doen. Thijm wilde elk treurspel uitgeven met een inleiding ervoor: Vondel-kenners als Brouwers, Allard en Van Heukelum hadden ook hun woord gegeven. Maar ‘de Zwarte’, de practische kunst-pleger, vond geen tijd tot schrijven. Schaepman deed het graag in zijn plaats en stond zijn handschrift over de Maeghden aan Van Heukelum af. Deze bezat het nog op 't laatst van zijn leven, want van Alberdingk's plan kwam weinig terecht.
Schaepman's handschrift brengt eigenlijk niet veel wetenschappelijks. 't Zijn klassiek-sierlijke beschouwingen rondom het historische van Vondel's onderwerp. gemeenplaatselijk-aesthetische bespiegelingen over de behandeling der stof. Maar 't inzicht zelf in 't stuk is toch weeral merkwaardig Schaepmanniaansch. Ten bewijze mag ik hier wel dit weinige overschrijven:
‘Openbaart zich de kracht van den waarlijk genialen geest in waarachtig grootsche scheppingen die met verbazing slaan, voor den aandachtigen beschouwer blijkt die kracht nog meer daar, waar zij het schijnbaar geringe adelt en verheft. Hoe eenvoudig is Vondel's thema: Sint Ursula's gevangenneming en marteling door de Keulen belegerende Hunnen en het daarop volgende ontzet der Rijn-stad. Maar deze eenvoudige stof wordt gedragen door eene idee vol hooge bezieling. De band tusschen St. Ursula's marteling en de bevrijding der benarde stad, is de communio sanctorum, de gemeenschap der heiligen en wel in katholieken zin, 't is de idee dier mysterieuse verbinding tusschen de leden der eene Kerk, hier strijdend, ginds overwinnend, gene de zegevierende die deze, de strijdende, om voorspraak roepend, in den gloed des triomfs niet vergeet. 't Is de steeds blijvende aantrekking door de plek waar zij stierf en het eerst haar natalitia, haar geboorte tot hooger leven zal gevierd worden, uitgeoefend op de heilige maagd, die daar haar laatsten strijd gestreden heeft.’
Schaepman wist overigens heel goed dat er voor zijn deel niets verloren ging met het vallen van Alberdingk's plan:
‘Bij nader bedenken’, schreef hij 't volgend jaar uit Rome aan Van Heukelum, ‘begrijp ik u nog te moeten zeggen, dat van mijn geheel plan wat ik verleden jaar heb neergekrabd, niets deugt dan de opmerking over de Roovers, die goed en bruikbaar is. 't Geheel moet op breedere en vastere schroeven worden gezet’.
Breeder, dat begrijp ik niet, maar vaster, zeker.