Dr. Schaepman. Deel 3. Eerste stuk
(1927)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1880-1882
[pagina 113]
| |
XVI.
| |
[pagina 114]
| |
woord over hem hebben gesproken. Dit zal hieraan liggen, gedeeltelijk althans: Van eerst afaan is Pius IX aan den jongen Pauspoëet, die vóór hem lag geknield, verschenen als een der helden Godes. En al zonk in zijn laatste ziekte de vrome dichter wellicht nog dieper voor Leo XIII neer, toch was het uit hoofde van de eerste kennismaking Joachim Pecci - Ermanno Schaepman steeds tusschen hen huiselijker geweest, en om nu ook eens huiselijk te spreken - op grond van allerlei in hun levensloop - was het wezenlijk dik tusschen hen beiden geworden. Waarover later meer. In de eerste jaren na Pius' dood kwam bij elke Schaepman-lezing over den Paus - en talrijk waren ze - de doode Pius weer nevens den levenden Leo verrijzen. Want over Leo te spreken en over Pius te zwijgen, dat ging niet vooreerst. Laten we den draad weer opvatten daar waar hij liggen bleef.Ga naar voetnoot1) ‘Rond de lijkbaar van Pius den IXde en de stille cellen van het Konklave zwierden zwermen van geruchten om. Men wist niets, maar men sprak over alles... Twee richtingen stonden in het College der Kardinalen tegenover malkander. De vrijzinnigen onder de gepurperden traden nu op den voorgrond. De uiterste richting wilde Rome verlaten, het Konklave elders doen houden. Malta of Nizza of eenige andere plaats was reeds bepaald. Vinnige twisten hadden in de eerste bijeenkomsten plaats gehad. Manning was onverzoenlijk. De gezanten van Oostenrijk, Frankrijk en Spanje riedden de Kardinalen tot het blijven te Rome... Manning, Bilio, Borromeo waren geslagen, Franchi triomfeerde De Duitsche gezant hield zich onzijdig en zag toe. Men wist nog veel meer. Geen Venetiaansch gezant kon in de schoone dagen der oude diplomatie zoo goed ingelicht zijn als op dit oogenblik de handelaar in nieuwigheden. Zij kenden al de Kandidaten voor het Pausschap. Bilio vooreerst. Hij zou nog geweldiger zijn dan Pius de IXde. Hij zou Rome verlaten en den open oorlog verklaren aan Italië. Dan Panebianco, dan Borromeo, beiden even onhandelbaar, even onverzoenlijk. Dan Bartolini: deze wisselde in de verschillende berichten van kleur. Dan Pecci, maar deze was Camerlengo, en men koos gewoonlijk geen Camerlengo. Men was reeds zeker van alles wat geschieden zou. De uiterste | |
[pagina 115]
| |
partij had deze en gene maatregelen reeds genomen, maar de vrijzinnigen waren ook op alles voorbereid. De Jesuïten intrigeerden, zij voelden hun invloed zinken, zij trachtten weer vasten voet te vinden. Van alle kanten listen en lagen. Het geheele Vatikaan was een broeinest van samenzweringen, alle richtingen bestreden elkander met alle middelen, alle persoonlijkheden zochten zichzelf een gelding te verschaffen, die hoog boven hare krachten ging; men bood en kocht diensten; men had beloften te over en allerlei verbintenissen beschikbaar; in den voorhof des tempels was het levendiger dan ooit... Toen op eenmaal de kardinaal Joachim Pecci als Paus Leo XIII verscheen. Het rumoer werd drukker en voller dan ooit; het gonsde, bromde en raasde door de wereld, ieder oogenblik wierp zijn gerucht in het oor der wachtende nieuwigheidsjagers, en ieder gerucht bracht in de seconde die het langs den telegraafdraad snorde weer andere geruchten voort. Het was een dwarreling van tegenspraken en herroepingen en terechtwijzigen, van nadere inlichtingen en nauwkeuriger opgaven. Daar liepen vijf, zes verschillende lezingen over de wijze waarop de uitroeping van den Paus had plaats gehad, over de wijze waarop de eerste zegen was gegeven, hoe het geschied was, waarom het geschied was, hoe het had kunnen geschieden, hoe het had moeten geschieden, hoe het aldus en niet anders was geschied. Toen over de kroning des Pausen; wanneer en waar zij geschieden zou, wat men verwachtte, wat men hoopte, wat men dacht, wat de Regeering zou doen, wat de Paus wilde, wat de Jesuieten wilden, wat het volk wilde. Toen verder: welke de rol was der regeering; wat Crispi had kunnen doen, wat Simeoni had gedaan. Weer verder: wie zou het ambt vervullen van Kardinaal Secretaris van Staat? Ja, de Paus zou zelf zijn Secretaris zijn, in elk geval zou hij zelf de persoon kiezen ... dit is het natuurlijkste en verstandigste bericht dat in die dagen tot ons is gekomen. Maar die lichtstraal van gezond verstand scheen slechts een oogenblik: de stofwolk steeg weêr op en kringde rond en verduisterde alles. De mogendheden waren voor Simeoni gestemd; deze was gematigd, kalm, ernstig; neen, hij behoorde tot de uitersten; ziedaar, hij is benoemd; neen Franchi is Kardinaal-Secretaris van Staat; hij was zeer in tel bij de diplomatie, hij was vrijzinnig; neen hij was niet plooibaar: ja, hij bezat ook het vertrouwen “des chefs des Associations catholiques”. Maar de dichtste stofwolk ging op om den persoon van | |
[pagina 116]
| |
Leo XIII. Als de wisselingen der Maartsche lucht, zoo talrijk waren de verwisselingen zijner verschijning. Ieder oogenblik had zijn historisch beeld. De kardinaal Pecci was een vrijzinnig man, een man die zijn tijd begreep en waardeerde. Hij was geen vriend van groote bewegingen, van onverzettelijke daden. Hij was een der mannen, die Antonelli steeds had geweerd. Hij was een man van groote gaven. Maar zou hij de intrigues kunnen weêrstaan? Hij was geen vriend der Jesuïeten, hij was geneigd tot een compromis. Neen, heette 't weer, hij heeft talenten, maar hij is zwak. Hij is geen geweldenaar, maar hij is toch een echt priester, hij wil regeeren. Hij zal de Staatkunde de Staatkunde laten, maar de Kerk oefenen in den modernen strijd en ter zegepraal voeren door de moderne wapenen. Hij zal trachten zich meester te maken van de beschaving. Ook hij wil de wereld veroveren en de Staten onder zijn voet brengen, maar hij zal geen oorlogsverklaring in de wereld slingeren, hij zal veroveren in stilte met slim overleg. Wat, klonk het van elders, is hij geen vriend der Jesuïeten? Zij waren telkens ten zijnent, in Perugia. Maar hij heeft den Generaal nog geen audientie verleend. Nieuwe verwarringen. Hij heeft den Generaal reeds ontvangen, maar hij wil den man nog eens en tot een langer onderhoud ontbieden. Wat verlangt men meer? Maar hij is niet zoo weifelachtig, als men meent. Hij is streng, hij is hooghartig, hij duldt geen inmenging van vreemden. “Ach, der arme Papst!” de stem is bekend. De man is goed, maar hoe zal hij goed blijven? Vleiers en pluimstrijkers en oorblazers omringen hem. Had hij maar eenige eerlijke Duitschers in zijne omgeving, dan zou hij wel eens de waarheid hooren, - maar nu? Van alle kanten dagen de zwarte en zwartste Ultramontanen op en omsingelen zijn troon. Zij trachten hem te drijven op den weg die zijn voorganger ten grave heeft geleid. De man kan geen voet meer verzetten zonder in een der duizend strikken te vallen, die de Jesuiëten rondom hem hebben gespannen. Hij is gevangen in de handen der Inquisiteuren, die hem zijn joyeuse entrée willen doen vieren door een auto - da - fé op het St. Pietersplein. Dit is te somber getint. Neen, de Paus is wel vrij en hij zal zijne vrijheid gebruiken. Ziet gij niet dat hij geheel anders | |
[pagina 117]
| |
aanvangt dan zijn voorganger eindigde? Heeft hij niet reeds een schrijven gericht tot Keizer Wilhelm en tot den Czaar? Is het niet duidelijk dat hij het eerst van allen met de Curie zal breken? De dagen des vredes komen, het recht van den Staat zal door Rome worden geëerbiedigd, men zal zien dat de Kulturkampf niet te vergeefs gestreden is. O, gij Atheners, Atheners van onzen tijd! Hoe staat gij daar gespannen, luisterend naar ieder ruischend gerucht en het opvangend met gretig oor en het weer verspreidend met duizend bijvoegselen en verklaringen. O, gij scherpzinnige denkers, die voor iedere daad, voor de onbeduidendste en de grootste, duizend beweegredenen weet aan te wijzen, die de roerselen en drijfveeren kunt ontleden met rappe hand en vlugge vingeren! Wat zijt gij, waanzinnig, ijlhoofdig, of enkel lichtzinnig en dwaas? Arme nieuwigheidsjagers, die uw vernuft uitput in onzinnige verdichtselen en nog onzinniger sluitredenen, gaat dan alles voor u in een nieuwtjen op? Maar gij zijt niet zoo onschuldig als gij onnoozel schijnt, gij hebt uw kleine, vinnige bedoelingen bij dat spel met halve waarheden en verzinselen en kleine logens, gij wilt u meester maken van de ontzettende stem der openbare meening, gij wilt de zon der waarheid doen schuil gaan achter uw sprinkhanenzwerm! Is het niet waar, dat gij u verkneukelt in den ijver der tegenspraak? In den eenvoud, die uw duizend en duizend uitstrooiselen ernstig behandelt? Dan meent ge dat uw angel gestoken heeft, maar neen! Gij kunt wel een onbehagelijk oogenblik scheppen, maar een overtuiging vernietigen, kunt gij niet. Gij blijft altijd nieuws van den dag, gij wordt nooit historie. Gij vermoogt niets! Of meent gij dat een wolk van muggen de rots kan doen wankelen, die den golfslag der stormende eeuwen ongebroken weerstond?’Ga naar voetnoot1) Onder al de parallellen door Schaepman getrokken tusschen den Paus die heenging en den Paus die optrad, kiezen we het portret der ‘Twee Pausen’ bij den derden gedenkdag van Leo's keuze in ‘de Tijd’ geplaatst. Even te voren had hij met hetzelfde onderwerp zijn jaarlijksche leesbeurt in St. Jan te Arnhem vervuld: ...‘De eerste en machtigste indruk, dien de verschijning van Paus Pius IX te voorschijn riep en die altijd onuitwischbaar bleef, | |
[pagina 118]
| |
was die van een weergaloozen rijkdom. Een rijkdom die in éen persoon alles deed aanschouwen en bewonderen wat de inborst en de opvoeding in eén mensch kunnen vereenigen. Een schoon man wiens gestalte, ook onder den last der jaren en des lijdens, niets van het majestueuze der mannelijkheid of de bekoorlijke beweeglijkheid der jeugd verloor, wiens gelaat de onuitwischbare schoonheid bezat die rimpels en fletsheid weert, die altijd frisch blijft en stralend, ook als de toorn ziedt of de smarte vlijmt. In dit vorstelijk omhulsel leefde een ziel, die in rijkdom van gemoed en geest slechts door haar vlekkeloosheid werd geëvenaard. Maar deze rijkdom was een levende, een altijd vruchtbare, die steeds voortborrelde, en als de fonteinen op het plein van St. Pieter steeds in machtige waterstralen opschoot om in wolken van paarlen neêr te zijgen en te verstuiven. Een inderdaad breed aangelegde, machtige, hooge persoonlijkheid, die echter dit eigenaardige bezat dat zij tusschen de kleinen en nederigen op hare plaats scheen, maar tegenover de machtigen der wereld den indruk liet als moest zij tot hen nederdalen. Men schrijft geen ranglijst van de hoedanigheden die zulk een man teekenen of versieren....... Men mag echter beproeven in eén woord, als in eén omtrek, den indruk zijner verschijning te vatten en weer te geven. Italië zelf geeft ons het woord in den mond en het is een gelukkig woord. Deze Paus Pius de IXde, is een improvisatore, maar in heroïschen, in koninklijken zin. Aan den geboren zanger gelijk van wiens lippen de poëzie nedergolft bij het eerste woord, door een ander daar opgelegd, zoo weet hij tegenover ieder der reuzenfeiten, die tot hem naderen, het juiste woord te spreken.... Zijn improvisatie leeft niet van poëzie, maar van heldhaftig geloof en koninklijke liefde, beide van Godsvertrouwen doorgloeid. Reuzenfeiten waren het waartusschen hij leefde en wandelde. Want niet alleen de natuur, maar ook de historie heeft hem met hare hoogste gaven overladen. Hem viel ten deel het middelpunt te zijn van een chaotische wereldontwikkeling, die van hem haar groote beteekenis en haar verheven zedelijk karakter ontleent. Hij was de martelaar bij dit alles, en door zijn martelaarschap koning. Wat het wonderbare voltooit is dit: van een gegeven oogenblik af staat Paus Pius de IXde boven de feiten die hem omgeven, en hoe geweldiger deze feiten worden in omvang en in beteekenis, hoe hooger hij zich boven hen verheft. Het wereldkoor | |
[pagina 119]
| |
zwelt en stijgt, maar altijd domineert de stem van dezen improvisatore die de spreker is van God.’ Ook Leo XIII is een van die geboren koningen. ‘Maar naast de eeuwig frissche oorspronkelijkheid van Pius IX staat deze figuur, met het ernstig gelaat van rimpels doorgroefd, met het breede en hooge voorhoofd, dat van grijze haren omlijst, den machtigen schedelvorm doet kennen, met de licht- en gloedvolle oogen, met de fijn gesloten lippen als de man der ernstige studie, der lange, onverpoosde overweging, der scherpe en diep doordringende gedachte. Een edele geest, in vele dingen volleerd, gevormd in de school der klassieken, doordrongen van de wetenschap der Romeinen, doorvoed met de wijsheid der Apostelen en Kerkvaders, toegerust met alles wat het menschelijk vernuft kan veroveren, versierd met al wat het kan tooien, en tevens gericht op de idealen die de ondoofbare starren van zijn hemel zijn. Daarbij een rein en vlekkeloos karakter - maar waartoe verder een teekening beproefd, die Ruggiero Bonghi in November 1877 wist te geven. Misschien mistrouwt men den oud-minister van onderwijs in het koninkrijk Italië, maar van clericale neigingen is deze geestige, soms echt cynische en altijd sceptische afgevaardigde niet verdacht en tevens spreekt hij het open genoeg - zeker ook overbodig genoeg - uit dat men bij Leo den XIIIden geen andere beginselen dan bij Pius den IXden te zoeken heeft. - ‘In 't College van Kardinalen zegt hij, is Kardinaal Pecci voorzeker een der meest uitgelezen vernuften, een der meest uitgelezen naturen, waarin de meeste maat en evenwicht, de meeste gezonde kracht gevonden wordt. Evenals ieder ander ideaal zoo is ook het ideaal van het Kardinalaat zeer hoog - toch kan men van Kardinaal Pecci zeggen dat hij het in zijn persoon verwerkelijkt.’ Waar nu de Italiaansche staatsman niet aarzelt ons den idealen Kardinaal in den rijken tooi van St. Bernardus' woord - de Consideratione, Lib. IV C. IV. - voor oogen te stellen, daar mogen wij hopen dat eenmaal de historie het ideaal des Pausen door denzelfden Bernardus bezongen - id. Cap, VII - als in dezen Leo vervuld, zal roemen.’Ga naar voetnoot1) |
|