Dr. Schaepman. Deel 1
(1912)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendmaart 1844-juli 1870
[pagina 51]
| |
XII.
| |
[pagina 52]
| |
‘Wij waren medestichters van de Vrijdagsche Vereeniging te Amsterdam. Met Gerrit de Clercq was Cramer hier de schitterendste spreker. Meermalen deed zich de gelegenheid voor, dat wij in 't licht stelden, hoe eenzijdig de Nederlandsche geschiedenis sedert derd' halve eeuw geschreven werd. Van den aanvang der XVIe eeuwsche beroerten af, hadden de voornaamste geschiedschrijvers van Holland zich er aan gewend ons te ignoreeren. Onze godsdienst was officieel, bij telkens herhaalde plakkaten, ongeveer afgeschaft... Ik werd er inzonderheid op bedacht, den Almanak, door den jeugdigen dichter Van Nouhuys het eerst op touw gezet, dienstbaar te maken aan de schildering van Katholieke toestanden uit de XVIIe en XVIIIe eeuw. Dit was een eerste poging om te komen tot wat Cramer noemde ‘de reconstructie der Nederlandsche geschiedenis’. Hij zelf, die bijna evengoed Fransch als Hollandsch schreef, had reeds in 1849 een Mémoire uitgegeven ‘sur la situation des Catholiques dans les Pays-Bas’, beginnend met de woorden: ‘Pendant plus de deux siècles les Catholiques néerlandais furent traités comme des ilotes.’Ga naar voetnoot1) Cramer droomde elken nacht van zijn Amsterdamsch dagblad, maar overdag stond hij weer voor de werkelijkheid: ‘Geen geld, geen dagblad; weinig geld - een middelmatig dagblad met een twijfelachtig succes; veel geld - het beste dagblad van ons land.’ En op een Sint Niklaasdag bij uitnemendheid stond daar P. van Cranenburgh, de rijke Amsterdammer, met een schat... Nu de redacteur en de uitgever.... De Voorzienigheid zond priester Smits naar Amsterdam. Smits kwam uit Noord-Brabant. Hij was geboren te Eindhoven in 1813. ‘Reeds op het Seminarie schitterden zijn talenten zoozeer, dat hij nog vóór zijn priesterwijding tot professor der Wijsbegeerte te Haaren werd benoemd. Na ruim twee jaar kapelaan te Waalwijk te zijn geweest, voelde hij zich geroepen tot het journalisten-leven en trad den 1en Januari 1842 als redacteur van De Noordbrabander op’.Ga naar voetnoot2) Maar na drie jaar werd hij het oneens met de uitgeefster van 't blad, en op eigen houtje richtte hij in dezelfde stad 's-Bosch De Tijd op. Smits, die geen fondsen had, zag zijn prille blaadje aldra verkwijnen. Maar hij wist wat | |
[pagina 53]
| |
Cramer's ideaal was, en hij toog naar Amsterdam. Hij spoedde vooreerst naar Cramer zelf, die dadelijk wou meewerken; naar van Cranenburgh, die 't geld gereed had; naar Van Langenhuysen, die bereid was uitgever te zijn. Den 2den Juli verscheen 't gedroomde katholieke orgaan in de hoofdstad. En in zijn beginselverklaring stond o.a.: ‘Onze stelling is niet vijandig tegen on-katholieke medeburgers; zij is eene verdediging van betwiste rechten, meer niet. Wij willen handhaving en versterking van het koninklijk gezag; wij willen eerbied voor de wet en onderwerping aan de gestelde magten; wij willen gelijkheid voor de wet van alle godsdienstige gezindheid, zonder onderscheid niet slechts in de letter der wet, maar in de daad; wij willen de loyale uitvoering en ontwikkeling der vrijheden, welke de grondwet gewaarborgd heeft; eindelijk wij willen orde en bezuiniging in het bestuur, waar die mogelijk is. Wie zich met ons verstaat tot dat doel, dien geven wij de hand, onverschillig welke geloofsbelijdenis hij is toegedaan. Want nogmaals, ons blad is niet gerigt tegen andersdenkenden. Wij wenschen ieder die regten, die wij voor ons begeeren, omdat wij vrijzinnig zijn in den waren zin van het woord.’ Zoo begon De Tijd zijn harde, heerlijke taak: ‘zijn strijd tegen de moedeloosheid en vreesachtigheid, tegen de inertie en misplaatste lijdzaamheid, die onder den druk der vervolging bij de katholieken tot een tweede natuur was geworden.’Ga naar voetnoot1) De Tijd van den aanvang af durft schrijven: ‘De katholieken hebben zelf hun toekomst in handen.’ Hij durft dat schrijven omdat hij er toch zelf voor zorgde, met voorzichtigheid, met waarheidsliefde, met scherpzinnigheid, met geestdrift, die nooit vergat ook behendigheid te blijven. Was Prof. Broere de leider der intellectueelen, Mgr. Smits, de redacteur van De Tijd, was de opvoeder der menigte. Smits was de geniaal-practische zwoeger, waar Broere de geniaal-sereene studax bleef. Wachter wat is er van den nacht? had Isaac da Costa zooeven gevraagd. En voor zijn part antwoordde Smits: De morgen klaart! Veel jaren had Smits niet noodig om zijn blad te maken tot het gezondste politieke blad van Holland, tot een school en een arsenaal voor de Roomsche mannen van goeden wil, en tot een kracht | |
[pagina 54]
| |
in den lande, waarmee voortaan de heterodoxe oppermacht zou te rekenen hebben als met haars gelijke. Onder de leiding van zoo'n hoofdredacteur kwamen zich plaatsen, nevens Cramer: Lurasco, Duchastel, Dommer van Poldersveldt, Van Nispen tot Sevenaer, enz. Cramer vooral, hoewel in toom gehouden door de karaktervolle bedaardheid van Smits, Cramer draafde voort, snuivend van geestdrift, naar zijn ideaal in de wolken: de katholieke persmannen van heel Europa in één gilde samen te scharen. Ongelukkig kwamen in '57 onder de redactie geschillen, die Cramer met zijn geestdrift, thans vooral drift geworden, vereenzaamden. Toen werd Smits' trouwe helper Lurasco, de groote ijveraar voor een katholieke associatie over heel het land, op voorbeeld van 't geen reeds in Duitschland bestond; maar, helaas, tot uitkomst was het schoone plan niet te brengen. Nevens die mannen werkte, hij alleen legio, de ‘franc tireur’ Jozef Alberdingk Thijm, die geen gelid verdragen kon, die zich nooit wilde voegen in een staatkundige partij, maar altijd te gepaster ure zijn woord wist te spreken, zijn vlugschrift te schrijven of zijn daad te doen, hoewel hij in alles zoo persoonlijk bleef, dat hij immer onbruikbaar zal wezen voor de globale Roomsche actie. Nu weer, in de plaats van maar dadelijk mee te doen met Smits, zond hij den redacteur een snedig woordje: - 't Eerste jaar heette 't blad De Noord-Nederlandsche Kourant - ‘Waarom schrijft gij Kourant, rijmende op mouwband. 't Moet noodzakelijk Courant of beter Koerant zijn.’ Maar elders ook daagden uit de slapende massa mannen op die durfden: in Noord-Brabant was, we weten het reeds, opgestaan Van Son, de machtige tribunus, die 't Zuiden poogde te wekken. In Noord-Holland Dr. Nuyens, de medicus van Westwoud, die straks de groote katholieke geschiedschrijver zou worden. |
|