Dr. Schaepman. Deel 1
(1912)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendmaart 1844-juli 1870
XCV.
| |
[pagina 421]
| |
Veel ander merkwaardig werk had Freppel reeds achter den rug. 't Was hij die in Frankrijk het best Renan bestreed. Het ‘Examen critique de la Vie de Jésus’ (1864) beleefde zooveel uitgaven als het ‘Vie de Jésus’ zelf; en even kranig, hoewel minder gelezen, is het ‘Examen critique des ‘Apôtres’. (1866)
***
Enkele radicale veranderingen in Schaepman's Romeinsch leven moesten er komen om het zoo uit te houden; dat voelde hij zelf wel. Vooreerst was het ondoenlijk, te blijven werken voor vijf polderboeren en te eten vóor één Italiaansch leeglooper. Welaan: Voor zijn part kon Pater Wilde er over denken wat hij wou, (overigens, die ging nu toch weer naar Holland), Schaepman zegde zijn kwartier op in de Via del Sudario, en hij ging tabernakelen, aanvang Mei 1869 in de Via del Banco di San Spirito, No. 39, piano 10, dichtbij St. Pieterskerk. Daar kon hij van op zijn kamer zijn oogen den kost geven naar hartelust. Voor den anderen kost nam hij een even kordaat besluit: hij ging voortaan op restauratie. Van waar 't hem in den geldbuidel kwam, daar hadden de paters geen zaken mee: hij was de neef van den aartsbisschop. Al dadelijk verzocht hij zijn thuis dat nieuw adres aan allen mee te deelen. ‘Nu zult gij wel zeggen: Wanneer zal 't aan dat heerschap in Rome believen ons eindelijk de beloofde relikwieën te zenden. Maar wat is het? Wel, alle soorten van Hollanders komen hier en men is zooveel mogelijk in de weer om hen overal den weg te wijzen en ze de richting aan te geven, die men hier volgen moet. Men verzoekt dan of zij zich met een heel lief klein pakje willen belasten. O, in 't eerst gaat alles best, maar op 't einde heeft niemand plaats in zijn koffer. Maar nu heb ik mijn man gevonden: De zouaven-sergeant Ed. de Haas, die morgen van hier vertrekt, zal voor U medenemen: een pakje bevattende: - de inventaris ligt erin - tien relieken, een palmtak, een roos van Viterbo, en een portret van zijn Heiligheid met een stukje laken van de toog, door den Paus gedragen. En Mama zal nu toch wel voorgoed beter wezen? Hier in Frascati of Tivoli of Albano - dat zou wat zijn! Vader als een deftig Engelschman of een bedaarde Franschman. (Ik ken hier | |
[pagina 422]
| |
twee of drie menschen die hem wel gelijken) en Mama als een op de handen gedragen Engeltje; - kijk en de Abbate er bij met veel spektakel over alles pratende - dat zou eerst een leven zijn! Ik heb aan de heeren van De Tijd geschreven, dat als ik dan zulke weergaasch interessante brieven schrijf, zij mij ook maar eens goed moeten betalen. God weet hoeveel ik losklop! Als het een flinke wissel is, zal ik hem op U laten inschrijven. Het is hier heerlijk weer. 's Avonds op de Pincio is het prachtig wandelen en vóor ik dan ga, kijk ik eerst op de fotografie van de St. Walburgakerk en denk: Nu zal vader ook wel zijn singeltje maken. Allons, ik zal mij afschuijeren en wij gaan! Jawel, vader met Eduard en ik met een Duitsche professor of een Fransche aap, hm! hm! Juist ontvang ik uw brief, Mamaatje. Wat was ik blij toen ik uw handje eens weer op die bladzijden zag. Klaag niet over warmte. Ik geloof dat ik wel een aardig geel tintje zal hebben als ik weerom kom. Bij Darauni is 't thans allerdrukst. Wel vier keeren in de week komt hij mij omhelzen. 's Zondags bij hem aan tafel heb ik allerlei disputen. Soms met Franschen, die zeggen dat wij het met Frankrijk moeten houden, en dan zeg ik dat Pruisen beter is. Dan eens met legitimisten en dan vertel ik: ‘Les Bourbons, c'est une race usée’. Toch mogen zij mij allemaal heel graag en komen nog altijd visites maken om mij te bekeeren, wat nooit gelukt. Als zij dan in Zwol zooveel pret van mijn wolkjesGa naar voetnoot1) hebben, laat ze dan maar sigaren sturen om mij de gelegenheid te geven er nog meer te maken. Van morgen is de groote processie met het H. Sacrament geweest. Ik mag er U van zelf niets van schrijven omdat ik het in De Tijd moet doen; ah, ik zal van nacht daarover eens een net episteltjen schrijven.’Ga naar voetnoot2) 't Was de 26e Mei, de feestdag van I1 Santo Padre Filippo, St. Philippus Neri, een der beschermheiligen van Rome en den lievelingsheilige van levenslust Schaepman. Alle Romeinen die tijd hadden - bedenk hoeveel dat zijn moet - waren dien morgen in en om de Chiesa nuova en het klooster der Orato- | |
[pagina 423]
| |
rianen. ‘In het klooster bezocht men de verschillende vertrekken, door den heilige bewoond, en het kleine kapelletje, waar de heilige in de laatste jaren zijns levens de H. Mis verrichtte. In deze vertrekken... vindt men zijn stoel, zijne bank, zijn biechtstoel, zijn kruisbeeld. Aan den ingang van het kapelletje hangt nog de bel, die het teeken gaf wanneer de mis des heiligen begon. ‘De Paus zou in treno grande naar de kerk komen. Dat verkondigden de roode, met goud omboorde draperiën, die uit alle vensters neerhingen, en het geele zand in de straten, die de stoet moest doortrekken, was gestrooid. De treno grande is een prachtig schouwspel. Voorop de Fransche gendarmen te paard, met hunne zware berenmutsen... Dan de sierlijke dragonders, gevolgd door de te voet gaande pauselijke lakeijen (de bussolanti of deurwaarders) in roode en zwarte kleedij. Daarna volgt op een witten muilezel gezeten de Uditore di rota, die het pauselijk voordraag-kruis voert. Eindelijk de garde noble, die de pauselijke koets omringt. Deze wordt door zes rijk getoomde en door palfreniers geleide paarden getrokken. De koets is geheel met rood fluweel bekleed en met zware vergulde versierselen voorzien. Voorop verheffen zich twee engelen, die de pauselijke tiaar dragen. Daarop volgen weer garde-nobles, en in rijke staatsiekoetsen de verschillende leden van het pauselijk hofgezin, tot eindelijk de stoet weer door dragonders en soldaten gesloten wordt. Na de H. Mis liet Z.H. in de sakristij het decreet afkondigen, waarbij het onderzoek der vier mirakelen in de zaak der zaligverklaring van den Ven. Vincentius de Laconis werd toegestaan. Een zonderling gezicht bood op den avond van dien dag het voorplein van St. Pieter met de piazza Rusticucci aan. De kolonnade, die het plein van beide kanten in halfronde omvat, werd nu over de geheele aangrenzende piazza uitgebreid. 't Is waar, in plaats van travertijnen zuilen, had men hier groote, stevige juffers, wit geverfd en met groen omwonden; en deze nieuwe kolonnade had slechts een dekking van zeildoek. Tusschen de zuilen en juffers werden de wapenschilden van den Paus en de kardinalen gehangen; in de voorportalen van het Vatikaan, kon men reeds de prachtige Gobelins, eens door Lodewijk den XIVde geschonken, bewonderen. Deze waren de voorbereidselen tot de | |
[pagina 424]
| |
groote processie van het H. Sacrament. Den volgenden morgen te midden van het plein stonden afdeelingen van de verschillende troepen geplaatst.... Tegen acht ure begon de processie... Eerst verscheen een lange rij weezen uit verschillende gestichten. Sommigen geheel in het zwart, sommigen geheel in het wit gekleed, allen echter met de toga. Daarop volgden de broeders der boetvaardigheid en de geschoeide Augustijners, dan de Capucijnen. Deze in den vreemde zoo geminachte, bij het romeinsche volk zoo beminde broeders, vormden een ontzaglijk lange rij. De kruisdrager liep met neergeslagen oogen, met het voorhoofd tegen den kruisstam gedrukt, als een wandelend standbeeld, zóo verslonden in overdenking. Na eenige kleinere kongregatiën volgden drie takken van den wonderrijken boom, door St. Franciskus in de wereld geplant: de Minimen, de Conventueelen en de Observantijnen. Verder hadt gij nog de heremieten van St. Augustinus, de karmelieten en... de Dominikanen. Elke der veertien reguliere orden en kongregatiën werd door haar kruis of standaard voorafgegaan. Nu kwamen zes verschillende monniksorden, alle behoorende tot den regel van den H. Benediktus. Schilderachtig... dat wit, hemelsblauw of zwart ordensgewaad. Terwijl dit alles voorbijtrekt buldert op eenmaal het kanon van den Engelenburg en luiden de klokken van S. Pieter. Dat is het teeken dat ook de Paus zich uit de Sixtijnsche kapel begeeft. (Nu) komen de reguliere kanunniken van St. Jan van Lateranen, dan het kruis der seculiere geestelijkheid, de kweekelingen van het romeinsch seminarie in violette toog en soprana, en de 52 pastoors van Rome. Verder de kanunniken der kleine en groote bazilieken in plechtgewaad. Voor elk der groote kapittels uit draagt men een klokje, het paviljoen der baziliek en het kruis. Vooral de kruisen van St. Jan van Lateranen zijn bewonderenswaardig. Men zegt dat ze afkomstig zijn van Konstantijn en Karel den Groote. Eindelijk komt de pauselijke stoet... En dan - de Paus! Voor het hoogwaardig Sakrament ligt de Vader aller geloovigen neergeknield op den talamo, die door acht dragers wordt getorscht. Er was geen beweging op het eerbiedwaardig gelaat te bespeuren. Geheel verslonden in gebed, was de blik des Pausen kalm maar vol hoop en liefde op Hem, | |
[pagina 425]
| |
wiens plaats hij bekleedt en wiens eerste onderdaan hij is, gevestigd... Daarop volgde de geheele garde-noble in groot uniform en te paard. Verder zag men nog den generaal, pro-minister van Oorlog, Kanzler, door een schitterenden staf omringd. In hun midden reed de vaandeldrager met de hoogwapperende banier der Sancta Romana Ecclesia. ... ('t Was inderdaad) de triomftocht van den Koning Christus. Al degenen, die de voorloopers zijn zijner zegevierende komst op aarde, allen die meewerken om de zegepraal van het daar op de wolken schitterend kruis te verkondigen, gingen nu ook hun koning vooraf. Want immers allen van den armen Capucijn af tot den kardinaal-bisschop toe hebben slechts dat éene doel: de overwinning van den Godmensch en zijne bruid, onze moeder, de Kerk’. O.H. Hemelvaartsdag en de schitterende viering van den feestdag der H. Apostelen Petrus en Paulus kregen ook hun beurt. Dat Petrus altijd heerschen blijft en Paulus altijd straffen durft getuigde de Paus na de mis. ‘In het midden van St. Pieter hield de pauselijke stoet stil: Luide werden allen die leenplichtig zijn aan den stoel van Petrus of belastingschuldig aan den Paus en niet verschenen waren met hun opbrengst, met de kerkelijke straffen bedreigd. Na de voorlezing sprak de Paus, op de Sedia gestatoria gezeten, over alle roovers der kerkelijke goederen de vastgestelde straffen uit, en zich beroepend op vroeger door hem uitgesproken allocutiën, op de eenstemmigheid waarmede de bisschoppen voor de wereldlijke macht des Pausen waren opgekomen, herhaalde hij dat hij getrouw aan zijn eed, geen stroobreed van het eigendom van Christus' bruid afstond, en hij, wat geweld en roof ook mochten beweren, zich alleen de rechtmatige Koning achtte van het hem ontstolen erfgoed.’Ga naar voetnoot1) 's Avonds was het vuurwerk. St. Pieter stond in 't lichtelaaie van 't ‘cambiamento’. Op de loggia van 't Benedictijner-klooster San Calisto, juist tegenover St. Pietro in Montorio, stond Schaepman bij den feestbrand, met een heel andere dichterlijkheid dan die van keizer Nero, want aan zijn brief is te zien hoe hij het spel van vuurpijlen en vallende sterren bekeek met de nieuwsgierig-verbijsterde oogen van den Tubbergschen buitenknaap. |
|