Dr. Schaepman. Deel 1
(1912)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendmaart 1844-juli 1870
[pagina 536]
| |
Naschrift.Uit hoofdstuk LVII ‘Ter nagedachtenis van Potgieter’ is een bladzijde handschrift weggevallen, waarvan de inhoud ongeveer hierop neerkwam: Dat eerste bezoek werd ook door Potgieter aangeteekend, en dadelijk aan Busken Huet naar Oost-Indië overgebriefd. Uit Potgieter's mededeeling valt op te maken, dat ofwel Schaepman's herinnering zich over de omstandigheden van de eerste kennismaking in een paar bijzonderheden vergist, ofwel dat Potgieter in zijn brief aan Huet het relaas heeft geleverd van Schaepman's tweede, niet van diens eerste verschijnen.
Amsterdam, 16 Sept. 1868.
‘Gister hadden wij een bezoek van Alberdingk en Schaepman; groot, breed en dik boven zijn jaren, een bleek gezicht, echt celtisch maar zeer dun haar, te fijn voor zoo grof een gestalte. In het gesprek was hij aangenamer, ik had haast gezegd, redelijker dan Thijm - minder paradoxen, minder faux fuyant, minder distincties, bij warmer overtuiging. Zeg niet, dat dit louter aan hun verschil van jaren valt toe te schrijven; mij schijnt Schaepman het boven onzen vriend vooruit te hebben, meer geboren dichter te zijn. Natuurlijk kwam Heiligerlee ter sprake. Gij weet, ik heb voor dat enthousiasme, chauffé à froid, slechts f 2.50 over gehad, en geen der redevoeringen, dichtstukken, cantates enz. enz. eene plaats in mijn boekenverzameling waard geacht. Tilanus is er flaauw gebleken en Beets bijna overgeloopen tot het christendom boven de geloofsverdeeldheid; maar als ik om de regten der catholijken te eerbiedigen, hunne beschouwingen over den opstand tegen Spanje, over onze prinsen van Oranje, over onze 17e eeuw aanhooren moet, is het al erg genoeg, schoon ik beter weet - maar als ik mij voorstel dat die begrippen der jeugd zullen worden in gescherpt, dan zie ik voor Nederland eene toekomst aanbreken, waarbij waarachtig het heden nog benijdenswaardig is.’Ga naar voetnoot1)
In hoofdstuk XCV ‘Ter zalige gedachtenis van Mgr. Freppel’ moet een portret van den Franschen prelaat worden verwerkt, | |
[pagina 537]
| |
dat later door den Doctor zelf in Het Centrum werd geteekend, en dat ik eerst na het zetten van het bewuste kapittel terugvond: ‘Ik herinner mij nog levendig den indruk door Mgr. Freppel op mij gemaakt... Een flink, forsch gebouwd man, vlug, veerkrachtig, zonder iets van de zenuwachtige beweeglijkheid zijner ambtsbroeders uit het land van St. Lodewijk, met heldere, kloeke kijkers en gezond en frisch gelaat; een man met een gulle stem en een gul gebaar... Freppel was een echte ElzasserGa naar voetnoot1), die de beide talen - Duitsch en Fransch - volkomen machtig was en het toonde, die met volle ziel gehecht was aan Frankrijk, maar die toch van de oud Duitsche zeden nog het een en ander had overgehouden dat hem, door een gelukkige menging in karakter en geest, ver boven het gewone Fransche type verhief.’
* * * Ten slotte moet mij van 't hart een warme dankbetuiging aan de zeer velen, die zich aan deze proeve, om in den breede den Doctor uit te teekenen, wilden gelegen laten, en die mij uit hun papieren of hun herinneringen zoo hartelijk schonken wat ik anders nooit had bereikt. Ik was me zoo goed bewust van de leemten, die aanvankelijk in mijn tekst bestonden, dat ik, in hoopvolle verwachting besloot, ‘Dr. Schaepman’ vooreerst onder feuilletonvorm te laten verschijnen in dit blad, dat hem zoo dierbaar was en dat om zijnentwille aan zooveel Nederlanders dierbaar is geworden. Laat me hier, vol erkentelijkheid meedeelen, dat mijn hoop niet werd beschaamd, en dat de feuilletons uit de hoofden en harten der Schaepman-vrienden heel wat hebben losgelokt. Van allerwege kwamen mij aanvullingen, terechtwijzingen, raadgevingen toe, waarvan ik vele mij dadelijk ten nutte kon maken voor de proefvellen van den boekvorm, die, naar den rechtmatigen wensch van den uitgever, zonder herzetting uit de feuilletons wordt geleverd. |
|