Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
CVIII.
| |
[pagina 632]
| |
dingen vriendelijker gezind dan in de hoofdstad. ‘De Groninger bladen zijn niet zonder welwillendheid. Hoe diep zit er echter bij onze andersdenkende vrienden het bewustzijn nog in dat zij als protestanten de regeerende kaste zijn. Dit is voor mij het bittere als gal’Ga naar voetnoot1). In 1873 ging Schaepman voor het eerst in 't Limburgsche spreken: Te Maastricht, bij deken Rutten, op de Relikwieënplechtigheid, waar Schaepman toen een eerste maal de feestrede hield. Een jaar te voren had hij den duchtigen deken leeren kennen, en er van zijn veeren bij gelaten. ‘Deken Rutten is een terrible joûteur. Ik twijfel er aan of ik mij op zijn sympathie zal kunnen beroemen; ik ben een slecht ‘joûteur de salon’.... Het spijt mij dat deze klare vogel in liberale netten zit....’Ga naar voetnoot2) Maar sympathie tusschen beiden kwam er toch. ‘In Maastricht was het een mooi feest. Het doet goed zoo eens in een katholiek volksleven te komen, en in een oude basiliek de menschen te zien bidden’Ga naar voetnoot3). Zijn eerste zuiver politieke rede in kies-campagne hield Schaepman te Gouda, in 1874, waar hij de candidatuur van Dr. Kuyper verdedigde. In 1879 was hij voor zijn eersten keer aanwezig op een Duitschen KatholiekendagGa naar voetnoot4). En telkens wekte hij geestdrift als hij op zijn latere lezingen opdischte van 'tgeen hij daar had gezien en gehoord, en als hij de portretten ophing van de vijf groote mannen die, toen nog in leven, den Kulturkampf leidden en braken: Windthorst, Schorlemer-Alst, de Reichensperger's en Moufang. De eigenaardigste leesbeurten die hij in die jaren vervulde, waren ongetwijfeld zijn speeches in Παυτα υοητα te Utrecht. Sedert 1876 werd hij telken jare uitgenoodigd. Niet altijd gaf hij gehoor. Voor 't eerst verscheen hij in 1878, met een rede over... ‘het Ultramontanisme’, God betere 't! Hoe professor Schaepman als ‘lezer’ geboekt stond achterhalen we liever bij menschen die niet zoozeer met den priester waren ingenomen, en dus met hun lof wat zuinigjes bleven: ‘Nie- | |
[pagina 633]
| |
mand gaat zoo weinig voorbereid, van zoo weinig geschrijf voorzien, naar den lessenaar; niemand vertrouwt zooveel op de gunst van het laatste oogenblik. Maar niemand, tenzij de heer Schaepman, zou dit ook mogen wagen; hem laat de inspiratie nooit in den steek. En juist de indruk van spontaneïteit, dien ge verkrijgt, verhoogt uw genot. Ge zult nooit klagen dat de voordracht riekt naar de lamp. De wijze, waarop Schaepman u iets zegt, verrast u misschien niet het minst, omdat die wijze meestal voor hem zelf nog eene verrassing is. Indien ge ooit zelf iets geschreven of voor de vuist gesproken hebt, volgt ge Schaepman met belangstelling in het kiezen van de juiste uitdrukkingen, in het formeeren der zinnen, in het bouwen der periodes. Ge kunt hem dan betrappen op de daad en ge staat verwonderd over de wijze, waarop hij alle moeilijkheden overwint en tot een meesterlijk resultaat weet te komen. Ge zult Schaepman niet schuldig vinden aan 't zoeken en jagen naar kunstig effect, aan 't voorbereiden van tirades, naar welker voordracht de ‘lezer’ blijkbaar rekent op eene uitbarsting van hilariteit of op een oorverdoovend applaus, gedurende hetwelk hij met het leukste gezicht zijn glas suikerwater naar den mond voert; neen, Schaepman neemt de verfrisschende teug daar, waar hij er behoefte aan gevoelt, al is het ook midden in den meest ingewikkelden volzin! Ook dit is misschien eene uiting dier goddelijke onverschilligheid, welke sommige superieure geesten ten opzichte van het succes van eigen werk toonen. Dat trouwens Schaepman niet naar een succes in vulgairen zin streeft is overbekend. Mannen gelijk hij, die hunne waarde kennen, hebben dat nooit gedaan’Ga naar voetnoot1). Ook voor rouwgelegenheden was de Doctor de man. Wij weten reeds hoe hij er op stond telkens als een der meesters van zijn jeugd hem ontviel 't gestoelte te beklimmen, en dan een van die lijkredenen te houden, eenig in de geschiedenis der Nederlandsche kanselwelsprekendheid. Even indrukwekkend schijnt de Doctor te zijn geweest op Van Bijleveldt's begrafenis, den 7en Juli 1877. President Van de Burgt celebreerde en de Aartsbisschop was aanwezig. Schaepman preekte op den tekst: ‘Ik heb den goeden strijd gestreden, mijn loopbaan voltooid, het geloof bewaard. Overigens is mij | |
[pagina 634]
| |
de kroon der rechtvaardigheid weggelegd, welke de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij op dien dag zal schenken’. In een roerende tegenstelling bracht Schaepman het feest van vier jaar te voren te pas, en hij besloot: ‘Hij was een trouw en wijs dienaar, raadsman en vriend van zijn Aartsbisschop’. Aan 't graf van zijn trouwen Kloppenburg sprak hij niet; en evenmin aan 't graf van den grooten Van Vuuren, hoewel hij het anders had voorgenomen. Maar er was te veel herrie op het kerkhof, en zijn tranen kroppende, toog de Doctor heen. Onder het beste wat de Doctor op den kansel vermocht prijkt de lijkrede op Prof. J.H. Wensing (1880). Prijken is eigenlijk het rechte woord niet daar Schaepman, met zijn gewone zorgeloosheid waar het zijn eigen geesteskinderen gold als eenmaal die kinderen de wereld in waren - de rede liet liggen, verdoken in ‘de Katholieke Stemmen’. Een paar fragmenten zullen in den volgenden bundel ‘Dr. Schaepman’ te voorschijn worden gehaald. |
|