brandende nieuwsgierigheid stak Francis de vinger in de smalle enveloppe. Ze haalde een toegevouwen papiertje te voorschijn. Maar een omgekruld hoekje verried de waarde, het papier was hardgeel.
- Groote goden, vijf en twintig gulden!
- Kind!
- Oh!
- Wat aardig!
- Hoe komt oom zoo royaal!
Deze laatste uitroep kwam van Jo, bij wie iemand nooit goed kon doen, als ze eenmaal niet van hem hield.
Verlegen bijna draaide Francis het bankbiljet tusschen de vingers rond. Ze scheen wat ontdaan door dezen plotselingen onverwachten rijkdom.
- Ik weet best, wat je daarvoor zult koopen, zei Jo, de practische.
- En dan mag ik deze groene, hè moes? vroeg Jettie, de onuitgesproken gedachte van haar zusje uitwerkend.
- Ik weet nog niet, hoor, weerde Francis af. Ik wil nog niet weten, wat ik er mee doe. Volle vierentwintig uur wil ik het gevoel hebben millionnaire te zijn.
- Versnipper in ieder geval je kapitaal niet, raadde Jo.
Het sloeg vier uur.
- Wie van jullie wil Wim bij mevrouw van Dam gaan halen? vroeg moeder. Ik heb met mevrouw afgesproken, dat er om half vijf iemand zou zijn.
De tweelingen boden zich onmiddellijk bereidwillig aan. Ze wilden het slot van een kinderpartijtje, waar Wim dien dag gevraagd was, best meemaken.
Jettie had daar geen lust in, ze hield niet van kinderverzamelingen, zooals ze het noemde. Maar toen ze merkte, dat Francis een oogenblik met moeder alleen wou wezen, bood ze aan een paar boodschappen te gaan doen, waarover dien morgen al gesproken was. Ze kreeg een heele lijst met opdrachten mee. Een boek ruilen in de leesbibliotheek, postzegels meebrengen, zwart stopkatoen koopen en bij den slager voor morgen saucijsjes bestellen.
- Nu kan je vrijwel onbeperkt kiezen, wat je voor dezen zomer hebben wilt, Frans, zei moeder, zoodra ze met haar oudste
| |
| |
alleen was. Als je het een beetje verstandig aanpakt, zou er misschien een net hoedje bij kunnen. Je hebt in zoo lang niets nieuw gehad.
Maar Francis schudde vastberaden het hoofd.
- Jetteke is gauw jarig en ik wou haar nu zoo dolgraag een mooie verfdoos geven. Ze kan niet voort met die goedkoope knoeidingen en ik weet zeker, dat ze het waard is iets goeds te krijgen.
Ze sprak heftig, bijna hartstochtelijk en haar moeder had even een gevoel van ontroerde bewondering voor Frans met haar warm voelen en ruim hart, die, schoon onbewust, reeds nu blijk gaf met opoffering van eigen wenschen en verlangens haar zusje zoo veel mogelijk de gelegenheid te willen geven om het talent, dat het kind zoo onmiskenbaar toonde, te ontwikkelen.
- Je bent een goeierd, zei moeder na een korte stilte, maar ik geloof, dat je èn het een èn het ander zoudt kunnen doen. Ik ben er zeker van, dat je voor een gulden of tien een pracht van een verfdoos met goede verf in tubes kunt krijgen en dan blijft er nog vijftien gulden over voor je zomeruitrusting. Daar kunnen we iets heel goed voor maken. Je bent op het oogenblik werkelijk rijk. Oom is wel ongedacht goed op je geweest.
- Ik zal hem wel een heel vriendelijken bedankbrief moeten schrijven.
- Dat zou ik zeker doen, want hij heeft je wel buitengewoon verrast.
- Dat is zoo, ik zou er oom, eerlijk gezegd, nooit van verdacht hebben.
- Zie je nu wel, dat de menschen altijd beter en vriendelijker zijn, dan je oppervlakkig dikwijls denken zoudt? Oom meent het heusch wel goed met je.
|
|