Dr. Schaepman. Deel 1
(1912)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendmaart 1844-juli 1870
XCII.
| |
[pagina 411]
| |
vaderland over, en hechtte zich zóó aan den grootmoedigen zendeling, dat hij naar Batavia mee wou. Maar de ziekte van Feije's moeder hield hem aan haar lijdensbed. En, op advies van de Propaganda, vertrok Feije naar Leuven om er doctor in het Kerkelijk Recht te worden, onder de leiding van een zijner landgenooten, prof. Verhoeven.Ga naar voetnoot1) Feije's doctorsproefschrift ‘De Matrimoniis mixtis’ werd zeer opgemerkt. In 1848 had het seminarie Warmond een professor noodig voor Hebreeuwsch en voor Kerkelijk Recht. De keuze viel op Feije. Maar in Warmond bleef hij niet lang. De Leuvensche Hoogeschool legde beslag op den schranderen man, en Feije beklom er den canonischen leerstoel. Zijn colleges waren niet de archaeologie van het vak, maar levende werkelijkheid: het huwelijk der geloovigen, de geestelijke staat in de wereld en in 't klooster, de uitoefening der heilige bedieningen, het aanwerven en besturen van de goederen der Kerk, het burgerlijk recht en het strafrecht. Hij was een onverdroten vorscher, die zijn uitkomsten meedeelde met woord en pen. In 1867 gaf hij zijn standaardwerk uit: De Impedimentis et dispensationibus matrimonialibus.’ Op korten tijd verwierf dit boek een wereldvermaardheid. In Februari van datzelfde jaar riep Paus Pius den Leuvenschen professor om zijn algemeen erkend gezag naar 't Vatikaan. Hem werd er zijn taak aangewezen bij de voorbereidende werkzaamheden voor 't Concilie, in gezelschap van nog andere uitstekende mannen uit het Noorden: Hettinger. Hergenröther, Hefele, enz. Feije was een der consultoren bij de Centrale Commissie, consultor ook bij de Commissie voor de Kerkelijke Tucht. 't Was hij die voor de Centrale Commissie 't verslag schreef: De additione articuli de immaculata B.V. conceptione ad professionem fidei. Het was hij die eenige maanden te voren zooveel bijval had geoogst met zijn studie over de Jansenisten, in antwoord op de Commissie-vraag: ‘Qual temperamento convenga prendere riguardo all'arcivescovo Giansenista di Utrecht ed alli suoi suffraganei, i quali sogliono essere nominalmente scomunicati?’ Daaruit bleek wat een koppigheid de ketters bezielt; telkens als een nieuwe | |
[pagina 412]
| |
bisschop onder hen wordt gewijd, zenden ze bericht aan den H. Stoel, en telkens ook antwoordt de H. Stoel met een excommunicatie. Maar zonder twijfel zijn hun wijdingen in regel, bij zoover dat de 6000 Hollandsche Jansenisten door een echten aartsbisschop en door twee echte bisschoppen worden bestuurd. Toch kon Feije, om hun hardnekkigheid jegens Rome er niet toe besluiten, die bisschoppen naar 't Concilie uit te noodigen. Men zou ze enkel, zooals alle afgescheurden, verzoeken te dezer gelegenheid tot den schaapstal weder te keeren. Eenparig loofde de Commissie de juridische en historische schranderheid van dit verslag.Ga naar voetnoot1) Maar nog meer bijval was weggelegd voor de studie die Feije nu onder Herman's oogen voor de Concilie-commissie aan 't gereedmaken was. Het antwoord op het votum: ‘Qual temperamento convenga prender riguardo ai cosi detti vescovi anglicani?’ Voor Feije was 't, krachtens een stevige aaneenschakeling van beweegredenen, duidelijk dat de Anglikaansche bisschoppen geen bisschoppen zijn, en dus eenvoudige leeken moeten heeten. Er kan dan ook in beginsel geen quaestie van zijn, die naar't Concilie te vragen. Maar gezien het schoon getal Anglikanen, die thans tot de Katholieke Kerk overkomen, ware 't gewenscht den toestand van Engeland in den loop van deze Kerkvergadering te onderzoeken, en aan de katholieke Engelsche bisschoppen op te dragen de tolk van den Paus en 't Concilie te zijn bij hun Anglikaansche landgenooten om hun duidelijk te maken dat het een dwaling is te gelooven in drie vertakkingen van de ware Kerk: de Roomsche, de Grieksche en de Anglikaansche. Enkel éene is Katholiek en dat is de Roomsche, die hen thans weer uitnoodigt in haar schoot. Dit verslag maakte op Paus Pius zelf zoo'n indruk dat hij beloofde persoonlijk op den leider van het Oxforder Movement, den grooten Pusey, te werken. Over dergelijke dingen en nog zooveel meer wist Feije op zijn Zondagwandeling en zijn Sauerkraut-dineetjes den jongen Hollandschen vriend te vertellen. Zoo vernam Schaepman, dat Feije een ijverig medewerker was aan de Revue du clergé en aan de Katholiek. Aan denzelfden H. Radbodus dien Schaepman | |
[pagina 413]
| |
in 't Seminarie Kuilenburg had beversd, had Feije in de Katholiek van 1850 een grondige studie gewijd. Toch eigenlijk een zeer ingetogen wandelmakker; want Mgr. Feije was een toonbeeld van godsvrucht en mystieke heiligheid. Een man die uitblonk niet alleen in de katholieke wetenschap maar ook in de katholieke priesterspractijk. Hij fungeerde als aalmoezenier bij de Pauselijke troepen. Zoo was hij ook van wege de Vlaamsche en Hollandsche zouaven een zeer gezocht en druk bezocht biechtvader. |
|