Dr. Schaepman. Deel 1
(1912)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendmaart 1844-juli 1870
CII.
| |
[pagina 460]
| |
half zeven tot half twaalf.’Ga naar voetnoot1) De schranderste, geestigste, warmste gezelschapsman, dien men zich droomen kon. Met Fransche vlugheid, maar met een raakheid en een behendigheid, waarin hij boven alle Franschen een meester was, maakte Veuillot al zijn tegenstrevers af. Hij glimlachte, en wie hem hoorde moest schaterlachen: Dat klein diplomaatje! Och! ‘Monsieur était un peu fait en boule, facile donc à rouler’. - Die groote diplomaat (von Arnim): ‘Sans nier les difficultés, j'admire que les hommes d'Etat s'en plaignent tant et en cherchent tant... S'il n'y avait pas de difficultés, que ferait-on des hommes d'Etat’? - De schrijver van die anti-infallibiliteitsbrochuren: ‘Ce diable de garçon, il a deux têtes et point de coeur’. - De vlugschriften van den edel-denkenden, toen grootmoedig-dwalenden pater Gratry: ‘Cet académicien, de papilion qu'il était, devient moustique’. - Dat praatziek abbétje: ‘Si on ne lui a pas fait de confidences, il a au moins reçu de quoi se permettre beaucoup dindiserétions’. -Al de handlangertjes van Mgr. Dupanloup: ‘On les voit parâitre à toutes les fenêtres, sans qu'on leur connaisse aucun moyen d'ouvrir correctement ancune porte.’ - Al de gazetjes van Mgr. Dupauloup, vooral ‘le (petit) Français’: ‘Il n'invente pas les enfances qu'il débite; je connais la nourrice qui lui a présenté le biberon.’ - Mgr. Dupanloup in persoon: ‘Il faut que les très grands esprits aient leurs petites lacunes pour laisser quelque chose aux bons coeurs’. - Toch op 't kapittel van Mgr. van Orléans werd hij meestal ernstig. Hij wilde zoo goed mogelijk volgen zijn grooten meester polemist uit de 17de eeuw: ‘Dans la terrible dispute contre Fénelon Bossuet resta deux fois le maître; il ne riait point, il ne faisait point de révérences.’ Maar zijn meening zou hij blijven zeggen ‘toujours convaincu que j'ai le droit de donner mon avis sur les écrits que l'on me donne á lire’. Klaar, door alle stofwolken heen zag hij den einduitslag: ‘Ceux qui savent voir reconnaîtront le caractère des pensées qui ne reculent pas’. Vast vertrouwen had hij, want hij bouwde op 't woord van Pius: ‘Il y a trois périodes dans un concile: la première est du diable qui cherche à brouiller tout, la deuxième est des hommes qui cherchent á confondre tout; la troisième est du Saint-Esprit, qui éclaire, épure et accorde tout’. | |
[pagina 461]
| |
En voorts zou hij doen zooals hij totnogtoe had gedaan: werken en bidden: ‘Le grand droit de lhomme est de n'avoir pas de génie; son principal devoir, qui renferme tous les autres, est de vivre pour Dieu, dans la voie que Dieu lui a tracée, quelque déviation que prétende lui imposer le monde’.Ga naar voetnoot1) Aan dien Franschman kon de jonge Hollander zien dat er - zoo niet nog hartstochtelijker - dan toch luidruchtiger ultramontanen waren dan hij zelf; een die wel niet vloekte ter eere Gods, maar die toch voor de Kerk had willen duelleeren en die zich bleef heeten: ‘de knuppeldrager voor de heilige Ark des Heeren’. Een fijn artist, die soms grof moest wezen; hoe ware hij anders de grootste journalist van Europa geworden? 't Was de soldateske kunstenaar die Schaepman verblindde, en die hem enkele jaren later, met veel genie en een tikje naiveteit, die heerlijke studie over Veuillot zou doen schrijven. ‘Ik ben bereid, bekende de Dr. op rijperen leeftijd, al (zijn) dwalingen, gebreken, tekortkomingen aan te wijzen, maar nooit mag of zal ik vergeten wat ik in kinderlijke dankbaarheid aan (hem) voor levensgenot of levenskracht te danken heb. Het is geen gewone gunst zulk een meester te ontmoeten en het is geen gewone tijd waarin men hem ontmoet’.Ga naar voetnoot2) En dit bleef de Doctor getuigen: ‘Zij die hem nader kenden, moesten roemen op de mannelijke goedhartigheid, den schoon en eenvoud, de onweerstaanbare beminnelijkheid van dezen gehaten en verfoeiden Ultramontaan’.Ga naar voetnoot3) |
|