Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
[pagina 42]
| |
VIII.
| |
[pagina 43]
| |
want dat wordt een der grootste menschen van ons land en misschien van onze eeuw”.Ga naar voetnoot1) Aangehaalde zegsman was broeder van den priester, die ons thans, als Amsterdamsch vriend van den jongen Doctor, even bezighoudt. Jhr. Hubertus werd te Zevenaar geboren hetzelfde jaar als Mr. Van den Biesen te Amsterdam, en 'tzelfde jaar ook stierven zij (1897). Hij had gestudeerd te Hageveld en te Warmond, en benijdend zag de Doctor later op naar dezen bevoorrechte, die Mgr. Broere zoo innig had gekend en hem tot leermeester kreeg. Na zijn wijding werd hij vooreerst kapelaan te Beverwijk, en in 1866 kwam hij over naar Amsterdam, als kapelaan in de St. Catharina. We weten reeds dat juist in dien tijd Van den Biesen bezig was met voor Nederland een vader Kolping te worden, en voor zijn Gezellen-vereeniging had hij een priester noodig. We weten evenzeer dat de Deken hem zijn kapelaan Van Nispen afstond. Deze edelman had van kindsbeen of een voorliefde voor het handwerk. In 1868 trok hij met Van den Biesen naar Keulen, om aldaar Kolping's inrichting te bestudeeren. En 't bleek Van den Biesen dadelijk dat hij zijn man getroffen had. Deze was niet voor niemendal de zoon van zijn vader, den grooten Mr. Jan van Nispen, toes nog in levee en lid der Tweede Kamer. De zoon was een wilskracht zoowel als de vader en de ondere broer. Op het Keulensch model richtte Van Nispen, onder Van den Biesen s toezicht en goedkeuring zijn Amsterdamsche vereeniging in. Naar zijn eigen woord was de vereeniging bestemd voor handwerkslieden, om door individueel en sociaal levee onder priesterlijk vaderschap het streven te bevorderen naar bekwaamheid, vroomheid, welvaart. Hij verdeelde zijn leden in vier afdeelingen: leerlingen, ongehuwde gezellen, gehuwde gezellen, bazen of patroons. Op algemeene feesten kwamen de vier afdeelingen broederlijk samen. Van Nispen omringde zijn Vereeniging met alles wat er bij hoorde: voorschotbank, spaarbank, ziekenfonds. 't Geheim van zijn zegenrijken arbeid is te vinden in zijn | |
[pagina 44]
| |
zoo godvruchtig en verstorven leven. Hij had een groot fortuin, maar het geld bezat hem niet. Op de onbekrompenste wijze deelde hij uit.... Voor zijn eigen verblijf verkoos hij een kamer, die tegelijk studeer- en slaapkamer was.... Zijn geheele voorkomen, de lijnen van het magere gelaat, de ingetogen blik der oogen, spraken van versterving, alle dagen en alle uren beoefend. Hierbij voegde zich de geest van gebed en overweging, zoodat “zijn wandel op deze aarde waarlijk in den hemel was”.Ga naar voetnoot1) Ook een gezocht zielenleider was deze zelfvergeten man. Dit belette nochtans niet, dat hij zijn eigenaardigheden bezat op intellectueel en theologisch gebied. Steeds bleef hij, natuurlijk, binnen de zuiver katholieke grenzen, maar wat hij dacht over kunst, symboliek en wereldorde, was inderdaad zeer persoonlijk getint, en het gaf aanleiding tot meer dan een boeiend en gloeiend gesprek met den Doctor. Maar voor dezen bleef toch het grootste voorrecht, dat hij in Van den Biesen en Van Nispen Hollandsche voortzetters vond, op onmiddellijk practisch terrein, van de sociale lessen, hem te Rome door Manning op 't hart gedrukt. Want speciaal Van Nispen was voor Nederland “de man die reeds heel vroeg het bestaan eener arbeiderskwestie vermoedde en aan haar oplossing zijn leven wijdde”Ga naar voetnoot2) in schrift en daad. Ook overschreed zijn faam de grenzen van zijn land. Het “Kirchenlexicont”, 2de uitgave, van Wetzer und Welte, i.v. Gesellen-Verein, verkondigt luide zijn lof. |
|