Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
[pagina 481]
| |
LXIV.
| |
[pagina 482]
| |
‘Bij het tweede eeuwfeest van Rubens beantwoordt Wiertz eene prijsvraag over de werken van dezen meester gesteld. Wat vinding en schikking betreft staat de Antwerpsche meester boven Michel Angelo; het Vlaamsche vuur overtreft de vonk die het ontstak. Rubens is een Homerus, Michel Angelo een uitlegger der profeten. In de teekening is Rafaël de mindere; gaf de meester van Urbino de lijn, Rubens geeft het leven golvend, zwellend en vol. Alles buigt voor den schilder der Kruisafneneming, Titiaans koloriet, zoowel als Rembrandts licht en bruin. Zijn de anderen meesters door oefening, door langzaam, geduldig werk, door nabootsing, bij Rubens zit de geestdrift voor, de ontzaglijke bezieling, de scheppende gave, die den chaos oproept, licht en duisternis scheidt en alles vereenigt in éene ontzaglijke harmonie’.Ga naar voetnoot1) Niet enkel nieuwe ideeën wil Wiertz uitwerken, ook zijn procédé moet nieuw zijn. ‘Het zou de olieverfschildering vervangen en het fresco mogelijk maken op het doek. Hij noemde het “peinture mate”.... Maar zijn pogen bleef vruchteloosGa naar voetnoot2). Schaepman's bewondering geldt vooral den “Opstand der Engelen” en den “Triomf van Christus”. Het later werk “Faim, Folie, Crime”, “Un grand de la Terre”, “Le dernier Canon”, Le Phare de la Croix’, ‘La Tête Coupée’ noemt hij ‘dolzinnige fantasieën’. Hier was vernietiging van eigen kracht: ‘De oorzaken? Zij liggen in dat ééne woord: afgoderij. De wereld kan wel God verwerpen en loochenen, aan de goden ontsnapt zij niet. Het oneindige zit in de lucht, zit in ons bloed. Le frisson de l'infini, de rilling die ons bij de gedachte aan het oneindige overvalt, is niemand vreemd. Zij is geen gevolg van overspanning of koorts. Zij behoort tot de levensbewegingen van den gezonden mensch. Als die rilling ophoudt, dan komt de koorts. Wil men het oneindige niet, dan kan men zich niet met het eindige vergenoegen; men wil meer, men werpt het toevallige de staatsiekleeren van het absolute om. De harp van 's menschen hart leent er zich niet toe om altijd op haar snaren Ninette of Ninon te laten trillen, andere tonen gaan soms op, geweldige tonen, die de snaren | |
[pagina 483]
| |
springen doen. Bij het ongeloof komt de trotschheid en het ongeloof wordt afgoderij, afgoderij der zinnen, afgoderij des geestes, beide vereenigd of gescheiden, maar altijd zich hereenigend in de zelfaanbidding van den mensch. De aanbidding der schoonheid is de aanbidding van het eigen genot; de vereering der wetenschap, de vergoding van den eigen geest’Ga naar voetnoot1). ... ‘Men wil in de kunst toch nog iets anders dan een letterlijke vertaling der idee. De kunst, dat is de harmonie der schoonheid van gedachte en vorm, behoort èn idee èn vorm te beheerschen. De idee zelve moet kunstig zijn. Onstuimige ideeën op onstuimige wijze op het doek gebracht geven geen schoon kunstwerk. De schoonheid der stormen ligt in de harmonie van het heelal.... Daar is iets tijgerachtigs in den geest van dezen kunstenaar. Met ontzettende waarheid, met een tergend realisme heeft hij al de pijnen der menschheid geschilderd; de anatomie der levenssmarten schijnt hem een genot te zijn geweest’Ga naar voetnoot2). Schaepman ging heen uit het Wiertz-Museum met het besef dat hij nu had gezien ‘het delirium tremens van een koningsgeest.’ |
|