Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
XLVI.
| |
[pagina 414]
| |
Zorgvuldig plaatste Schaepman alles in zijn bibliotheek. Maar een Wachterstudie bleef achterwege. En toch aarzelde Schaepman niet met een getuigenis als dit: ‘Ik ben een groot bewonderaar van Lacordaire, Ultramontaan die ik ben. Hij is voor mij de grootste, verhevenste, de eenige redenaar dezer eeuw. In hem gloeit profetisch vuur, en straalt apostolisch licht’.Ga naar voetnoot1) Dit voor den kunstenaar Lacordaire. Voor den denker was de bewondering bedaarder, maar toch hartelijk genoeg: ‘Lacordaire, Montalembert, Veuillot, ik ben bereid met de meedoogenlooze eigenwijsheid van een leerling al hun dwalingen, gebreken, tekortkomingen aan te wijzen, maar nooit mag of zal ik vergeten wat ik in kinderlijke dankbaarheid aan hen voor levensgenot en levenskracht te danken heb’.Ga naar voetnoot2) Ofschoon, als de Doctor in echte Veuillot-stemming was, hij kras genoeg spreken dorst van: ‘een profeet die soms illusiën voor vizioenen heeft aangezien’. Met Lacordaire's beeld voor oogen, maar zonder hem te noemen schreef Schaepman zijn bladzijde over de ideeën waarvoor de groote leerlingen van Lamennais zooveel van hun hoofd en hun hart en hun leven hebben gegeven: ‘De dwaling van het liberaal-katholicisme - want een dwaling was er - lag in een noodlottige verwarring. Men verhief de feitelijke gelijkstelling van geloof en ongeloof, van waarheid en dwaling in het openbaar wereldlijk recht onzer dagen tot een rechtsbeginsel, dat ook door de Katholieke Kerk als rechtsbeginsel moest worden erkend. Men begreep niet dat de vrijheid voor de Kerk in naam van deze algemeene vrijheid van den onverschilligen, om geen geloof zich bekommerenden staat gevorderd, geen goedkeuring was voor die vrijheid in beginsel, hoe noodig, hoe onmisbaar zij in de gegeven omstandigheden ook mocht zijn. Na de lange verdrukking onder de dwingelandij van den zich geloovig noemenden, maar in waarheid slechts in zichzelven geloovenden staat en dan nog wel in naam van een heilig verbond tusschen altaar en troon geleden - een verbond, waarbij gewoonlijk de troon zich op het altaar liet hijschen - was het een soort van wellustig gevoel vrij te zijn. In dat gevoel sprong men zonder om te zien over alle omstandigheden van tijd en plaats heen en verhief de leuze: altijd en overal. Er was veel | |
[pagina 415]
| |
geestdrift in dat gevoel, de geestdrift, die riep: gelijke kansen! die onverwrikt geloofde in de kracht van het geloof, en in de eindelijke en alles beëindigende zegepraal der waarheid. Men vergat dat de waarheid een recht bezit dat zij niet mag prijsgeven, het recht om zich te handhaven, den plicht om den logen geen gelijk recht toe te kennen...’Ga naar voetnoot1) Dit neemt niet weg dat sommige stukken uit de ‘Conférences’ door Schaepman voorgoed in zijn levensboek werden opgenomen. Bij een strijdlustige gelegenheid openbaarde hij den blijvenden indruk op hem van de ie Conférence. Het geldt de preek over de katholieke leer als maatschappelijke kracht, en daarin de beschouwing over den waanzin van den menschelijken hoogmoed: ‘Deze bladzijde is voor mij een openbaring, een schrikwekkende openbaring. Zij heeft mij de oogen geopend voor den geestenstrijd onzer eeuw. Met ernst en met vreeze heeft hare ontzachlijke klaarheid mij vervuld. Van een weergaloos medelijden heeft zij mijn hart doen beven. Als ik mij beangst en huiverig afvraag, hoe zoovele genieën zoo weergaloos diep konden vallen, dan rijst de herinnering aan Lacordaire's woord voor mij op. De wapenen ter bestrijding vallen mij uit de hand, en het waarachtige woord van onzen tijd schijnt mij de nederige bede dat zij, die tot de waarheid zijn opgenomen, in de waarheid mogen volharden en staan.’Ga naar voetnoot2) |
|