Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
[pagina 169]
| |
XXIII.
| |
[pagina 170]
| |
De Paus is de weg, de Paus is ook de waarheid. En Schaepman zet hier in wijsgeerige welsprekendheid de voorbijgaande worstelingen van 't menschdom, zijn zoeken naar betrekkelijke waarheden in denken en doen nevens de blijvende Waarheid Gods, die spreekt uit den Paus. ‘De daden des menschen snellen voorbij. Soms sterft de heugenis weg, voor nog de daden gestorven zijn en toch blijft daar iets van iedere daad bestaan, toch blijft daar een spoor zichtbaar, een niet weg te delgen spoor. Dat wat overblijft, is de zedelijke beteekenis der daad, is haar overeenstemming met de waarheid. Want eeuwig als de waarheid zelve is, zoo deelt zij ook de eeuwigheid mede aan wat bij haar bestaan en beteekenis heeft gezocht. In duizende brokken moge de wisselende, de ongestadige vorm der menschendaad uiteenspatten, de waarheid, in recht en in wetenschap - zij blijft. Maar waarheid, waarheid - hoe lang heeft de wereld gewroet en gedolven naar een enkele korrel van de gouderts, die waarheid heet? - Hoelang en hoe vruchteloos? Schatten bij schatten had de wetenschap opeengestapeld, zoo waande zij: “Nu zijn we rijk, mijne ziel, laat ons gaan rusten en genieten”, zoo sprak zij, en de dood kwam, de koude werkelijkheid; de schatten van kennen en weten door de menschheid alleen vergaderd, wat waren ze anders dan stof? Gij kondt daar vinden al de zonden, al de dwaasheden der menschheid tot begrippen omgeslagen, met het merk der waarheid gestempeld, alsof de afdruk alleen der koninklijke beeltenis het valsche metaal tot echte goudmunt vermocht te slaan. Gij kondt daar vinden enkele stukjens der waarheid, onder veel stof bedolven - maar de waarheid was daar niet!... Hier nadert hij, die de plaats bekleedt van Hem, die het kon, die het moest uitspreken: “De waarheid ben ik!” De Paus, is ook het leven. Het echte leven, spruitend uit de belijdenis van den Zoon van den levenden God en uit de versterving, die de wereld overwint.... Deze Paushymne in proza vlamt op in een slotstrofe zingend een Te Deum aan Pius-Petrus.... De trouwen van Calvijn stopten hun ooren, of keken nieuwsgierig toe en schuddebolden. Maar allen zwegen. Uitgenomen éen enkele. Het kon bijna niet anders: De man van den geest moest al dadelijk, op zijn wandelweg langs de aardsche paadjes, laat staan de Utrechtsche grachten, den man van de letter ont- | |
[pagina 171]
| |
moeten; de Homerus van den Paus werd opgewacht door zijn Zoïlus. Enkele weken na Schaepman's preek verscheen: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven, ernstige beschouwing van Dr. Schaepman's rede, noodzakelijke toelichting voor Roomsch-Katholieken en Protestanten, door J.L. Bernhardi’Ga naar voetnoot1), Bepaald een pleizierig curiosum. ....‘De vijand heeft zich vertoond en niet geschaamd den Naam des Heeren te lasteren. Binnen Utrechts grijze veste stond een kampvechter op, om den Naam des Gods van Israël en zijne slagorde te hoonen. Waar kwam er een jongeling achter de schapen vandaan om den Goliath tegen te treden? - Helaas, hij werd niet gevonden. Helaas! Men wilde verbroederenGa naar voetnoot2), en deze schoone gezindheid was het, waardoor men den vijand een vrije baan heeft gelaten. Men heeft het aangehoord “dat niemand tot Jezus komen kan, dan door den paus”. Alvorens u de rede van Dr. Schaepman te ontsluijeren, zet dan uwe ooren open voor de woorden van Petrus: “Er zijn valsche profeten onder het volk geweest”. Hoe een geleerd man als Dr. Schaepman, met dichterlijke gaven bedeeld, er toe komen kan een schare van menschen, met zijn wegsleepende toespraak, van den kansel, door een optisch bedrog te verblinden, en zóo in het bijgeloof te versterken, dat de menigte verrukt met zijne dwalingen, gesticht huiswaarts keert!’ Na den banvloek over den Ultramontaanschen drogredenaar de kalm-spitsvondige ontleding van zijn schelmstuk: ‘Jezus zeide niet aan Petrus, als Paus, maar aan zijn twaalf discipelen: “Ziet, ik zende u als schapen in het midden der wolven;” en daarna: “Die u ontvangt die ontvangt Mij”. Hij heeft niet gezegd: “Petrus is de eerste, hij is mijn plaatsbekleeder, zooals Dr. Schaepman het heeft voorgesteld, maar aan allen heeft hij dien troost verzekerd en in hem aan allen die dezelfde leer aan de wereld verkondigen zouden.... Zoo heeft het ook de apostel Paulus begrepen, een man die openlijk verklaart zich nergens minder in te achten, dan de uitnemendste der apostelen, en dus volstrekt niet onder | |
[pagina 172]
| |
Petrus stond, maar dien openlijk wegens zijn huichelarij bestraft.... Wanneer Petrus het gewaagd had zich als opperhoofd der Kerk te verheffen, zou hij, Paulus, in navolging van zijn grooten Meester ongetwijfeld gezegd hebben: “Petrus, gij zijt een Satanas, want gij verzint dingen, die uit de menschen, niet die uit God zijn”. Er is geen andere naam onder den hemel, den menschen gegeven, door welken zij moeten zalig worden, dan de Naam van Jezus Christus! Geen paus, geen bisschop kan naast dien Naam geduld worden, en vervloekt is daarom eenieder, die op iets anders zijn vertrouwen stelt. Zoo begoochelt Dr. Schaepman zijn toehoorders en oefent hij zijn verderfelijken invloed uit op een schare van menschen, wier ontwikkeling stelselmatig zoo ver beneden peil gehouden is, dat zij geschikt zijn om de leugen te gelooven. Voorwaar, Nederland is wel zeer diep gezonken, dat het zoover gekomen is om eene leer openlijk te verspreiden, die onze vaderen in 1581 als verderfelijk voor het vaderland hebben afgezworen.... Dat het genootschap van den paus geene Kerk is, maar eene gevaarlijke verbinding over de geheele wereld, om over keizers en koningen te heerschen, wil men niet gelooven. omdat men de Kerk van Christus niet meer acht, ja, er niet meer toe behooren wil’. Volgt dan een aanval op ‘den bergtop der geschiedenis’, waar Schaepman zijn Paus heeft geplaatst. ‘Niemand komt tot Jezus door den Paus, want hij is de leugenaar, en geen waarheid is in hem’. En eindelijk, pour la bonne bouche, een dood-ernstige geestigheid: ‘Opmerkelijk is het voor den heer Schaepman dat in de 17e eeuw door zekeren Lammerman honderden gereformeerden vermoord zijn om het getuigenis van Christus.... Voorwaar, de heer Schaepman mag wel eens over die nauwe verwantschap met den naam Lammerman nadenken. Het mogt hem eens om het hart slaan en tot den kreet brengen: “O God, wees mij zondaar genadig”. Hoe jammer dat de brochure te laat verscheen om vóor de gloriedagen van Amsterdam Schaepman tot inkeer te brengen! Te verwonderen was het intusschen niet, dat er heerschte onder de dominees veel gejammer en tandengeknars: | |
[pagina 173]
| |
Het Pius-feest was een heerlijke ontplooiing van katholieke geestdrift. Voor ontelbare Roomschen waren inderdaad die Junidagen het lichtende middelpunt van de geschiedenis der 19e eeuw. ‘In de schatting der Christenwereld omvat elk jaar van dit 25-jarig Bestuur de werkzaamheid en de geschiedenis van een geheel Pausschap, en van alle jaren samengenomen kan men gerust zeggen, dat geen enkele Paus ooit zooveel gedaan heeft voor het welzijn van Kerk en Maatschappij, van Staat, van huisgezin en individu’Ga naar voetnoot1). Op den eigenlijken jaardag zelven kreeg de Paus meer dan duizend officieele telegrammen, waaronder die van bijna alle souvereinen der wereld. De volgende dagen kwamen er nog dertienhonderd. Italië zelf zat in zijn ongemak. Op veel plaatsen werden feestelijkheden en verlichtingen verboden. In Rome draafden zooveel bersaglieri rond, dat de stad als in staat van beleg verkeerde. De grootsche Duitsche afvaardiging werd op de grenzen zoo bitsig geplaagd door de tol, dat ze als invoerrecht op geschenken bestemd voor den Paus 2595 fr. moest betalen. - Toen dan onder de Pius-dagen generaal Bertholi-Viale zich, als de andere gezanten, aanbood namens zijn koning om Pius geluk te wenschen, weigerde de Paus hem te ontvangen. ‘Men verkoos ditmaal hot Ave Rabbi niet to hooren’Ga naar voetnoot2). Maar de stroom der pelgrims, hoe belemmerd ook, vond zijn weg. Dagen achtereen ontving de Paus processiën afgevaardigden. De Duitsche deputatie, veruit de talrijkste trouwens, telde 2500 leden. En de Paus mocht het zeggen: ‘Nu ik mij omgeven zie door de jongelingschap van Italië, Duitschland, Oostenrijk, België, Holland, Frankrijk, Spanje en Engeland, koestert mijn hart de blijdste verwachtingen voor de toekomst’. Den 7n Juni was het Hollandsche gezantschap uit het vaderland vertrokken. Den 17n werd het in verhoor ontvangen. De deputatie bestond uit Mr. J.A. Vos de Wael van Zwolle, C.J.J. Schmidtz van Amsterdam, H. van de Ven Jz. van 's-Bosch, George baron de Rosen van Heerlen, J. van Mierlo, pastoor te Kruisland, A.J. Smits, kapelaan te Rosendaal, Aug. Goossens Sr. van Venlo, B. Middelhoff van Purmerend, J.W. Straatmans van Maastricht, J.A.J. Zuur van 's-Hage. | |
[pagina 174]
| |
In 't venster van een der koetsen, waarin ze naar 't Vatikaan reden, kwam een steen terecht, een rinkelende welkomstgroet, zooals 't Piemonteesche Rome er vele slingerde in die dagen. Toen de deputatie de troonzaal binnentrad: ‘Voilà mes bons Hollandais!’ riep de Paus opgetogen. De Civiltà Cattolica gaf een kort maar hartelijk verslag: ‘Het dappere en edelmoedige Holland, dat het bloed van zoovele zijner zonen gaf voor den H. Vader, zooveel goud offerde, zooveel gebeden ten hemel stuurde, stond in de tegenwoordigheid van Christus' Stedehouder met tweehonderd duizend hartelijke groeten, door zijn kinderen eigenhandig geschreven in twaalf lijvige deelen en met een half millioen lire als feestgeschenk. Hoe smart het ons, dat wij de grootsche en schoone woorden door den heer Vos de Wael, president der Nederlandsche deputatie gesproken, niet éen voor éen kunnen wedergeven! Hij zeide o.a.: “Bij de eerste roepstem van Uwe Heiligheid zullen Neerland's katholieke zonen op de vleugelen der katholieke liefde naar Rome snellen, om blijmoedig hun leven te offeren en hun bloed te plengen voor de eer en glorie van God, het heil der Kerk en voor de persoonlijke veiligheid van hun beminden Vader”. |
|