| |
II.
Toen Jo en Annie dien avond, zooals naar gewoonte, twee uur eerder dan Francis naar bed gingen, kropen ze wel even vlug onder de dekens als anders, opdat Moeder, als ze haar straks wel te rusten kwam zeggen niets wanordelijks zou vinden, maar ze waren vastbesloten om wakker te blijven, totdat hun oudste zusje ook haar bed zou opzoeken in de groote bovenkamer, die ze met haar drieën deelden in den vrij ruimen uitbouw. Een andere indeeling was niet mogelijk geweest. De twee kleintjes, zooals de jongsten nog altijd genoemd werden, sliepen in een kleine kamer naast die van moeder en het kleine kamertje, dat afzonderlijk in het gangetje van den uitbouw was afgeschoten, had alleen maar een hoog raam en moeder oordeelde dat niet frisch genoeg om in te slapen. De drie meisjes vonden het overigens heel gezellig om de groote kamer samen te hebben, want ze konden dan nog voor het slapen gaan gezellige babbeltjes houden over alles wat er overdag gebeurd was. Gewoonlijk liepen
| |
| |
deze gesprekken niet over veel gewichtigs, maar vandaag was er stof voor ernstige gesprekken, vonden de tweelingen.
Noch moeder, noch Francis hadden gedurende de rest van dien dag met een enkel woord gezinspeeld op het bezoek van oom Scheffer en het daarop gevolgde gesprek tusschen moeder en Francis en de tweelingen waren dol nieuwsgierig geworden. Zij begrepen, dat Francis onder het uitkleeden wel te bewegen zou zijn om iets te vertellen en daarom hadden zij zich voorgenomen wakker te blijven tot tien uur.
- Willen we raadsels opgeven? stelde Annie voor, die dat het meest geschikte middel achtte om den slaap te verdrijven.
Maar Jo vond dat kinderachtig.
- Laten we zoo maar een beetje praten, dan blijf je ook wel wakker.
En Annie, die de leiding in kleine zoowel als in groote zaken graag overliet aan ‘de grootste helft van de filippine’, zooals de handwerkjuffrouw op school de tweelingen steeds noemde, stemde dadelijk toe.
Maar na een half uurtje werden de antwoorden, die Jo eischte bij haar gesprek, zoo doezelig, dat ze haar zusje een paar malen energiek bij den arm schudde.
Zelf voelde ze ook haar oogleden zwaar worden en als Annie nu ging slapen, dan zag zij geen kans om alleen wakker te blijven.
- Weet je wat, zei ze, we liggen veel te lekker warm, dat maakt slaperig, laten we boven op de dekens gaan zitten, dan blijven we wel wakker.
- Hè, zoo koud, protesteerde Annie. Zij huiverde al bij voorbaat en rolde zich in haar warme nestje rond als een klein poesje.
- Kom, zoo erg is het niet, we kunnen de sprei om onze beenen slaan. Ik zie anders heusch geen kans om wakker te blijven.
Ze porde Annie het bed uit en kwam naast haar zitten, zoodat Francis toen ze boven kwam twee kleine gedaanten met gekruiste beenen als een paar geboetseerde poppetjes op Annie's bed zag zitten.
Zoodra zij de deur achter zich had gesloten werd Francis aangevallen met den dubbelen uitroep:
- Zeg nu eens Frans, is het in orde?
- Mag je, Frans?
| |
| |
- Ik mag niet, maar het is toch in orde, antwoordde Frans met een voor haar ongewone bedaardheid, terwijl ze voor den spiegel het breede lint van haar vlecht losmaakte.
Ze voelde zich oud, hopeloos oud vanavond, veel ouder dan die twee kinderen die daar op het bed zaten en met wie ze gisteren gestoeid en geravot had, dat moeder tot stilte - om de buren - manen moest. Ze had nu een gevoel, alsof ze nooit meer zou kunnen stoeien, alsof er iets op haar drukte, waardoor ze nooit meer zoo wild-vroolijk zou kunnen zijn. En toch wist ze, dat ze de waarheid zei, toen ze beweerde dat ‘alles in orde’ was. Ze had immers haar lot aan moeder toevertrouwd en moeder maakte altijd alles in orde. Maar.... maar....
Annie liet zich van het bed glijden en sloeg de armen om het middel van haar zusje.
- Toe, vertel eens wat en doe niet zoo sphinx-achtig. Wat heeft onze waardige oom voor akelige dingen tegen moeder gezegd en waarover heb jullie toen samen gesproken?
- Eigenlijk moest ik je niets vertellen, plaagde Francis. Maar omdat ik weet, dat je me dan toch niet met rust laat en me misschien in mijn slaap zou gaan uithooren - ik zeg alles, als je me wat vraagt, terwijl ik droom - zal ik maar trouw van a tot z vertellen wat er gaande is.
Ze ging op den rand van haar bed zitten en haar zusjes kropen ieder aan een kant tegen haar aan om te luisteren. Toen Francis zweeg, zeiden de tweelingen geen van beiden iets; dit viel zoo geheel buiten de telkens voorkomende verdrietelijkheden van iederen dag. Eindelijk vroeg Jo, de klare helderbruine oogen op Francis' bleeke gezichtje vestigend:
- Is dat nou echt waar, kan het je heusch niets schelen om niet naar het gym te gaan?
Francis kleurde tot onder haar bruine krullen.
- Ja, het kan me wèl schelen, zei ze toen, met nauwelijks bedwongen heftigheid, ik vind het ellendig om niet te mogen. Het zou zoo leuk zijn geweest om Latijn en Grieksch te leeren, net als Justine Bergsma en Bertha Vermeer, uit mijn klas. Ik zou het zoo prettig hebben gevonden net te kunnen zijn en hetzelfde te kunnen doen als zij en niet altijd te moeten hooren over dat eeuwige, dat ellendige geld.
Tranen sprongen uit haar oogen, die ze vlug met haar hand
| |
| |
wegveegde, want het waren tranen, waarover ze wist zich te moeten schamen, tranen van gekwetste trots, van vernedering, heel andere tranen dan die van 's middags, toen ze woest gehuild had van echt verdriet, omdat ze meende een mooi luchtkasteel, waaraan ze van den tijd, dat ze een kind van tien jaar was, gebouwd had, te zullen zien ineenstorten.
Ze slikte een paar maal en zei toen zacht:
- Maar ik zie niet in, waarom ik moeder verdrietig zou maken door haar dat te zeggen. En als ik zonder op het gym te komen toch kan worden wat ik worden wil, een schrijfster van mooie boeken, dan is het ook werkelijk alles in orde en dan hoef ik geen molshoopen van bergen te maken, nee andersom natuurlijk.
Annie lachte uitbundig om de malle vergissing, maar Jo staarde strak voor zich uit en zei eindelijk, alsof ze na diepe overpeinzing tot een gevolgtrekking kwam:
- Als vader nog leefde, zou alles anders zijn en...
Maar verder kwam ze niet, want Francis sprong op en riep heftig:
- Hou op, zeg dat niet, zeg zulke dingen nooit! Ik wil niet, dat we ooit anders aan vadertje denken dan als aan den liefste en beste van alle menschen en dat we hem niet anders terugwenschen dan omdat we zoo héél, heel veel van hem houden en zoo erg naar hem verlangen en niet omdat hij ons het leven gemakkelijker zou kunnen maken. Je màg zoo iets niet zeggen, ik wil het niet en ik weet zeker, dat moeder het ook niet wil. Ze was heel bleek geworden en haar oogen vlamden van verontwaardiging.
- Zoo bedoelde ik het niet, Frans, zei Jo kleintjes, verschrikt door die hevige uitbarsting van haar zusje. Ik wou alleen maar zeggen, dat geen vreemde dan over ons zou mogen beschikken, want je kunt zeggen wat je wilt, maar oom Scheffer is toch een vreemde voor ons, en....
Francis sloeg een arm om haar heen.
- Ik weet wel, dat je het niet leelijk bedoelt, maar ik kan het toch niet hooren.
- Zeg, vroeg Annie nu, met haar zuivere kristalheldere stemmetje, als vadertje nu eens gevraagd had of je naar de kweekschool wilde gaan in plaats van naar het gym, zou je het dan hebben gedaan?
| |
| |
- Natuurlijk, antwoordde Francis zonder aarzelen, voor vadertje zou ik immers alles gedaan hebben.
- Vindt je het dan eigenlijk zoo'n heel groot verschil maken?
- Kleine wijsgeer, ik vind in ieder geval, dat jij veel te wijs praat voor je jaren, zei Francis, wat gedwongen lachend. Kruip nu maar gauw in bed, anders kan je er morgen weer niet uit komen en dan moet ik de heele waterkan weer over je uitgieten.
- Hè nee Frans, toe, nee, zal je het alsjeblieft niet doen? smeekte Annie, die een kleine langslaapster was en gewoonlijk alleen door de bedreiging van de natte spons het bed was uit te krijgen.
- Nou, als je heel zoet bent, doe ik het misschien niet, beloofde Francis grootmoedig. Maar nu doe ik het licht uit, want anders blijven we den heelen nacht wakker.
Kort nadat de kamer donker was gemaakt, sliepen de tweelingen rustig, maar Francis woelde nog lang rond en toen ze eindelijk sliep, droomde ze vreemd en verward van een hoogen toren, dien ze moest beklimmen en waarvan de treden der trap, die er heen leidde, gemaakt waren van boeken. Onder aan de trap stonden oom Scheffer en Bertha Vermeer en een lange schoolmeester ,die haar tegenhielden en boven op den toren stond eene vrouw, die een rood boek in de hand hield en haar wenkte... wenkte....
Ze droomde het heel duidelijk en toen ze wakker werd omdat de zon vlak in haar oogen scheen door een spleet van de gordijnen, meende ze nog den fel-rooden band van het boek en de gouden letters, die er op stonden, te zien. Maar ze kon de woorden niet lezen, welke door die letters gevormd werden, want de toren was te hoog, veel te hoog....
Ze mompelde iets, dat daarop neerkwam en keerde zich op haar rechterzij, maar de slaap wilde niet meer komen en na eenige oogenblikken was ze klaar wakker. Ze voelde zich moe en haar hoofd was zwaar en ze herinnerde zich vaag, dat er iets was, waar ze verdriet over had en dat haar belette vroolijk te zijn. Wat was het toch ook weer? Een toren, neen geen toren, dat had ze gedroomd, maar wàt? O, ja, het gym, waar ze niet heen mocht, de kweekschool, oom Scheffer, ze wist het nu weer heel precies en met een zucht stond ze op en begon zich aan te kleeden.
| |
| |
Het troostte haar, dat de lucht zoo blauw was en dat de zon zoo heerlijk scheen, dat het water zoo lekker koel was aan haar gloeiende wangen en dat het er buiten uitzag, of de lente nu werkelijk begonnen was en niet alleen op den kalender.
Ze kleedde zich vlug verder aan en riep haar zusjes. Jo was gauw genoeg wakker, maar Annie moest een paar maal duchtig worden heen en weer geschud, voordat ze eenig teeken van leven gaf.
- Nou, ik ga naar beneden, zei Frans eindelijk, haar pogingen opgevend. Jo, zorg jij, dat ze er op tijd uitkomt? Het is kwart voor acht, dus meer dan tijd.
Tevreden met deze schikking liep ze het smalle trapje af, ze wist nu zeker, dat ze nog een kwartier met haar moeder alleen zou kunnen zijn, want zoo lang zou het stellig wel duren, voor Annie geheel ontwaakt en uit bed was.
Ze vond in de huiskamer haar moeder bezig met thee zetten en boterhammen klaar maken: een stapeltje van zes voor Tonia, het dagmeisje, dat om acht uur kwam en tot 's middags twee uur bleef, twee voor Jo en evenveel voor Annie, een voor Jettie, die net als Francis en moeder, 's morgens in het geheel geen eetlust had en vier voor den benjamin, die gelukkig heel goed eten kon.
Met een vriendelijk knikje reikte moeder aan Francis een kopje thee toe met een beschuitje:
- Hier kindlief, een kopje vooruit. Ik heb nog geen brood voor je gesneden, hoeveel wil je?
Francis schudde onwillig het hoofd.
- Nee moeder, ik kan niet, echt niet, toe laat me voor dezen keer nu maar eens niet eten.
- Een beschuit dan bij je kopje thee. Heelemaal zonder eten laat ik je de deur niet uitgaan.
- Zeg moeder, vroeg Francis, terwijl mevrouw Hooghwinckel naar den beschuittrommel in het buffet bukte, moet ik vanmorgen op school wat zeggen over die kweekschool of niet?
- Zeg maar niets, antwoordde haar moeder. Ik zal vanmiddag zelf wel even met juffrouw Duprez gaan praten en haar alles uitleggen. Je behoeft dan alleen maar te vragen of ze mij vanmiddag kan ontvangen.
- Hè ja, herademde Francis dankbaar.
Het was of een zware last van haar werd weggenomen, want,
| |
| |
zonder dat ze het zichzelf wilde bekennen, was dit het, waartegen zij het meeste had opgezien, het moeten praten over het feit, dat ze niet naar het gym mocht, maar naar een kweekschool moest, een particuliere inrichting, die oom Scheffer in zijn groote wijsheid en nog grootere macht over haar lot voor haar had uitgezócht en die haar een plaats der vernedering toescheen.
Ze begon te helpen bij het verder gereed zetten van de ontbijttafel in een veel lichtere stemming dan een half uur geleden.
Ze maakte gekheid met Jettie, die brommend binnenkwam met een warbos van goudbruine krullen langs het smalle gezichtje, mopperend, dat ze in dat koperdraad van haar geen scheiding kon krijgen.
- 't Lijkt wel een graanveld, waar de storm door heeft gewoed, plaagde Francis en ging met haar zusje in de serre om orde te brengen in den verwarden krullekop. Moeder haalde benjamin en Jo en Annie verschenen het laatst. Zij moesten nu vlug ontbijten om niet te laat op school te komen.
Terwijl ze met zijn vieren naar school gingen, bedacht Francis, dat ze zoo niet dikwijls meer met haar zusjes zou loopen, dat ze binnenkort, over een maand op zijn allerlaatst, alleen zou moeten loopen langs een heel anderen weg dan ze graag gaan wilde. En toen ze op de Laan van Meerdervoort langs het Gymnasium kwamen, draaide ze het hoofd om en keek koppig naar den overkant.
- Zoo'n leuke hond, zie je Jetteke, net een beer. Zoo ongeveer stel ik me Thor den Beer voor, maar grooter dan natuurlijk.
|
|