Dr. Schaepman. Deel 3. Eerste stuk
(1927)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1880-1882
XI.
| |
[pagina 73]
| |
later ondervinding aan toe te voegen - er waren verschijnselen genoeg die van deze meening deden terugkomen. De waarheid was dat Schaepman zich niet kon vereenigen met het Conservatisme van het overgroot meerendeel van de hoofdmannen en aanhangers der katholieke partij, en de partij op andere wegen zocht te leiden.’Ga naar voetnoot1) Dat klopt inderdaad met ‘De stand van Zaken en Partijen’, en even mooi een illustratie van schijn en wezen voor onderhavig geval is 't artikel uit die dagen waarin Schaepman de Tijd-redacteur Minister Six, den uitvoerder der Kappeyne-wet, zijn rolletje laat spelen: ‘Van uwe zijde - en hij stond natuurlijk naar Schaepman gekeerd - heeft men mij verdacht gemaakt en gescholden in pers en parlement. Ik, ik heette op niets anders belust dan op het vrije onderwijs te knevelen, ja, de bijzondere school te dooden. Waarom? Omdat ik de wet, de terecht bestaande wet zou uitvoeren. Kon ik anders?... Nu, nu is de wet ingevoerd. De koninklijke besluiten zijn bekend. En wat nu? - Zegevierend ziet de Minister rond: Hij heeft zijn gehoor zoo vernederd en verteederd, dat hij den grooten slag kan wagen... “Ziet de lijsten mijner benoemingen eens in.... Het schooltoezicht is opgedragen aan mannen die eigenlijk voorstanders der bijzondere school kunnen heeten: Kreenen, Mr. P.J.A. Smitz... Van onbekenden gewaag ik niet, maar mag ik niet met eenige fierheid wijzen op dr. W.J.F. Nuyens te Westwoud, die de scholen van het arrondissement Medemblik voor zijne rekening neemt! Is de naam van den geschiedschrijver der “Nederlandsche Beroerten”, van den hersteller der katholieke geschiedbeschouwing in Nederland, geen waarborg tegen een anti-katholieken geest? Wat zeg ik meer? Te Sittard bekleedt mr. H.F. Lambrechts het schoolopzienersambt, en deze mr. Lambrechts is het lid der Tweede Kamer, dat bij de beraadslaging voor de wet van 17 Aug. '78 zoo fier de vaan der katholieke beginselen omhoog hief en hield, dat zoo cordaat tegenstemde en nu zoo moedig het nieuwe ambt op zich neemt. Is dit niet genoeg?... Blijkt het niet dat ik den vrede wil en den vrede breng?” Maar het is genoeg geschertst... Over de bedoelingen oordeelen wij niet; de minister die te on vast in beginsel is om ooit beginselen gewaardeerd te hebben, kan meenen dat een verzoening mogelijk is. Wat ons betreft: nog beslister dan den minister der Vervolging wijzen wij den minister der Verzoening af. Deze | |
[pagina 74]
| |
verzoening heet voor ons verleiding. Al deze fraaie toegeeflijkheden, al deze beminnelijke benoemingen moeten zand strooien in de oogen der goê gemeente. Het volk moet gaan gelooven dat de openbare school nog zoo kwaad niet is... Zoolang wij kunnen spreken zullen wij waarschuwen tegen dat bedrijf en aan onze katholieke landgenooten zeggen: “Gelooft aan het mandement uwer Bisschoppen: houdt vast aan hun woord. De wet blijft de veroordeelde wet. Geen benoemingen kunnen haar beginsel minder verderfelijk, minder noodlottig maken. Geen practijk kan de werking van haar geest belemmeren. Daarom, gaat voort met het vermijden der openbare, met het stichten van bijzondere scholen. Blijft trouw aan u zelven en aan uw adres, en handhaaft uw beginselen ook tegenover den Minister der Verzoening.”Ga naar voetnoot1) Dat Nuyens zich tot schoolopziener had laten benoemen was den Doctor een spijker in 't levende vleesch. Vroeger steeds, hoe hoog het ook liep, rondde 't zich af in geestig geplaag: Het heette: “Gij zijt zeer onrechtvaardig in al uw expectoratiën, maar enfin, we zijn getrouwd en, lastig als gij zijt, for better and for worse heb ik U genomen en ik zal U maar houden ook....” Misschien dacht de Doctor: Godweet, hoe 't er op Nuyens' jaren met mijzelf zal uitzien..... “Als gij nu deze onvergulde pil geslikt hebt, zullen wij eens ernstig spreken.... En nu, waarde en beminde doorslager, journalistenhater, anti-clericaal, dichtermoorder, dweeper, droomer, in één woord beminnelijke Nederlandsche Lamartine, met wat minder rijmvaardigheid maar evenveel fantasie, even weinig objectiviteit, word nu zoo boos als gij wilt, mij zult gij niet meer boos maken. Houd u goed en God zegene U t.t. Dr. Sch.”Ga naar voetnoot2) Of: “Gij moet er waarlijk nog wel van spreken alsof het een genoegen was van U brieven te krijgen! Uitgescholden worden voor “clericaal”, allerlei lievigheden hooren. 't Is jolig! wil ik U eens iets zeggen? Gij vecht tegen windmolens. Gij praat van dingen, die Gij in uw fantasie schept. Uw Veuillotisme heeft met Veuillot niets gemeen.... Gij slaat door en meent dood te slaan. Daarbij zijt gij van nature opposant.”Ga naar voetnoot3) | |
[pagina 75]
| |
Of: “Verbeeld u dat ik d'emblée met U werd gecensureerd als een half en halfjen! Ik werd Trappist!”Ga naar voetnoot1) Of: “Genezing en geduld van en in uw rhumatisme. Bedwing in dezen heiligen Vastentijd uw mopperigheid wat. Groet uw vrouw; ik wensch haar veel blijmoedigheid als gij mopperig zijt. Gods zegen t.t. Dr. S. - A propos, Gij hebt mij zelf geschreven dat Gij mopperig zijt, anders zou ik wel oppassen om het U te zeggen.”Ga naar voetnoot2) Of: “Zeer gematigde en zeer geduldige vriend.”Ga naar voetnoot3) Of: “Bonjour, Buskruit!”Ga naar voetnoot4) Of even een beetje strakker: “Ik weet wel wat U hindert, men zegt en herhaalt U dat ik U loozen wil, dit is de verdoemelijkste laster, dien men ooit tegen mij heeft uitgezonden.”Ga naar voetnoot5) Of weêr alles goedmakend: “Ik kook als de een of andere blancbec mij komt zeggen:” Nuyens spreekt toch graag van schrijver dezes. Het zachtste antwoord dat zoo'n aap krijgt is. Jij zult nooit zoo goed en zoo veel schrijven dat je dat ook kunt doen.’Ga naar voetnoot6) Maar nu... Nuyens, buiten weten van zijn vrienden, had zijn candidatuur tot schoolopziener onder de wet Kappeyne gesteld, en de voorspraak gevraagd van Minister van Goltstein. Deze had aanvankelijk raar opgekeken, maar meende ten slotte: ‘Deelneming aan het toezicht op de wet van 1878 door hen die als UwEG. voor onverzoenelijke bestrijders gelden, zou alsmede dienen om de klove tusschen de voorstanders der bijzondere en der openbare school te dempen, en zoo een verstandige uitvoering te verzekeren.’Ga naar voetnoot7) Daar kwam de benoeming. En voor Schaepman was 't als een bom in 't gezicht: ‘Eerst dezen morgen heb ik uw benoeming gezien. Gij kunt niet gelooven hoezeer mij dit spijt. Ik zou er van kunnen schreien!’ Maar voor 't publiek - en dit was zijn sterkte - schreide de Doctor nooit, noch in dit geval, noch in veel andere - en veel hachelijker - later. | |
[pagina 76]
| |
Hoevelen toen onder zijn liberale collega's diep genoeg kijken konden om in 't gesluierde heilige der heiligen van Schaepman's binnenste te turen, hoevelen beseften wat een schat van massieve vroomheid verscholen lag achter die speelsche jovialiteit, weet ik niet, evenmin als ik uitmaken kan hoeveel Kamerkameraden notitie namen van Schaepman's toenmalige Tijd-artikelen, welke thans brokken historie zijn. Maar een feit is 't dat de Doctor met elken dag een nieuwen liberalen vriend veroverde. In de koffiekamer haalde hij zijn prettigste praatkunst uit, en onder de gretigsten mee drongen de liberalen om dien donderschen zwartrok saam. 't Was immers natuurlijk: juist degenen die het minst omgang hadden met priesters, waren 't meest geboeid, ook door hun eigen nieuwsgierigheid om ga te slaan hoe dit zeldzaam exemplaar er van binnen uitzag. De stoutste vrijdenkers schoolden het dichtst mede aan; want bij zulk een pastoor raakten de stevigsten hun traditioneel klutsje hooghartigheid kwijt. Die sakkersche paterskop had met zijn bijziende oogen de heele wereldsche wereld te pakken. Van uit zijn sacristij liet hij zijn geestigheid den beau monde overdartelen als 't gezelligste laagland; want blijkbaar was 't een laagland voor hem, die toch van uit zijn thomistische hoogten de zonnigste glansen van zijn rein idealisme liet spelen over 't rijk van de zonde, wijl hij onder al die zondaars, als weleer zijn Meester, bij voorkeur verkeerde. Of was 't geen verbluffing, een theoloog die 't even gereedelijk had over den meest krassen materialist der jongste Duitsche school als over den stugsten Bijbel-exegeet? En was 't ooit gehoord dat een seminarie-professor, die thans op zijn eenzame kamer de dorste wetsteksten zat door te blokken, telkens weer verscheen met de fijnste proefjes uit de nieuwste romans? Men kon hem trouwens aanklampen over alles wat in de koffiekamer ter tafel kwam - telkens wist die bliksemsche telg uit den Achterhoek, dien men a priori thuiswees in de poëzie en in de kerkgeschiedenis, zijn man te staan, verrassend van pittigheid en sprankelend à propos. Geen twijfel, 't was uit met Lieftinck en zijn mutterwitzige alleenheerschappij. Maar de vrijmetselaarexdominee gaf zich niet zoo gauw gewonnen, en al de Kamertachtigers tellen onder hun heerlijkste herinneringen de godbege- | |
[pagina 77]
| |
nadigdeGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot2) tournooien van vernuft tusschen den Credo-pugno-man en den suppoost van den Antichrist... |
|