Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
[pagina 457]
| |
LVIII.
| |
[pagina 458]
| |
beschikking? In pace luide zijn grafschrift, de vrede is nu zijn lot. Toen over de hoofden der in St. Augustin vergaderde schare de machtige tonen rolden, waarin de christelijke dichter al de verschrikkingen des doods, al de schokken des gerichts, al de smeekingen der menschenziel, al de verkwikkingen van Gods barmhartigheid heeft saamgevat, als in een alleenspraak, die een wereldspraak geworden is, toen moest het de aanhangers der Bonapartische dynastie dubbel treffen: “Dag van gramschap en ellenden,
Die des werelds loop zal enden”.
De Bonapartes “hadden zoolang buiten de Voorzienigheid gerekend. - De dynastie, die de wereld heeft beheerscht, die haar vervulde met bewondering of vreeze, met schrik of gejuich, met onderworpenheid of oproerige woede, met huivering of walging, is in haar tweeden stam geknakt, geslagen, gevallen. St. Helena en Chislehurst, Schönbrunn en Kopje. - Alleen in het land der Zoeloes, heeten de eindpalen der historie, die in den artillerie-officier van Toulon werd geboren en in den artilleriekadet van Woolwich verging.... Alleen in haar smart blijft de moeder ... omgeven van een tragisch licht dat den glans en den luister der vorige dagen overtreft. Het is beter weduwe en kinderlooze moeder te zijn dan verbannen keizerinne, nog altijd hakende naar een troon. Al was hier geen zelfzucht, maar alleen liefde voor den zoon - het zelfbedrog was te gemakkelijk, en de onrust bleef het deel van iederen dag. De zoon heeft de moeder een gave gebracht, die zij hem niet kon geven: het in pace van zijn grafschrift werd ook haar deel’Ga naar voetnoot1). Men ziet het: de dichter in Schaepman was ontroerd. Hij zong dan ook zijn ‘ballade van den laatsten Napoleon’: ... Hij stond aan Englands stranden,
De jonge, schoone vorst;
Hij zag de golven branden -
Hoe brandde 't in zijn borst!
Het bruischte hem door de aadren,
Het sloeg in klanken uit:
‘O Frankrijk mijner vaadren,
O Frankrijk, schoone bruid!’
| |
[pagina 459]
| |
Hij sprak en toog ter weere
Naar 't blakend oorlogsveld;
Hij kwam en viel met eere,
Een jonge schoone held.
En toen uit twintig wonden
Zijn leven henenvlood,
Toen heeft hij daar gevonden
Zijn bruid, die was - de DoodGa naar voetnoot1).
|
|