Dr. Schaepman. Deel 1
(1912)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendmaart 1844-juli 1870
[pagina 309]
| |
LXVI.
| |
[pagina 310]
| |
lang lijnrecht doorloopt. Er is dan ook in die kerk Pauselijke kapel. 's Morgens om 9 uur was ik in de Corso, om 10 uur zou de Paus komen. Hofkoets op hofkoets rolde voorbij: de kardinalen, in rood met goud geverwde koetsen, twee lakeien voor en drie achterop. De geheele weg waarlangs de Paus moest komen was met troepen in groot uniform afgezet, ook stonden er echte, flinke sapeurs. De straat was met geel zand en groene bladeren bestrooid, uit alle ramen hingen roode of witte en gele draperieën, de straat was stikkend vol en alle balcons bezet. Er stonden vóór de kerk drie muziekkorpsen. Op eens vlogen drie trompetters van de garde noble de straat op, en alle hoeden gingen af: daar kwam de Paus. De drie muziekkorpsen, fameus bezet, speelden den triomfmarsch, maar toen het pauselijk rijtuig op kwam rijden ging er een ‘Evviva’ de lucht in, dat geen toon van de muziek meer te hooren was. (En men joelde speciaal ditmaal); juist tegenover de kerk van St. Carolus is de Albergo di Roma, en men zeide dat de dochter van generaal Menabrea, den minister-president van Italië, daar op het balcon stond. Verbeeld u ook, dat toen de Paus den zegen gaf, al het volk, soldaten, priesters, op de balcons en overal op de knieën lag. Ik was de kerk ingestormd - en daar heb ik eerst al de pracht van het Pauselijk hof gezien. De Zwitsersche garde, met die mooie hellebaarden en helmen en pluimen en rood-gele wapenrokken hield den middengang vrij. Eerst kwamen allerlei monsignores en garde-nobles. Deze uniform is rijk. Witte gemsleeren broeken, hooge laarzen, blauwe wapenrokken, gouden epauletten en een gouden bandelier met blaauwe klokjes op de borst. Dan de Kardinalen, dan de Senatoren in zwarte zijden togaas en mantels, gedamasceerde hofdegens, gouden claques, breede kanten puntkragen en een gouden keten op de borst. Elk der Senatoren heeft een page, heel in goud laken en rood fluweel. Het waren mooie engelkopjes, die er zoo frisch en coquet heenstapten, dat het een lust was. Dan de Paus met de tiaar op - gedragen op zijn troon - dat was vorstelijk!’Ga naar voetnoot1) ‘Tot groote verbazing mijner dierbare landgenooten ben ik dan weer bij den Paus geweest.... Toen wij eens in de kerk waren, zei ik, om van de andere af te komen, dat ik wegging, maar liep eenvoudig achter naar de kerk om een betere plaats | |
[pagina 311]
| |
alleen te zoeken. Daar kwam ik madame de Chastel tegen, die, na de eerste complimenten, mij vroeg of ik ook na de mis in de sacristij ging om tot den voetkus te worden toegelaten. Ik dacht dat dit niet gaan zou, maar madame bracht mij bij Mgr. de Mérode die het verdere bezorgde, zoodat ik na de mis heel plechtig met de overige autoriteiten meeging en bij den H. Vader kwam, die mij waarachtig erkende: ‘Ah, mi buono Ollandese, che fui con me il venerdi passato, come sta?’Ga naar voetnoot1) |
|