Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
[pagina 477]
| |
LXIII.
| |
[pagina 478]
| |
Is het mannenkracht, die vernietiging der kunstwerken door onze vaderen gesticht? Is het mannenkracht, die moorden aan de De Witten gepleegd? Is het mannenkracht, de strijd tegen Arminius en Gomarus door het zwaard van Maurits beslist? Is er mannenkracht gebleken bij het schavot van Oldenbarneveldt? Ja, daar was mannenkracht! Maar daar lag de kracht in het hoofd dat viel. Verder, M.H., staat het aan Dr. van Vloten vrij te bouwen op de beginselen der toekomst. Maar hij zelf zal de eerste zijn om te erkennen dat ook mij vrij staat te vertrouwen op de begrippen van het verleden. De beslissing ligt in de toekomst, in de handen der geschiedenis en van den Koning der geschiedenis, van God’Ga naar voetnoot1). Alberdingk sprong bij met een geestig protest op Van Vloten's uitval, en Vuylsteke hielp Van Vloten beweren, dat Noord en Zuid zich wenschte te onttrekken aan het juk van Rome en Spanje. Maar alles liep uit op een hulde uit Vuylsteke's mond voor de ‘prachtige improvisatiën van Alberdingk en Schaepman’. Thijm mocht dan ook naar zijn dochter schrijven dat zijn flits en de strijdbijl van Schaepman hun werk hadden verricht.
Van Vloten had het gevoeld inderdaad. En toen Schaepman den volgenden dag weer optrad, was 't vooral om Van Vloten te bewijzen, hoe goed Nederlandsch en hoe gul 17e eeuwsch een ultramontaan kan wezen: ‘Geachte vrouwen en heeren, ik zal met het oog op het late uur, de gewone sprekers-beleefdheden ter zijde laten en terstond beginnen met de stof, vooral omdat zij handelt over iemand, die niet gewoon was lang te wachten, maar die altijd voorwaarts ging, zooals Vondel in een prachtig gedicht heeft gezegd. Ik wensch u namelijk in het geheugen terug te roepen wat morgen vóor twee eeuwen aan de kust van Nederland, bij Kijkduin, is geschied. Daar lag de vloot van de vrije landen. zooals Vondel zich uitdrukte, te wachten op de vloot van Frankrijk en Engeland. In het 15de boek van Brandt kunt gij op schilderachtige | |
[pagina 479]
| |
wijze beschreven vinden, hoe Holland dobberde tusschen vrees en hoop over het lot van hare heerlijke, machtige vloot. In het 14de boek kunt gij zien, hoe door bemiddeling van Willem III, de verzoening tusschen Tromp en De Ruyter plaats greep, en, zooals de uitgever van Vondel's gedichten zegt, dat Tromp en De Ruyter onoverwinnelijk waren en de zegepraal in hunne vlag voerden. Wat het gevecht bij Kijkduin betreft, zegt Brandt, dat wij dit niet alleen te beschouwen hebben als zeeslag, maar ook nog uit een ander oogpunt. Op dien dag kwamen, op het luiden der klok, lieden van alle gezindheden de kerken en vergaderplaatsen vullen, en - ik dank Brandt voor deze mededeeling - toen is er gebeden voor het heil van Nederland!’ En dan ging het in rythme en strofe van Bilderdijk's ‘Bath hernomen’, maar mooier poëzie: 't Was op d'Augustusmorgen,
De lucht zoo grijs en laag..
In nevelen verborgen
Hing nog de groote vraag,
De vraag, die duizend harten
Met sneller slag deed slaan:
Zal Holland 't onweer tarten
Of stervende ondergaan?
Hoe staarde van de duinen
De Maagd van Holland rond,
Of ze op der golven kruinen
Heur schepen wedervond,
Heur schepen rijk beladen
Met goud van ieder strand,
Met mannen kloek van daden,
Met de eer van 't vaderland.
Maar 't was geen angstig staren;
Daar glansde hoop in 't oog,
Hoog rezen wel de baren
Maar Holland's leeuw stond hoog.
Wat zorgen ook de morgen
Doe rijzen voor den dag,
Twee helden blijven borgen,
Zij houden saam de vlag.
't Was op d'Augustusmorgen,
En langzaam rees de zon.
Of ze onder last en zorgen
Heur langen loop begon....
De Maagd van Holland staarde...
Daar dreef haar trotsche vloot
Op 't speelsche morgenkoeltje
Ter zege ofwel ten dood.
Daar rolde langs de baren
De dreunende oorlogsgroet,
En riep den koningsvloten
Oud-Holland's leus te moet;
En duizend donders rolden
Dien eersten donder na,
Grijszwarte wolken rezen
Omhulden mast en râ.
Geen oog kan meer doorschouwen
Dien zwarten wolkeunacht; -
Waarop zal Holland bouwen,
Zoo niet op 's Heeren kracht? -
Hoor, hoe de klokken kleppen
Van ieder bedehuis;
Hoog boven d'oorlogsdonder
En 't dreunend strijdgedruisch.
| |
[pagina 480]
| |
Daar rust de strijd der volken,
Daar zwijgt het krijgsmetaal,
Daar glinstert door de wolken
Een heldre zonnestraal;
En in die gouden krone
De vlag van d'admiraal,
De vlag van Hollands eere,
De vlag der zegepraal...
Hoe staarde van de duinen
De Maagd van Holland rond,
Toen ze op der golven kruinen
Haar helden wedervond,
Hoe juichte het haar tegen,
De Ruyter's heldenwoord:
‘Vij hadden grooten zegen,
Eer, wien alle eer behoort!’Ga naar voetnoot1)
Was Van Vloten dichter geweest, dat was hem uit het hart gestolen. Van dien dag af bleef het vriendentrouw tusschen den ultramontaan der ‘Corviniana’ en den atheïst der ‘Humaniteit.’ Corvinus Van Vloten werd nu ‘de goedhartigste en hoffelijkste man der wereld. Een oprechte vriend voor wie hij eenmaal in zijn hart had genomen. Hij is zoowel voor Alberdingk Thijm als voor mijGa naar voetnoot2) in het krijt getreden. Maar als hij voor zijn schrijftafel plaats nam, dan kwam er iets over hem, dat hem dwong zich als den boosaardigsten en grofsten der menschen voor te doen. Vooral als hij een half-geloovigen onder handen nam, een moderne. - Modernen en sentimentalisten, Réville, Multatuli, Vosmaer, waren voor hem gruwelen. Zijn zucht tot geweldig ongeloof en zijn kostelijk gezond verstand dongen om den voorrang. Hij heeft Spinoza op den stoel gebracht, maar het onkruid van den zaaier Multatuli heeft hij kloek aangewezen en uitgerukt. Hij was een forsch man in alles’Ga naar voetnoot3). Ook naar Brussel, drie jaar nadien, ging Schaepman congresseeren. Maar niet zoozeer om daar verpoozing te zoeken of alweer eens te vechten: ‘De ban en de arrière ban der Geuzen zullen er zijn, en wij zouden staan in een gezelschap dat moeilijk, zelfs met handschoenen, aan te raken viel. Als Van Lee en Van Driessche het Brusselsch liberalisme te brutaal vinden, dan is het erg’Ga naar voetnoot4). Liever bleef Schaepman zijn rustdagen doorbrengen op de Markgravenlei, en te Moere (West-Vlaanderen) bij Henri de Bruyn. |
|