Dr. Schaepman. Deel 1
(1912)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendmaart 1844-juli 1870
[pagina 488]
| |
CX.
| |
[pagina 489]
| |
‘...Als de eerbiedwaardigste door ouderdom en verdienste begroeten wij aan de spits der verschillende vertegenwoordigers van de boekdrukkunst de bekende Tipografia Poliglotta, gevestigd in het Collegio de Propaganda fide. Vooral de bekende uitgaven in Oostersche talen trekken uwe aandacht, en (nog wel het meest) door de enkele tentoongestelde vellen van den Codex Vaticanus, die door P. Verullona begonnen, na zijn dood door P. Cozza wordt voortgezet... ‘Bijna onmiddellijk naast de drukken der Propaganda schitteren de liturgische uitgaven van Pustet te Regensburg... Het titelblad zijner folio-editie van het Graduale romanum prijkt met een vrije reproductie van drie miniaturen uit het koorboek van St. Gallen, St. Gregogius, David en Cecilia voorstellend. ‘De Calcografia Camerale leverde prachtige gravures van al de meesterwerken die Rome van de groote meesters bezit... Ook de Chromo-lithografia Pontificia mag trotsch zijn op de heerlijke platen bij Rossi's Roma Solteranea gevoegd. In den Franschen boekhandel - hebben we vooreerst Firmin Didot... Zijn smaakvolle uitgaven zijn met al de weelde der nieuwere hulpmiddelen getooid... Naast Le Moyen Age et la Renaissance van Paul Lacroix en Sené prijkt de nieuwe uitgave van den eerstgenoemde: Les Arts du M.A. et de la Renaissance: een keurige kwartijn in den Italiaanschen smaak, gebonden met 16 chromo-lithografiën en eenige honderd hout-sneën. Les Chefs d'oeuvre de la peinture Italienne geven u de schoonste stukken van Giotto en Fra Angelico, van Rafaël en Correggio, van Lippi en Quint Metsys, van Memlinc en Royaen van der Weyden in kleurendruk terug... Al de spelingen van het koloriet, al de finesses der draperieën vindt gij op (die) platen terug. Naast Firmin Didot prijkt Palmé... met zijn uitgaven der Bollandisten, der Konciliën van Labbé en Harduin. Ook hij wil in keurigheid van letter met de Elzeviers wedijveren... De afwezigheid der Düsseldorfsche platen betreurde ik eerst recht, toen ik even voor de vitrines der Parijsche firma Letaille stilstond. Daar waren ze weer, de echte Fransche prentjes met hun koketteerende heiligen en extatische actrices. Al het kleine, het valsche, het ongeestelijke van het Fransche karakter is in deze | |
[pagina 490]
| |
prullen neergelegd. Papier de riz en opgeplakt klatergoud moeten de waarde geven aan Madonnaas, wier sentimenteele uitdrukking alleen overtroffen wordt door haar onuitsprekelijke niaiserie.Ga naar voetnoot1) Verder zijn de schilder- en beeldhouwwerken ruim vertegenwoordigd... De talrijke en schoone doeken van Michaël Widmar, met hun echt christelijken zin... en daar de beeldhouwwerken van Achtermann. Ieder herinnert zich de zonderlinge geschiedenis van den Westfaalschen boerenknaap, die de groote beeldhouwer werd; en de roerende gedachten, die zich aan den naam van dezen schepper der reinste Piëta's verbinden, worden schier droefgeestig, wanneer gij bedenkt, dat deze gebogen tachtigjarige de eenige overgeblevene is van die heerlijke plejade: Overbeck, Thorwaldsen, Cornelius. Geen maatschappij, geen gilde, zoo ge wilt, nam hem op of verrijkte hem met gaven, die het individu zich niet zonder die omgeving verschaffen kan. Toch is hij echt kunstenaar, met weinig wetenschap misschien, maar met een diepen en rijken schat van gevoel. Hoe leeft de smart in het gelaat, in den blik, in de houding, in alle trekken en lijnen dier gezegende Vrouwe met het lichaam van den Gekruiste in haar schoot! Hoe roerend is die wondervolle groep, dat stoute haut-relief der Kruisafname! Hoe leeft hier in den steen het verhaal der Evangelies, met al zijn snijdend wee en verborgen smart en triomfeerende, offerende liefde... Wat een rijkdom in die fantasie, die zich voedt met de geheimen des Kruises... Tenerani is de eenige onder de Italiaansche kunstenaars die met Achtermann in diepte van gevoel en in zinrijkheid van voorstelling kan wedijveren. Zijn beelden in christelijk-klassieken stijl uitgevoerd, spreken tot het oog maar ook tot het hart. Zijn Engel der Verrijzenis, die met ontplooide vleugelen en de bazuin in de hand daar neerzit, is waarlijk de bode des Rechters, die over de eeuwigheid beslist. Zijn opgeheven hoofd, zijn ten hemel gerichte blik zeggen u, dat hij slechts het bevel afwacht van zijn Koning... Ignazio Giacometti is een dier nieuwere kunstenaars, aan welke noch de gave der voorstelling noch het techniesch meesterschap ontbreekt, maar die dàt missen, wat wij vooral bij den beeldhouwer verlangen: kracht. Zijn Kus van Judas en zijn Ecce | |
[pagina 491]
| |
Homo... De houding dier figuren is onberispelijk, de plooijen der gewaden, de lijnen der aangezichten zijn zuiver - maar aan het geheel ontbreekt die machtige ademtocht der ziel, die de marmeren lippen doet spreken, de steenen borst doet rijzen en dalen, die in het voorhoofd gedachten legt en leven in het oog. Daar hebt gij de Fabiola van S. Galetti, een voortreffelijk gebeiteld beeld. Al zoudt gij meer adel verlangen in de heldin van Wiseman; al is het gebaar van dien rechterarm met den opgeheven wijsvinger wat te klein, te gezocht, te theatraal, toch is er rust in die figuur en gedachte... Lombardi is meer modern in zijn opvattingen. 't Is moeijelijk te zeggen wat juist dit moderne beteekent, maar bij onze nieuwere kunstrechters is het woord zeer en vogue. Ik geloof dat 't eenigszins naar het booze overhellende is, wat zelfs aan de reinste gedachte niet ontbreken mag. De uitdrukking is aan het “rein menschelijke” en “gezond-zinnelijke” verwant. ... De Zegening der trekdieren op St. Antoniusdag is een paneeltjen met een Limburgschen naam, Quaedvlieg, eronder. Gij (geniet) het fijne, keurige, losse penseel van den landgenoot, die hier eer nog een miniatuur dan een schilderwerk leverde. Over 't algemeen boeten de kunstenaars thans voor de zonden der ouders. Sinds vroegere geslachten én de echte klassiek én de kunst der midden-eeuwen over boord wierpen, sinds het wachtwoord klonk: Dies Linienspiel thut meinem Auge weh
Mit seiner Zierlichkeit und seiner Weichheit;
Ich sehne mich nach Fratzen, Zerrgebilden.
.................
Ich fordre Leben.
Verzückung, Wonnerausch und Schmerzenskrampf!’
‘Sinds dien tijd is de echte geest der kunst verdwenen. Wij zoeken, ja, maar zelden vinden wij. Er ligt iets in de atmosfeer onzer dagen, dat ons de kracht tot ijverig zoeken ontneemt. De oude kunstenaar had voor ⅔ deel van zijn leven slechts éen leus: Entsagung, zelfverloochening. Hij bleef leerling en leerde altijd voort, en was meer dan gelukkig, zoo hij eens op den avond van zijn leven meester werd gegroet. Maar wij, wij zijn meesters van den beginne af, en op het einde blijkt dat wij minder zijn dan de oude leerling der kloosterschool.’Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 492]
| |
‘Ziehier een voorstelling: Onder de buitengaanderij van eene Oostersche woning, in halfmoorschen stijl zit op een met geel zijden kussens bedekten divan een jonge man. De lijnen van het eenigszins ovaal gelaat zijn niet zonder zekeren adel, de spitse kinbaard is distingué en het hoofdhaar vrij onberispelijk. Toch is er iets in dat geheele voorkomen wat den man als laag, gemeen, oneerlijk kenteekent. Hij is een welopgevoed doorbrenger, een egoïst met bekrompen ideeën en razende hartstochten, zooals hij daar zit met de linkerhand rustende in zijn schoot, met de rechter streng terugwijzend opgeheven; een ijdele pronker met zijn rood onderkleed en zijn groene mantel, met den lichten gazen sluijer om den hals geslingerd. Aan zijne voeten zit een deerne met in tranen drijvende oogen, met het lange gouden hoofdhaar, loshangende over een vrij doorzichtige chemisette, die rug en borst bedekt. Over hare voeten is een oranjekleurig kleed geworpen. Tot haar richt onze held zijn bestraffenden vinger niet, maar tot de andere ranke gestalte in het zwarte kleed, die zoo stout het van zwarte haren omgolfde... hoofd opheft en de onbeschaamde oogen zoo vol op den jongen man rusten laat. Zij wijst op de toebereidselen tot een keurigen maaltijd, en het snibbige verwijt dat van hare lippen kwam, gold de lamlendige dweepster, die daar aan 's jongeling voeten rust. Hoe de ellendige, die dit stuk schilderde, deze cabaret-scene betitelde? Ik wil zelfs door het herhalen van den titel geen deel hebben aan de hier moedwillig gepleegde profanatie... In de zaal der Academia de S. Luca hangt een schilderij voorstellende Judith... Verbeeld u een jonge vrouw, zittende op een soort rustbed met een zwaard in de vermoeid neerhangende rechterhand. Hoe zij aan dat zwaard komt, weet het wezen zelf niet. Anders was zulk een kop niet denkbaar... Toen kwam mij op eenmaal het epos der echte Judith voor den geest. Ik zag de heldhaftige vrouw, die, in stille teruggetogenheid levend, met het haren kleed om de leden, vastend en biddend hare dagen doorbracht... In de gaanderij is het vrij wat frisscher en aangenamer dan in de salons. Daar is ook weer echte, christelijke kunst. De oude meesters hebben er de overhand. Daar bewonderen wij een Schorel of den een of anderen ouden Vlaamschen meester. Daar roert ons de ernst van Giovanni Bellini, en de lachende | |
[pagina 493]
| |
kinderen, de kuische Madonnaas van Francesco Francia en Fra Bartolomeo storten vrede in ons gemoed, en wij laten onze oogen weiden aan hun frissche kleuren, hun zachte, maar flink getrokken lijnen. Ook zijn er nieuwere meesters... wier geest bij al het zoeken naar schoonheid, de hoogste schoonheid niet heeft vergeten. Hoe heerlijk is die schilderij van Flatz; de eerste ontmoeting van Maria en haar van den dood verrezen Zoon! Het warme, kinderlijke hart van Türder spreekt hier even luid als zijne onder Romeinschen hemel verkregen kunstvaardigheid. Is 't wonderschoone “Adore te devote, latens Deitas” ooit in roerender vormen, in zachter kleuren vertolkt geworden? Nog hebt gij er een schoon doek van Max Hanschild, den Venetiaanschen veldheer Mousin voorstellend, die, zegepralend uit den krijg met de Turken terugkeerend, zijn intocht in S. Marco houdt. Wat een gloed, wat een leven in dat geheel, wat een verscheidenheid van houding en groepeering, wat een heerlijk licht! En, wilt gij iets meer moderns, daar hebt ge een priester, die van het bedienen eens kranken terugkeert. Dat is het leven op de daad betrapt, het leven vol eenvoud en godsvrucht, zooals gij het in een Romeinsche achterbuurt bespieden kunt. Ook zijn er portretten van den Paus - maar daarover spreek ik liever niet, want bij deze portretten mocht ik er altijd over morren, dat dezen Paus geen Rafaël geschonken is’.Ga naar voetnoot1)
* * *
In deze tentoonstellingsbrieven treedt voor 't eerst op ‘Corvinus’, het type uit Fabiola dat Schaepman later naar verdienste weer omlauweren zal. Hier is 't nog maar een schets; Corvinus in wording, in fieri, maar zooveel te klaarder blijkt hier zijn verwantschap met le petit Français uit l'Univers van dien tijd, met Coquelet uit les Odeurs de Paris, Parfum de Rome, enz. van Veuillot. Met de jaren zullen die familietrekken vervagen en wordt Corvinus meer en meer Hollander. ‘Mag ik hem u voorstellen (dien eersten Corvinus)? Corvinus behoort tot een zeer oud geslacht, dat op dit oogenblik nog vele leden telt. Zijn stamvader is de bekende Corvinus, zoon van Tertullus, stadsprefekt van Rome tijdens Keizer Diocletiaan. Deze voorvader was een grof, onbesneden, dikhoofdig persoon. | |
[pagina 494]
| |
Hij haatte Pancratius, den jongen Christen, dien hij op deze plek gevangen nam; hij haatte Cassianus, zijn ouden meester, dien hij wreedaardig vermoordde; hij haatte alles, wat beschaafder, reiner en verstandiger was dan hij. Hij stierf in razernij en wroeging. Zoo gevaarlijk zijn zijne jongere telgen niet. Langzamerhand hebben de eeuwen deze ruwe natuur geslepen, maar de oude haat zit er nog diep en krachtig in. Op de bureaux der dagbladschrijvers vindt gij zijne nakomelingen meest terug. Daar laten zij nog altijd de panthers los tegen de Pancratiussen en laten Cassianus door schooljongens folteren, tot eindelijk de schooljongens moede worden, maar Corvinus niet. Nog altijd koopen zij de Afraas om en meenen dat minnedrankeu en tooverkruiden de Fabiolaas voor hen zullen winnen. Dikwijls ook gaan de roeden over hun rug...’ |
|