Dr. Schaepman. Deel 1
(1912)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendmaart 1844-juli 1870
CXX.
| |
[pagina 527]
| |
In de via Giulia begon men te denken aan verhuizen. Immers Mgr. Wilmer en de President zouden naar het vaderland terug keeren. De Aartsbisschop, als lid der deputatio de fide, wilde op zijn post volharden. Er werd reeds gezocht naar een andere, kleinere woning. Voor den eerbiedwaardigen bisschop van Haarlem was het een zware tijd. Zoolang het te dragen viel wilde hij 't dragen en blijven. Zijn gezondheid leed zichtbaar, te meer daar het blijmoedig vertrouwen op een spoedige uitkomst ontbrak... Maar het onverwachte kwam. Op Maandag 4 Juli waren op den gewonen tijd de Aartsbisschop en de Bisschop van Haarlem naar St. Pieter gereden. De President en ik vergezelden hen. Wij bleven nog wat rondzien in de baziliek, maar begaven ons toch na een goed half uur naar buiten om ons rijtuig op te zoeken en verder daarvan een aangenaam en nuttig gebruik te maken voor een tocht buiten de stad. Wij waren juist ingestapt - het was omstreeks negen ure -toen Pietro, onze kamerdienaar - hij wilde geen minderen titel voeren - ons met levendige gebaren naar de trappen van Sint Pieter wees. Daar wemelde het van Bisschoppen, die verzeld of onverzeld, naar buiten traden. Daar was iets geschied... wat? Met allen spoed stormden wij de trappen op en vonden al spoedig onze Hoogwaardigheden. Wat was er geschied? Iets onaangenaams kon het niet zijn. Ieder gelaat zag vroolijk, het vroolijkste wel dat van Mgr. Wilmer. De vergadering was begonnen met de mededeeling, dat eenige ingeschreven sprekers van het woord hadden afgezien. Dat was een goede tijding, maar er waren er nog velen en de vloed kon weder wassen. De beduchtheid bleek ijdel. Achtereenvolgens zagen twee en veertig Vaders af van het woord. Toen sloot Kardinaal de Luca de beraadslagingen over Hoofdstuk IV en daarmede die voor de geheele Constitutio dogmatica prima de Ecclesia Christi. Hier mogen nu de Acta spreken: “Universalis hic factus est laetantium et plaudentium clamor”. Het was een goede dag na zooveel dagen van moeilijk te torsen geduld. Men zag het einde komen. Want niemand kon meer twijfelen, of na de vaststelling van de constitutie over het | |
[pagina 528]
| |
primaat zou de groote meerderheid der Bisschoppen verlof krijgen tot tijdelijk heengaan van Rome. De Aartsbisschop was gelukkig dat het verblijf in de eeuwige stad kon worden onderbroken; de Bisschop van Haarlem zag zijn hoogste wenschen vervuld. Het zou nu, zooals hij zoo dikwijls zeide, toch wezen: samen uit, samen thuis. Maar dit was het minste, het mindere; het meerdere, het hoogste: hij zou nu het heerlijke woord kunnen uitspreken, waarom hij zoo lang en zoo kloek had volhard: zijn placet over de onfeilbaarheid. De gebeurtenis was verrassend. Zij was echter nog iets anders dan dat. Men kan verschillende omstandigheden en redenen aanvoeren, die tot het besluit hebben gevoerd. De roomsche zomer heeft zijn invloed doen gelden. De verwikkelingen tusschen Frankrijk en Pruisen, de naderende, voor goede zieners steeds onvermijdelijker oorlog, hebben hier invloed geoefend. De minderheid, die om overwegingen soms buiten de zaak zelve gelegen, zal hebben ingezien, dat een meerderheid van meer dan vier vijfden even weinig van haar overtuiging een brandoffer kon maken als zij van de hare. Dit alles mag zijn. Het is toch een verrassing, verrassend als een mirakel, dat op éen zelfde oogenblik, zonder eigenlijk voorafgaande overleggingen, mannen van allerlei richting, mannen als Schwarzenberg, Simor, Dupanloup, Clifford, Place van Marseille, Haynald van Colocza, Stroszmayer, van het woord afzien, dat Darboy van Parijs wegblijft en dat evenzeer Franchi, Meurin, de la Bouillerie, de Dreux-Brézé zwijgen. Men wil het nooit toegeven, maar men weet het toch te goed: er zijn ook in de wereldgeschiedenis geheimen, teekenen en wonderen.... Behalve de tochten en stormen gaat nog een Geest door de lucht. Dit eene heeft de vierde Juli 1870 bewezen; er was hier op dit Concilie geen ijdelheid van wetenschap, geen hoovaardij des geestes. Er is gestreden, maar de strijd ging om de zaak. Dat adelt en verheft den strijd tot een strijd voor den Heere. De dagen werden nu kort. Men gevoelde dat de groote openbare zitting, de vierde, niet lang meer kon uitblijven. Er moest in comité generaal (een der congregationes generales) worden gestemd, herhaaldelijk. Bij de stemmingen konden wijzigingen worden voorgesteld; die wijzigingen moesten worden onderzocht; over die wijzigingen moest weder verslag worden uitgebracht. | |
[pagina 529]
| |
Dan volgden weder stemmingen. De Deputatio de fide hield bijna dagelijksche zittingen, zoo op 7, 8, 9, 11 Juli, op 13 Juli twee zittingen zelfs. Er was levendigheid, beweging, rumoer; natuurlijk ontbrak het niet aan gissingen en berekeningen. Iedereen wist iets en, gelijk dit meer pleegt te geschieden, eigenlijk wist niemand iets. Daar kwam Zaterdag, de 16e Juli. De 80ste Congregatio generalis werd geopend. Verslagen werden uitgebracht. De Prins-bisschop van Brixen sprak over het vierde hoofdstuk: De Onfeilbaarheid. Het slot van zijn rede was aangrijpend. Toen werd met zitten en opstaan gestemd. De Congregatio scheen geëindigd. Maar er verhief zich een stem, die van Mgr. Jacobini, den tweeden secretaris van het Concilie. Hij las voor het kloeke, krachtige protest tegen de twee laatste schotschriften, die tegen de Kerkvergadering waren geslingerd: Ce qui se passe au Concile en La dernière heure du Concile. Toen verzocht de Kardinaal de Angelis, de eerste Voorzitter, allen, die met het protest instemden, op te staan. Allen die tegenwoordig waren, verhieven zich van hun zetels. Nog eens zitten en opstaan. Allen rezen weder op. Het bleek toen dat allen éenstemmig waren in het protest tegen logen en laster, tegen geschiedvervalsching, schaamteloos in het volle licht gepleegd. De openbare zitting werd aangezegd op Maandag 18 Juli. Aan de Bisschoppen, die het verlangden, werd zonder schorsing of verdaging van het Concilie tot 11 November verlof gegeven.Ga naar voetnoot1) Zondag, den 17en Juli, huurde Mgr. de Aartsbisschop drie kamers, via Monserrato, tegen December, ingeval het Concilie voortduurt.Ga naar voetnoot2) De 18e Juli brak aan. In opgewekte stemming, maar toch in eenige spanning over de dingen die komen zouden ging het reeds vroegtijdig naar St. Pieter. De zitting was aangezegd op 9 uur. Maar de lange, | |
[pagina 530]
| |
lange rij van rijtuigen, het aanleggen van paramenten in de baziliek, dit alles vorderde geruimen tijd...Ga naar voetnoot1) Een bonte menigte golfde door de beuken van St. Pieter. Weinig toeristen waren daaronder zichtbaar; de klimmende hitte had ze verdreven. Men zag (er) meest “eenvoudig volk”. Trasteveranen en landlieden uit de Campagna, vrouwen en kinderen, monniken, priesters en soldaten. Enkele bekende persoonlijkheden bewogen zich onder de menigte of hadden plaats genomen bij het graf van St. Pieter, tegenover den ingang der Konciliekapel.Ga naar voetnoot2) Op 't bepaalde uur ving de plechtigheid aan. Kard. Barili las de stille Mis “van den H. Geest”. Na de H. Mis verscheen de Paus.Ga naar voetnoot3) Daarbij kletterde de regen uit de zwarte, zware wolken neder, soms rolde een donderslag en flitste een bliksemstraal. Het was half-donker onder den koepel van Michel-Angelo. Maar voor wie het geluk had daar bij het hoogaltaar eene plaats te vinden, hij vergat den storm die tegen de reuzenmuren bonsde, voor hem was het licht. Opengeslagen stonden de breede vleugeldeuren der voor het Koncilie afgeschoten kapel.Ga naar voetnoot4) (Deze) bood het gewone, plechtige schouwspel. De lange rijen van gemijterde Vaderen in het roode plechtgewaad, hier en daar door den drager van een Oostersche tiaar onderbroken...Ga naar voetnoot5) en langs die lange rijen... zocht en vond het oog die éene gestalte, dat éene grijze hoofd, zoo kalm en met zoo nederige fierheid opgeheven onder den gouden mijter, zoo rustig en zoo levend, zoo gebiedend en zoo biddend te gelijk. Men wees elkaar... de meer bekende bisschoppen aan, - eenige plaatsen waren ledig....Ga naar voetnoot6) Daar hoorde men de hooge stem van den Kardinaal Capalti, die het Evangelie zong: Mattheus XVI: 13-19, het antwoord van Simon Bar-Jona, de belijdenis van den Zone Gods, de eeuwige inzetting, de eeuwige belofte. Toen de laatste woorden van het Evangelie hadden weer- | |
[pagina 531]
| |
klonken, knielde de Paus, knielden de Bisschoppen, knielde geheel de schare en de machtige bede steeg op: Veni, Creator Spiritus!’ ‘Het vertrek der beide Hollandsche bisschoppen was eerst des Zaterdagsavonds vastgesteld en met het oog op de hitte was besloten Maandagavond over Florence naar Turijn te gaan. Gelukkig was er niet veel meer op te ruimen, de kisten met boeken waren reeds bij den expediteur.... Maar... het voornaamste bleef nog: Er moest voor den reispenning worden gezorgd. Op Zondag viel hieraan niets te doen. Zoo geviel het, dat ik, ook al had het gunstige lot mij eene kaart bezorgd, mijn President niet naar de loge der theologen kon vergezellen. Toen de “Veni Creator” werd aangeheven, vloog ik naar de Piazza, een rijtuig in, en verder naar het plein van S. Luigi de' Francesi naar het kantoor van Schmitt, Nast-Kolb, op 't welk onze credietbrief luidde. Dit kantoor was tevens het Wurtemburgsche Consulaat. Toen ik de spreekkamer betrad, stond ik tegenover Mgr. von Hefele, bisschop van Rottenburg.... Na groet en ringkus moet ik hem wel met een zeer groot vraagteeken op het gezicht hebben aangekeken. Hij zeide toch onmiddellijk: “Ja, mein lieber Holländer, ich bin nicht da in St. Peter, keiner von den unsrigen ist da”. Das ist ja traurig, Bisschöflichen Gnaden, am schönen Tage der Einheit....’ ‘Ach’, zeide hij,‘Placet sagen ging nicht, non placet auch nicht. Ik moet er wel een beetje bedrukt hebben uitgezien, want hij nam mijne hand en zeide: “Nun lebewohl! Wenn's einmal entschieden ist, dann wird man sehen”.Ga naar voetnoot1) Toen ik in St. Pieter terugkwam, was het decreet over de onfeilbaarheid - juister over het primaat van Petrus en zijne eigenschappen - voorgelezen. De namen der Vaders werden opgeroepenGa naar voetnoot2) en de Placet's klonken door storm en onweder heen.Ga naar voetnoot3) Soms vloog ons het hart naar de keel:’ | |
[pagina 532]
| |
Ultrajectensis..... Placet en een wijl later: Harlemensis...... Placet, en verder ging het placet op placet,Ga naar voetnoot1) door de bisschoppen uitgesproken, door de stemopnemers herhaald.Ga naar voetnoot2) Met ieder placet nam de stilte toe en werd de beweging dieper, machtiger...Ga naar voetnoot3) ‘Het was woelig en zwart rondom de Confessio. Men vernam dat er toch tweemalen een Non placet geklonken had. Eindelijk zwegen de stemmen. Mgr. Fessler, de secretaris, steeg tot den pauselijken troon en verkondigde den uitslag.Ga naar voetnoot4) Alles zweeg en stond roerloos. Een groot, koninklijk woord zou worden gesproken, men wist het, men luisterde. Ieder wilde dien klank hooren en bewaren in zijn ziel als een gedachtenis aan de klanken der eeuwigheid.Ga naar voetnoot5) In al zijn majesteit rees Pius de IXe op. Een zonnestraal brak door den storm.Ga naar voetnoot6) De handen werden voor de borst gevouwen, al biddende bevelend: de koninklijke stem weerklonk, helder, weergaloos helderGa naar voetnoot7): Decreta et canones, qui in constitutione modo lecta continentur placuerunt Patribus omnibus, duobis exceptis, Nosque, sacro approbante Concilio, illa et illos, ut lecta sunt, definimus et Apostolica auctoritate confirmamus...Ga naar voetnoot8) En op dit oogenblik schoot een volle gouden zonnestraal door den zilvergrijzen dampkring, een boodschap van de eenige en eeuwige zon.Ga naar voetnoot9) Het was een geweldig aangrijpend oogenblik. Bekenden en onbekenden drukten elkaar de hand. Geheel het leven, ook het physieke, scheen door een schok geroerd, door een onvertaalbare rilling bewogen. Men was éen oogenblik lang ergens anders | |
[pagina 533]
| |
dan in de wereld. Onze brave du Chastel scheen mijn rechterhand te willen vermorzelen.Ga naar voetnoot1) Een gejuich barstte los, zoo oogenblikkelijk, zoo vrij, zoo ongedwongen, - een juichen dat als uit de diepste borst van ieder der aanwezigen losbrak, als een lang ingehouden stroom van vreugde en liefde, een kreet van geloof en zegepraal. De grafsteen was afgewenteld en het geloof der katholieke wereld rees levend en onsterfelijk, schooner dan de zon, in vollen gloed omhoog. Wat maakt het of daarbuiten de storm loeide of dreunde, of de bliksem joeg en de donder ratelde; wat maakten die geruchten van oorlog en verdelging, van strijd en vervolging?’Ga naar voetnoot2) ‘(Nu) richtte Pius zich tot de Vaderen van het Concilie: Groot is het gezag in den Hoogsten Opperpriester gevestigd. Dit gezag, Eerwaardige Broeders, verdrukt niet maar verheft, verwoest niet maar bouwt, vermeerdert vaak de waardigheid en maakt de liefde sterk, en bevestigt en beschut de rechten der broederen, die zijn de Bisschoppen. Mogen daarom zij, die nu in beroering oordeelen, bedenken: niet in den stormwind is de Heer... daarom: moge God de geesten en de harten verlichten, en wijl Hij alleen de groote wonderen werkt, verlichte Hij geesten en harten zoo, dat allen kunnen naderen tot den Vader, den onwaardigen Stedehouder van Christus op aarde, die hen bemint, liefheeft en éen met hen hoopt te zijn. Mogen wij aldus door den band der liefde verbonden den strijd des Heeren kunnen strijden, opdat niet alleen onze vijanden ons niet bespotten, maar ons eerder vreezen, opdat eens de de wapenen der boosheid vallen voor het aanschijn der waarheid en allen eens met den H. Augustinus mogen zeggen: “Heer, Gij hebt mij geroepen tot uw wonderbaar licht en zie: Ik zie!”Ga naar voetnoot3) (En) daar hief de stem van denzelfden Pius de onsterfelijke Godshymne “Te Deum laudamus” aan’Ga naar voetnoot4) en op eenmaal viel het geheele Concilie, viel geheel de ontelbare menigte in door een storm van geluk en geestdrift bewogen: ‘Te Dominum confitemur’. | |
[pagina 534]
| |
Het was de eerste jubelende belijdenis van een reeds lang en trouw beleden waarheid, die nu in volle klaarheid over de wereld klonkGa naar voetnoot1) (in een zang) zooals slechts doodsverachting en levenskracht zingen doen. Wat dacht men aan strijd? Was het niet of St. Michaël met zijne Engelen daar boven ons zweefde, in vlammende wapenrusting, met uitgetogen zwaard gereed om den strijd te strijden, door Christus en Zijn stedehouder der wereld en hare machten aangezegd?Ga naar voetnoot2) ‘De menigte stroomde uit St. Pieter weg. De President zou voor de Bisschoppen zorgen, ik had nog te doen. In de portiek ontmoette ik Louis Veuillot. Hij straalde van geluk. “Enfin, enfin!” zeide hij. En na eenige oogenblikken: ‘et... nous aurons la guerre’. ‘Hélas - zei ik. - Hélas, pour vous!’ ‘Comment...?’ ‘Mais vous serez battus, malheureux’. ‘Impossible!’ zei Veuillot, heel boos. ‘Maar wij scheidden toch met den ouden, vriendelijken handdruk. Na nog het een en ander te hebben geregeld, na de vertaling van het vierde hoofdstuk der Constitutio aan de Tijd te hebben verzonden, ons laatste middagmaal in Rome. Na het middagmaal kwam mijn oude vriend Dr. A. de Waal mij nog even groeten. Wij gingen nog een teug water drinken uit de Fontana de Trevi - ieder Roomsche reiziger weet wat dit beteekentGa naar voetnoot3) en we klonken nog eens in den Vicolo delle Coppelle met den Moscato van Sor Angelo. Te zes ure begon de tocht naar het Vaderland....’ * * * Acht iemand het noodig nog verder bewezen te zien, dat het Vatikaansche Concilie het hoofdmoment in Schaepman's opvoeding is geweest; dat Rome, het Rome van dien tijd, het proefterrein was voor zijn prachtige gaven; | |
[pagina 535]
| |
dat hij daar alleen vinden kon en vond de levende gemeenschap met de grootste, de diepste en de schitterendste geesten van zijn eeuw; dat hij zoo voor zijn verstand en zijn hart veroverde de kennis en de liefde der hoogste geestelijke en wereldlijke vraagstukken, een cosmopolitisme in den idealen zin; dat de Voorzienigheid, op een wijze die ditmaal ver van verborgen was, er voor zorgde aan de Hollandsche kerk te schenken een man, die alleszins beslagen zou wezen voor zijn roeping en zijn taak?... 670 dagen was hij te Rome. Naar mijn bescheiden meening - en wat is er koppiger dan een bescheiden meening? - zou een hoofdstuk ontbreken aan de geschiedenis der Nederlandsche hersenkracht en levensgeestdrift, moest vergeten blijven wat Herman Schaepman te Rome heeft gewerkt. Voor hem zelf, al dien tijd vidit coelos apertos, heeft hij de hemelen open gezien. En nooit, zelfs in zijn donkerste dagen niet, nooit meer zouden ze zich sluiten voor hem.
EINDE VAN HET EERSTE DEEL. |
|