Dr. Schaepman. Deel 1
(1912)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendmaart 1844-juli 1870
LXXXVI.
| |
[pagina 386]
| |
plechtige Mis in tegenwoordigheid van het H. Kollegie der kardinalen, van Mgr. Valerin, Latijnsch Patriarch van Jeruzalem, de bovengenoemde vorstelijke personen en het korps diplomatiek. Op het einde der Mis verscheen de Paus, in den rijk geborduurden rooden mantel met den zilveren mijter op het hoofd. De kardinalen kleedden zich in plechtgewaad, de bisschoppen in het pluviale, de priesters in de kasuifel, de diakenen in de dalmatiek. Daar begon de plechtige optocht. Voorafgegaan door geheel zijn hof, door de bisschoppen en kardinalen, gevolgd door de prinsen en de gezanten, droeg Pius IX het H. Sakrament onder den rijken troonhemel naar de Capella Paolina over. In één oogenblik was de Sistina ontruimd, niet om naar de Paolina te snellen, - dit is een stalen onmogelijkheid - maar om nog een plekje te vinden op het plein van St. Pieter. Hier was een ontzaggelijke volksmenigte uit alle talen en standen vergaderd. Daar verscheen de Paus in de loggia van St. Pieter, daar sprak hij den apostolischen zegen, daar bulderde het kanon, daar daverde het: ‘Evviva Pio!’ Weer vooruit, nu St. Pieter binnen. Gelukkig, hier is ruimte en de kapel van de H.H. Processus en Martinlanus, geheel voor gerezerveerde plaatsen ingericht, omvattend genoeg. Deze kapel, de linkerarm van den dwarsbalk van het Latijnsche kruis, was geheel met roode draperiën behangen, waarop weer enkele prachtige tapijten (onder anderen een met een nabeelding van het Laatste Avondmaal naar Leonardo da Vinci) heerlijk uitkomen. Op eene bank onder dit tapijt geplaatst, nemen dertien arme priesters, geheel in het wit gekleed, plaats. Spoedig daarna verschijnt de Paus en beklimt den troon. Een der kardinaal-diakenen (heden de kardinaal Borromeo) zingt het H. Evangelie. Daarna ontdoet de H. Vader zich van de rijke koorkap, neemt den mijter van het hoofd en omgordt zich met een linnen doek. Dan begint de voetwassching. Een plechtigheid, die een dieperen indruk maakt en nalaat, is moeielijk te bedenken. De Paus knielde voor elk dier priesters neder, wiesch den voet, drukte er een kus op en gaf aan elk der gelukkigen een ruiker. Wees verstandig, laat u niet door uw gevoel aan de plaats binden (er is in ernst gevaar voor), maar snel het middenschip door en den trap op, die zich onder het graf van de dochter der Stuarts, tegenover dat van den kardinaal van York bevindt. | |
[pagina 387]
| |
Gelukkig dat deze ruim is. Spoedig bevindt gij u op de groote zaal der loggia Vaticana. Hier was het over en overvol. Op een verhevenheid, goed omheind en flink afgesloten, was de tafel voor de dertien priesters (de voetwassching der Apostelen geheeten) aangericht. Voor elk koevert stond het vergulde zilveren beeld van een Apostel. De tafel was rijk met bloemen, goud-smêewerk en kristallen versierd. Spoedig verschenen de Apostelen en namen plaats. Eenige oogenblikken later kwam de Paus, in zijn gewoon gewaad, om hen te bedienen. Eensklaps heerschte onder de opgestapelde menigte een volkomen stilte, Z.H. sprak met heldere stem den zegen over de spijzen uit. Daarop gaf hij elk der priesters zijn servet, en bracht later de spijzen rond. De bisschoppen, met den grijzen patriarch van Jeruzalem aan het hoofd, brachten elk bord bij Z.H., die het dan voor zijne gasten plaatste. ‘Of het ligt aan de geheele plechtigheid, of meer nog in het bijzonder aan de buitengewone uitdrukking van 's Pausen gelaat, die dit alles verricht, als ware het zijn dagelijksche arbeid, dit valt niet te beslissen; maar men gevoelt zich in een geheel onbekende wereld, die men noode verlaat, overgeplaatst’Ga naar voetnoot1) In de nabijheid van Ponte Sisto bevindt zich de kerk der H. Drievuldigheid en daarnaast het ruime gebouw van de broederschap der arme pelgrims. Wie de Vereeniging stichtte, vraagt gij niet? Il Santo padre Filippo (St. Filippus Nerius) riep ze in 1548 in het leven. Daar worden de arme pelgrims opgenomen en gedurende drie dagen geherbergd en gevoed. In de goede week geschiedt de ontvangst der pelgrims in het openbaar. Den avond dat ik ze bijwoonde, opende de kardinaal di Pietro, evenals al de broeders in het lichtroode kleed der Vereeniging, de plechtigheid. Eerst hadt gij de voetwassching, en deze was noodig bij de meesten. Daarop volgde het avondmaal der pelgrims. In de lange ruime zalen, wier muren met de gedenksteenen der hoogste weldoeners als Pausen en kardinalen of met de tabel der door de broederschap ontvangen giften bedekt waren, vindt gij ter wederszijde een tafel aangericht. Het geheel had een vriendelijk uitnoodigend voorkomen. De maaltijd bestond uit makaronie, visch, salade, finocchii, vijgen, brood en een ruime hoeveelheid | |
[pagina 388]
| |
wijn. Maar prettiger nog dan de maaltijd waren de gasten. Gij hadt de bruine gerimpelde gezichten der ouderen of de bolle wangen der jongens moeten zien opleven en lachen, bij zooveel weelde en zooveel in eens. De kardinaal diende zelf, evenals de broeders. Gulheid was er en een weldoende gemeenzaamheid ook. De broeders (uit de hoogste klassen van Rome en ook der hier verblijvende vreemden) lachten en schertsen met de pelgrims en waren niet karig in het aanmoedigen. Soms gaf het wel een soort van verwarring, als de een of ander, die half etend antwoordde, het purperen kapje of den zegelring van zijn toespreker bemerkte. Er zat een stroeve Duitscher, die met echt hessischen eetlust bezig was, en alles wat er gust in hem zijn kon, koncentreerde op zijn bord. Daar werd hij aangesproken, daar zag hij den kardinaal. Oprijzen, misschien zich verslikken, eene Verbeugung maken als voor den gnadigsten Landesherrn, was het werk van een oogenblik. De kardinaal lachte hartelijk, maar de snaak verstond toch zijn vak en heeft misschien nog wel een paar dagen verlenging boven het vastgestelde drietal bekomen.’Ga naar voetnoot1) |
|