Dr. Schaepman. Deel 3. Eerste stuk
(1927)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1880-1882
[pagina 26]
| |
Verbeeld u, Vermeulen, de Wachter-medemaat en collega in de Tijd, was ter Kamer den Doctor nog voor. Dr. Vermeulen, een waardig onderwijsman en een mensch van arbeid en studie welzeker, maar allerminst een ridder voor de groote toernooien. Toch na 't heengaan van Mr. Barge, als hooge rechter naar de koloniën, werd in zijn plaats Vermeulen voor Eindhoven ter Tweede Kamer gezonden, waar hij trouwens later zeer goed op zijn plaats blijken zal. In diezelfde maand Juni werd Mr. A.F.X. Luyben benoemd in de Rechtbank te 's Bosch. Oningewijden vonden 't wel een beetje vreemd dat de oud-minister, die naar een lidmaatschap in den Hoogen Raad of in den Raad van State dingen mocht,Ga naar voetnoot1) zoomaar zijn betrekking van Kamerlid en Burgemeester offerde voor een simpele plaats in de Rechtbank. Luyben was toen twee-en-zestig, een van de Katholieke veteranen der Kamer. In 1859 immers had hij opgevolgd als afgevaardigde voor den Bosch - zijn vader, Mr. J.A. Luyben, ‘een der krachtigste en kloekste katholieke vertegenwoordigers uit dien tijd, een man van wetenschap en geest, meer nog van karakter’.Ga naar voetnoot2) De zoon had overgeërfd vaders trouw aan de conservatieve partij die aanleunde bij de liberalen, maar evenzeer den familiedurf om binnen zoowel als buiten de Kamer, weleens tot ontsteltenis van de talrijker schuchteren, zijn overtuiging te ontplooien van ‘katholiek, zelfs ultramontaan, wat alle katholieken eigenlijk zijn.’ Toen na den dood van Minister Borret, in Januari 1868 - zooals bundel I het vermeldde - de Departementen van Eeredienst werden hersteld, aanvaardde Mr. A.F.X. Luyben de portefeuille voor de Roomsch-Katholieke afdeeling. Slechts voor vier maanden, want einde April reeds trad het heele Ministerie af. Toch had Luyben den tijd gehad om de laatste sporen der Aprilbeweging uit de officieele practijken weg te krijgen. Hij was het immers, die door de Regeering Utrecht, Haarlem, den Bosch en Breda als ‘geschikte vestingplaatsen’ der Bisschoppen deed erkennen, zoodat de hoogwaardigheden niet langer gedwongen waren in Sassenheim of Gerra te dorperen. Aldra nam het kiesdistrict Breda den ex-minister als Tweede- | |
[pagina 27]
| |
Kamerlid op; tot in Juni '80 dus, toen hij plaats liet voor Schaepman. Het vreemde van 't geval werd immers eerlang opgehelderd. Jhr. P.J.J.A.M. van der Does de Willebois, lid van Gedeputeerde Staten, moest die waardigheid vaarwel zeggen uit hoofde van zijn huwelijk met de dochter van den Commissaris des Konings. Weldra, in 1884, zou dat worden goedgemaakt: hij zou zijn oom Luyben opvolgen als burgemeester van 's Bosch, Voorloopig ging Luyben zelf naar de Rechtbank, maar in 1883, zou hij overgaan als Raadsheer naar 't Gerechtshof, waarvan zijn zwager, de oude Van der Does de Willebois, president was. Zoo kwam het plan klaar, sinds jaar en dag door Herman Van der Hoeven gekoesterd; zijn vriend Schaepman moest nevens hem zetelen voor Breda. Maar daarmee was alles nog lang niet in 't reine. 't Aartsbisdom immers verstokte zich in 't zwijgen. Monseigneur had neef Herman zelfs kond gedaan dat het heelemaal nutteloos was een officieele aanvraag in te dienen om van wege de geestelijke overheid een toelating te verkrijgen tot een Kamercandidatuur. In geen geval zou daarop een antwoord komen. Verder hield de voorzichtige kerkvoogd zijn hart steeds vast bij 't bedenken van een priesterlot, omstuwd door de hoogste Haagsche wereldschheid. In welk handboek van Pastorale Theologie zou hij er iets op vinden om Herman's dicht- en dischvreugde zich te laten vermeien in het volle salon- en restauratieverkeer van de wufte prinsenstede? Maar Monseigneur toch, had Herman gezegd, Uw Hoogwaardigheid heeft nu schier een kwart eeuw den tijd gehad om na te speuren of ik voor mij zelven niet altijd de grens weet tusschen genoeg en te veel. Trouwens de Paters Jezuieten in 's Hage zijn hartelijk bereid mij als hun gast op te nemen. En van uw schouders kunt U toch best den zielelast over mij op de hunne laten glijden... In die oplossing scheen Monseigneur nogal schik te hebben. Verder wist Aukes met wonderen van overleg de dagen aan te duiden dat Zijne Hoogwaardigheid het best had geslapen. En dan kwam Herman telkens uit Rijsenburg eens even naar Monseigneurs gezondheid informeeren. 't Was trouwens altijd gezellig en heerlijk praten met den doorluchtigen man. Maar zoodra de candidatuur opdook verscheen het bekende stille glimlachje weer.... tot een zekeren gezegenden Juni-avond alle solemniora | |
[pagina 28]
| |
bezweken voor 't verzoek: Als ik mijn candidatuur stel, en ik word verkozen, krijg ik dan van U uit mijn geestelijke bediening het ontslag door de Grondwet gevorderd? De Aartsbisschop ging aan 't kuieren, over en weer, door de lange gang; hij zweeg... en hij zweeg. Maar toen zijn statige toga den bedremmeld-geduldigen Herman den vierden of vijfden keer had voorbij geruischt, gaf hij, ernstig-strak en bekommerd om veel, het historische toestemmend knikje... Intusschen liep ook te Breda niet alles van een leien dakje. Van der Hoeven, Van den Biesen, Luijben en de Willebois ijverden flink. Maar achter de talrijke gevels met ‘spiontjes’ had men een boel praats over priester Schaepman's joviale levensopvatting, en mede over de kapitale kwestie of hij onder zijn kiezers in priestergewaad of in gewone rok-en-pantalon zou verschijnen. Ook werd op de sobere plekjes der heide en onder de enkele onthouders in de stad met ontzetting verteld, dat de Doctor zoo gretig de gelegenheden waarnam om lekker te proeven. Pater Van Meurs, die om de politieke toekomst van zijn oud-student anders niet zoo bijster veel gaf, vond het geklets op den duur ál te beroerd. Hij verscheen op een bijeenkomst te Breda, en daagde humoristisch-welsprekend het heele Zuiden uit, voor zoover het aan 't zaniken was: Wat weet ge over hem te vertellen? Wie heeft hem ooit onder de tafel gezien? En waaraan weet ge dat hij proeft? Enkel wijl zijn toosten dan nog veel mooier zijn! Kleine ventjes ook, laat nu toch de kans niet ontsnappen u op te heffen tot hem! - Geen andere sporen liet het kabaal voorloopig dan in ‘de Spectator’Ga naar voetnoot1) een plagende plaat. |
|