Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
XCIX.
| |
[pagina 595]
| |
dat vreeselijke ‘perinde ac cadaver’. En toch met zijn meester Veuillot wedijverde hij in welsprekendheid en in geestdrift, waar 't er op aankwam de Orde te verdedigen; nooit klonk in 't Nederlandsch zoo heerlijk een pleitrede voor den Jezuiet als het Tijd-artikel, waarmee Schaepman antwoordde op Dr. A.H. Raabe's vlugschrift: ‘De Compagnie van Loyola meer een politieke vereeniging dan een godsdienstige orde. Een historische schets’. Raabe, een Utrechtsch geleerde, door de rabies jesuitica aangetast, zou denkelijk met rust zijn gelaten, had de Standaard zich niet de weelde veroorloofd aan 't pamflet een stel aanbevelende artikelen te wijden. Tegen het schotschrift bewijzen uithalen was eigenlijk tijd verspillen: ‘Wij zullen niet trachten dit geschrift nog door een weerlegging voor een paar dagen te doen leven. Het zou jammer zijn het op den weg naar zijn einddoel, de vergetelheid, op te houden. ‘Misschien, of bijna zeker, zal men hierin een bewijs zien, niet alleen van onze lichtschuwheid, maar ook van ons gebukt gaan onder de Jezuieten. Het is ons volkomen onverschillig of Dr. Raabe ons als een kudde ziet geleiden of weiden. Het is te dragen. Maar schapen als wij zijn, wij willen toch zeer stellig van Dr. A.H. Raabe als belhamel niets weten’. En dan zingt 's Doctors proza een hulde en een eereboete aan ‘den Jezuiet’. Men zal begrijpen dat ik deze ovatie opdraag aan dengene, die onder de Paters den Doctor steeds het liefst was en dien hij in sommige beroerde omstandigheden later, hand in hand en oog in oog, zoo trouw om gebeden vroeg, want ‘Jan, jij bent eigenlijk in de orde mijn trouwste, mijn eenige vriend’Ga naar voetnoot1). ‘De Jezuiet is groot. Geboren in een geweldig tijdstip der kerkelijke geschiedenis, is hij reeds het uur zijner geboorte waardig, en ieder zijner daden bewijst dat de Voorzienigheid de uren en de tijden regelt en bepaalt. Geboren uit de worsteling van den fieren naar vrijheid en daden strevenden geest met het | |
[pagina 596]
| |
verslagen en verminkte lichaam, uit de worsteling der genade met den ijdelen, maar ook ijzeren wil, draagt hij nog in geheel zijn karakter de teekenen van dien strijd en die zegepraal. Al het lagere is hem dienaar van den geest, de wil is door de genade overwonnen, maar tevens herschapen, geadeld, geheiligd. Hij is het meesterstuk van zelfverloochening en gehoorzaamheid. In een onderwerping die zich uitstrekt over iedere daad, over ieder oogenblik en iedere beweging, heeft hij zijne vrijheid geoefend, gestaald en gehard, voor zijn wil gewonnen een span- en veerkracht die alles overtreft. Hij heeft zichzelven afgelegd, maar niets verloren dan het eigen ik. Hij is wel de strijdgenoot van het protestantisme; het volle protest van den katholieken geest is in zijne verschijning belichaamd. Zooals de Reformatie op eenmaal niet deze of gene richting in de Kerk aantastte, maar in verzet kwam tegen het geheele leven en streven der Kerk, haar grondslag en haar werkzaamheid beide, zoo staat de Jezuiet niet op deze of gene richting, maar op het geheele leven. Hij is prediker en leeraar en zielzorger; hij is man van de wetenschap en zendeling.... Zijn geestdrift is die der onbuigbare volharding, der altijd vooruitstrevende, den dood tartende en toch altijd maathoudende gehoorzaamheid. Gelijk hij als zendeling geen werelddeel onbezocht liet, zoo heeft hij ook als man van wetenschap zich op ieder veld bewogen, en als zielzorger de kwalen der menschheid genezen of vertroost in de paleizen en in de negerhut. Zelf bereid om alles te dragen tracht hij voor anderen den last licht en het juk zoet te maken, de weerstrevende menschheid zachtjes te gewennen aan het kleed des Heeren en liefderijk op te voeren tot het hooge doel. ...Al den haat en de verachting van de vijanden der Kerk heeft de Jezuiet gedragen. Zijn naam is de naam geworden van hen die in den strijd voor Christus en de Kerk het helderst hebben uitgeblonken, zij mochten dan tot de Societeit van Jesus behooren of niet.... De verbeelding heeft haar meest schaamtelooze Bacchanaliën gevierd in het boeken der Jezuietische wandaden en gruwelen.... Maar men streed ook met vervolging, met ballingschap, met geldboeten, met den geesel, met het zwaard. Het behoort tot de glorie van den Jezuiet dat alle krachten van den antichristelijken haat hem steeds tot mikpunt hebben verkozen’Ga naar voetnoot1). |
|