Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
LV.
| |
[pagina 448]
| |
handen, en de kruiden zijn bedwelmend en vergiftigend’Ga naar voetnoot1). Later brachten de omstandigheden Schaepman in de Tijd tot een lange studie over hem. De geniale redenaar, de razende werker, de Fransch-lyrische vaderlander, was voor Schaepman in de eerste plaats de leider der anti-monarchistische macht, de prediker der democratische Republiek, de bevechter van Mac Mahon, en thans, sedert 1879, de president der Kamer. ‘De verkiezingsstrijd, die op dit oogenblik in Frankrijk wordt gestreden, beweegt zich alleen om dezen naam.... ...Uit de rijen der behoudende richting worden stemmen vernomen, die iedere candidatuur willen steunen, iederen naam willen toejuichen, zoo hij slechts beteekent: tegen Gambetta. Dan is er geen onderscheid meer tusschen De Mun en Jules Simon. Het moet ver gekomen zijn nu het zoover gekomen is. Zulk een strijd is niet meer de verdediging der grenzen, maar het barricadeeren der huisdeur. Op de nederlaag na zulk een worsteling volgt niet meer een kloek en onbezweken “Courage”, maar “Sauve qui peut”. Het zou waardiger zijn onverschillig te blijven indien men tegenover een doodsbedreiging onverschillig kon zijn. De tijd der Romeinsche Senatoren, die roerloos Brennus afwachtten op de Markt, is voorbij. In onze dagen weet men dat het goed leven is, ook zonder vrijheid en zonder vaderland. ...Een der zoogenaamde behoudende partijen kan toch niet in Gambetta's plaats treden. Een opvolgster voor de Republiek is niet gereed. Vanwaar zou zij komen? De partij der Napoleons treedt uit het strijdperk. Hadden de kogels van Sedan den adelaar vleugellam geschoten, de assagaaien der Zoeloes hebben zijn hart doorboord. Rouher en Hausmann, de minister en de prefect van Parijs, de staatkunde en de staathuishoudkunde, de redenaar en de decorateur van het tweede keizerrijk verlaten niet zonder waardigheid het tooneel. Alleen de Roode Prins, le César de la décadence, blijft. Deze vrijbuiter - zal den strijd voortzetten op zijn eigen vuist en tot zijn eigen winst.... Schaduwachtiger dan de schaduw zelf is het bestaan der Orleanisten. Een dynastie zonder geschiedenis, een regeeringsbeleid zonder richting, een programma zonder beginselen, een | |
[pagina 449]
| |
groep van zeer bekwame, zeer geletterde, zeer beschaafde en zeer practische lieden, maar die te weinig zichzelve is om niet bij allen te behooren.... Men vindt ze in het leger, in de Kamer, in den Senaat, in de diplomatie, vooral in het Institut, nog meer in de Académie Française; men vindt ze bij jagersspelen en kunstenaarsfeesten, in de groote werkplaatsen der wijsheid, op de bankierskantoren en zelfs op de slagvelden; maar de Orleanisten zijn de vrienden der prinsen uit den huize Orleans - niets meer. ...Ook de witte vlag wappert niet aan den gezichteinder... Te laat, te laat. - Indien uw koning het zwaard van Frankrijk had opgenomen van het slagveld van Sedan, indien hij het had gereinigd en herdoopt, al ware 't dan ook in een roemrijke nederlaag, dan waren alle brieven en manifesten ongeschreven gebleven, maar het Koninkrijk was hersteld.... Indien hij verschenen ware te Bordeaux, en de gunst had gevraagd van Frankrijk's smart en Frankrijk's schande mede te mogen dragen, wie zegt ons nog wat ware geschied? Romantische droomen, dat alles, antwoordt men. Niet meer romantisch en niet meer onpractisch dan al de voorspiegelingen, al de toovervizioenen, waarin de leliën zoo welig opschoten uit den Franschen tuin, dat het rood der klaprozen in den zilverigen glans verging. Te laat, te laat! Nog voor een andere groep klinkt het, een groep die geheel Frankrijk moest omvatten, waarin de eenige leus moest zijn de groote kreet: “La France catholique!” Daar is geen vijand van Frankrijk, die niet erkent, dat in het Katholicisme de kracht van Frankrijk schuilt.... Al de spot van Voltaire heeft geen enkele liefdezuster kunnen dooden en de scepsis van Renan houdt geen enkelen missionnaris terug. De doop van Littré brengt daar millioenen harten in verrukking; en zal eenmaal de teraardebestelling van Victor Hugo een zegetocht wezen, dan moet het gewijde water der Kerk de bloemkransen besproeien, die het baarkleed bedekken.... En dit heeft men kunnen vergeten! Bij het twisten over regeerïngsvormen heeft men den grooten strijd uit de gedachte verloren. Wat maakt het republiek of geen republiek? Indien al de republiek tot heden de Revolutie heeft gediend, acht gij de Kerk niet machtig genoeg om de republiek te winnen voor het aloud geloof? Indien de Sicamber zich gebogen heeft en | |
[pagina 450]
| |
zijn afgoden verbrand, zou deze hardnekkiger en halstarriger blijken? Hier viel te beproeven Frankrijk van de Revolutie te bevrijden. De Revolutie is in Frankrijk altijd Kerkvervolging geweest.... Het blijft een eeuwig treurige gedachte dat men dezen reusachtigen strijd heeft kunnen verlagen tot een twist over een vlag zonder banen of drie banen in éene vlag’. Vergeet niet dat ge in bovenstaande alinea een der merkwaardigste uitingen en een der stoutste zetten hebt gelezen van Schaepman, den Tijd-redacteur. Want hier blijkt hij genezen van zijn illusies over Chambord, en zijn blik zag al duidelijk waarheen, lang vóor Lavigerie en Rome hadden gesproken. Maar we keeren met Schaepman naar Gambetta terug: ‘Hoe is het geschied, dat deze man zijn naam geeft aan de geschiedenis van Frankrijk? Hij is een kind der fortuin. De lichtzinnige en luchthartige godin heeft hem op hare armen genomen en den kruidenierszoon van Cahors uit de bierknijpen van het Quartier Latin, over de bloedende slagvelden en de rookende puinhoopen gedragen tot het toppunt der eere en der macht. “Hij zelf heeft niets gedaan”... Of liever: “Hij heeft Frankrijk aan den rand der regeeringloosheid gebracht, toen op het slagveld van Sedan de grond reeds scheen open te splijten om Frankrijk's eere en Frankrijk's macht te verzwelgen... Millioenen schats heeft hij verspild en aan zijn trawanten heeft hij het goud gegeven, dat den vijand moest overwinnen.... Met de vijanden van alle maatschappelijke orde en iedere politieke vastheid is hij arm in arm opgetreden, om wat nog orde en gezag en vrijheid heette, te vernietigen... Eindelijk regeert hij, werpt kabinetten om, roept regeeringen op. Weer dezelfde reeks van akelig mislukte vertooningen. Een kloosterstorm die door inbrekers wordt voltooid. Een expeditie naar Griekenland, die als de droom van een absinth-drinker vergaat. Een staatkunde in Algerië, die hartebloed uit de aderen van Frankrijk doet stroomen. Een organisatie van het leger, die de bewondering wekt van Duitschland, en in die bewondering het getuigschrift harer machteloosheid ontvangt. Een financieel beheer dat zelfs roekeloos blijken zal tegenover de weergalooze welvaart, waarmede 't land gezegend wordt. Ter bekroning van het geheel: de ambtelijke vogelvrijverklaring van ieder, die nog eer heeft en geweten en de schaamtelooze zegepraal van alle tafelschuimers, wier laffe vleierij | |
[pagina 451]
| |
ieder, die het hoofd nog hoog durft dragen, in het aangezicht spuwt. ...En toch de meester van Frankrijk. Hierin ligt de verklaring: Uit het hart van alle natiën, die door een geweldigen schok in de wereldhistorie zijn beroerd, wier as uit haar steunpunten is gelicht en wier geregelde loop aan allerlei wisseling en wenteling onderhevig blijft, gaat éene roepstem op. Alle volken, die door den eenen of anderen bijna verpletterenden slag, eene revolutie of eene nederlaag ter aarde zijn geworpen, stamelen éene bede, de bede om een man. Soms is het een roerend smeekgebed, “Domine, da nobis virum!” soms een wanhoopskreet, een wraakgeschreeuw. Als God in zijn oneindige goedheid en wijsheid zich over de wereld erbarmt, dan zendt hij zijn mannen: Karel den Groote, Innocentius den IIde, Rudolf van Habsburg, en zoovele wereldherstellers, met zoo weidsche majesteit omgeven, dat zij scheppers schijnen te zijn. Anders weer verschijnen de mannen Zijner wrake, die onze eeuw maar te dikwijls noemen kan. De wet is als een wet van Perzen en Meden, de wet der geschiedenis: in de dagen hunner beroering vragen de natiën een man. In die wet ligt de verklaring der tyrannie van Robespierre en der heerschappij van Napoleon. Ook Gambetta is een man. Een man in schijn. Maar voor het Fransche volk van het oogenblik is hij een man. Hij heeft het woord gevonden dat alle begeerte en alle gevoelens van het Fransche volk samenvat: “Revanche!” De staatslieden mogen het hoofdschudden er toe doen en de ministers de verontschuldigingen; de wijzen mogen zwijgen en de practische lieden vreezen - “Revanche!” is en blijft het woord, dat het geheele geestesleven van den Franschman samenvat. Voor deze gedachte wijkt alles. In deze gedachte gaat alles op. Door deze gedachte wordt alles licht en gloed. De volkswelvaart stijgt: Revanche! De strijd tegen de clericalen zuivert het leger: Revanche! Noem het wat gij wilt: radelooze fierheid, redeloozen trots, razende ijdelheid, dierlijke drift: “Revanche is het woord en Revanche zonder dralen en zonder rust!” “En Gambetta is de man der Revanche. Wat zijn, bij hem vergeleken, Thiers, le libérateur du territoire, of Mac Mahon, de herschepper van het leger? Toen beiden zwegen heeft de woeste dolkop het woord durven spreken, dat den Generalstab in | |
[pagina 452]
| |
Berlijn in koortsachtige beweging brengt en de Europeesche kabinetten doet sidderen. Van al zijn vertooningen is deze éene vertooning gelukt. Door dat woord heeft hij geheel zijn verleden uitgewischt.... Wat maakt het of zijn gemis aan staatsmanskunst en staatsbeleid Frankrijk heeft uitgeput, Frankrijk op een provincie is te staan gekomen? Hij belooft de wraak. Wat maakt het of hij Liefdezusters sart en Monniken en Schoolbroeders verjaagt? Wat maakt het of zijn generaal Faure met schoolmeesterachtige tyrannie in de school van Saint-Cyr het spionnenstelsel invoert? Wat maakt het, of Rochefort en Louise Michel den dictator in al de schaamteloosheid zijner schande ten toon stellen? Hij heeft het tooverwoord dat hem voor de oogen der schare in goud en purper kleedt”.... De vraag naar het einde wekt huivering. Voor hen die Frankrijk hersteld zouden willen zien in zijn volle kracht, zijn echte grootheid, blijft niets anders over dan te hopen tegen de hope in. Mirakelen geschieden niet telken dage, en in onze dagelijksche berekeningen passen zij niet.... Hier dwingt en drijft een logische noodwendigheid tot een geweldige crisis, die de voorloopster eener wedergeboorte kan zijn. Meer echter valt noch te voorzien noch te voorzeggen. Laissez passer la justice de Dieu’....Ga naar voetnoot1) Den 14en November daarop werd Leon Gambetta inderdaad minister-president. |