Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
LXVIII.
| |
[pagina 494]
| |
bestaat uit een middenpaneel met vleugeldeuren en verbeeldt, als hoofdidee den ‘Triomf des Verlossers door het Kruis’. Bij de verklaring maakte Schaepman ruim gebruik van kanunnik Dehaisnes' ‘L'Art Chrétien en Flandre’. Als besluit beloofde hij een artikel voor 't Gildeboek over Jean Bellegambe en zijn werken. Daar is nooit iets van gekomen. Maar iets blijvends bewerkte Dr. Schaepman toch door het slot van zijn rede. Op de zittingen van de Belgische Gildebroeders had het hem getroffen ‘hoe die zittingen met een passend gebed, door den voorzitter met gebogen knie gedaan, werden begonnen en gesloten’. Voortaan zou dat ook in 't St. Bernulphusgilde geschieden. Datzelfde jaar nog kwam het Belgische gilde ook het Hollandsche te Utrecht groeten. Althans president Béthune en Fred. Belpaire. Dr. Schaepman, op verzoek van den Deken, hield de welkomstrede. Hij bracht hulde aan Béthune, den meesterbouwkundige en -glasschilder, die, onder de leiding van Pugin, de christelijke kunst bestudeerde en haar heropwekker werd in België. Zijn kundige kunst bouwde de kerk en de abdij van Maredsous en het groot Begijnhof te Gent, vernieuwde de kapel van 't H. Bloed te Brugge en maakte de glasschilderingen voor St. Bavo te Gent en voor O.L. Vrouw te Antwerpen. Ook als oprichter van 't Gilde en van de St. Lucasschool verwierf hij zich blijvende eer. Even te voren nog werden zijn verdiensten beloond met het ‘Kommandeurskruis der orde van den H. Gregorius den Groote door den Paus aan President Béthune geschonken’, en te dier gelegenheid schreef de Doctor in 't album van den Commandeur het vers dat in Alberdingk's Almanak van 1879 werd overgedrukt. In zijn laatste lezing vóor '80, behandelde Schaepman, als gevolg op een bezoek aan de tentoonstelling van middeleeuwsche kunstwerken te Munster, de kunst in Westfalen. Een nadere kennismaking met die kunst achtte hij wenschelijk voor de Nederlanders, vooral wijl zooveel van het Nederlandsch grondgebied in de Middeleeuwen tot het bisdom Munster behoorde. ‘Na een vluchtigen blik in de kunstgeschiedenis der stad, vestigde spreker meer in 't bijzonder de aandacht op het klooster Liesborn en de schilderschool, die zich daar in de XVe eeuw onder leiding van den zoogenaamden “Liesborner Meister” ontwikkelde. Op de expositie te Munster had men de kunstwerken | |
[pagina 495]
| |
van dezen tot nog toe slechts bij naam gekenden meester, die met recht de “fra Angelico” van het Noorden werd genoemd, zooveel mogelijk verzameld’Ga naar voetnoot1). Om zijn weergalooze werkzaamheid in 't Gilde, werd Schaepman den 18en Juli '78 tot vice-deken verkozen. Maar twee jaar nadien legde hij zijn eere-ambt neer, daar hij voorzag dat het werk der Tweede Kamer met Bernulphus-bedrijvigheid niet kon samengaan. |
|