Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
LII.
| |
[pagina 444]
| |
Hij is gekomen en heeft gezegd dat zijn recht onsterfelijk bleef.... Beginselen riep hij in die geen droomen zijn van éen dag, geen utopieën met stormen in haar schoot.... “A la tête de toute la maison de France” wilde hij optreden, de godsdienst, de eendracht, de vrede, zouden hem vergezellen - en waarachtig vorstelijk klonk het: “Je ne veux exercer de dictature que celle de la clémence, parce que dans mes mains et dans mes mains seulement la clémence est encore la justice”.... Hij kwam zonder leger, zonder hofstoet, maar verzeld van een rij koningen, die de gloriën van Frankrijk zijn. “La parole est à la France et l'heure est à Dieu”Ga naar voetnoot1). De legitimistische beweging vorderde, maar sloeg weer neer onder Chambord's eigenzinnigheid, waarover in 't vorige hoofdstuk. Dit nu juist vond Schaepman ‘koninklijk’ vanwege den strengkatholieken maar even streng-absolutistischen vorst: ‘De koning van Frankrijk kan zijn paleis niet binnengaan langs den “escalier de service”. Hij kan niet komen met gebonden handen. Alleen gebonden door geweten en eer kan de koning van Frankrijk het rijk zijner vaderen binnengaan. Voor hem is het geen verlies, dat hij nog eens in de minderheid wezen zal.... Alleen voor Frankrijk is het een verlies hem nog te derven, zijn beginsel nog te missen. Zijn beginsel: “Alle gezag is van God en zij Gode onderdanig”. Daar ligt iets van Hendrik IV, neen, beter nog, van Lodewijk IX in zijn toon als hij antwoordt: dat nooit. Hendrik V, de koning van Frankrijk, is voor velen een teleurstelling. Soms schijnt hij ons allen onpractisch toe. Neen, zijn koninklijke waarde ligt daarin, dat hij ons allen overtreft. Hij is waarlijk groot als zijn beginsel, dat groot is als de geschiedenis van zijn volk. De waarheid spreken en de waarheid doen, dat is de ware practijk’Ga naar voetnoot2). In dien zin ging 't artikel voort. Eens te meer zong Schaepman's dichterschap ter eere van het koningdom bij Gods genade. Hoe de idealen-lievende redacteur van de Tijd het in de practische buitenlandsche politiek zou hebben gesteld, was hem ooit een beslissende leiding in handen gegeven - dit weten we natuurlijk niet. Vertrouwden van zijn impulsief-platonische jeugdjaren zullen | |
[pagina 445]
| |
u vertellen dat hij in zijn zonnigste dagen wel eens droomde minister van buitenlandsche zaken te worden. Zijn ‘Chambord’ laat vermoeden, dat onze Jezuieten-telg, leerling ook van den Bilderdijk der Geschiedenis des Vaderlands, in zijn anti-revolutionnairen liberalenhaat en zijn handhaving van 't absolute koningschap (zoo die koning katholiek was) een verrassende reïncarnatie van Metternich zou hebben vertoond - althans voor zoolang zijn democratisch gestel, door den nieuwen tijdgeest gevoed en ontwikkeld - het in die rol zou hebben uitgehouden. |
|