Dr. Schaepman. Deel 1
(1912)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendmaart 1844-juli 1870
VII.
| |
[pagina 32]
| |
Ook Hattink werd later een heele baas. Naar den wensch van zijn vader ging hij in de theologie. Maar hij liet zijn orthodox geloof in die studie; en met al zijn talent legde hij zich dan op de rechten toe. Hij vestigde zich als advocaat te Almelo, en verwierf een stevigen pleitersnaam. In zijn vrije uren deed hij, zooals veel Twentenaars, aan gewestelijke geschiedenis. Zijn liefhebberij werd hem zoo'n ernstige studie, dat hij het bracht tot president van de ‘Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Recht en Geschiedenis’. En 't was een president, die flink werkte. In hun lagere schooljaren reeds luisterden de aanstaande priester en de aanstaande vrijdenker allebei goed naar de geschiedenislessen. En te Tubbergen zelf wisten ze de historische plekjes wel te vinden. Maar die juist gaven weer gelegenheid om heldertjes te bakkeleien met de tong en de vuist. De heele omgeving lag immers vol sporen uit de beroerde tijden van den vrijheidsoorlog tusschen 't jaar der Unie van Utrecht en 't jaar van Philips' afstand der Nederlanden. Weinig Hollandsche streken werden zoo erg als Twente geteisterd; 't lag langs den kant van 't Munstersche evenzeer als langs de zijde van 't Sticht heelemaal open, zonder vestingen van eenig belang. De Staatsche partijen plunderden 't land tot de Twentsche boeren zich met die van Salland vereenigden. De algemeene Staten gaven een besluit en mandaat aan alle legerhoofden, in geheel Twente alle dorpen en gehuchten te verwoesten te vuur en te zwaard, en aldus voor den Spanjaard onnut te maken. Uit dien tijd zijn vele akkers tot nu toe onbebouwd gebleven; duizenden huisdieren werden meegevoerdGa naar voetnoot1) De ‘kriegsgraven’, die diepe slooten en hooge wallen rondom de alleen-liggende boerderijen, waren landweren waarachter de buurten zich voor 't ergste vrijwaarden. Maar ook landweren uit oudere dagen waren daar nog te zien. Had iemand de landweer geschonden of doorgestoken, dan verbeurde hij zijn rechterhand. Beesten die er op aangetroffen werden, vervielen aan den fiscus.Ga naar voetnoot2) Het arme gewest, reeds in 1580 beproefd door een aardbeving, als ware ze een voorbo van den oorlog geweest, lag zoodanig | |
[pagina 33]
| |
verweesd, dat de wolven hun jongen wierpen in verlaten huizen en paardestallen. Eindelijk, in 1597, werd Oldenzaal en geheel Twente door Maurits ingenomen voorgoed. Maar in 1606 kwam nog de ergste geesel, de pest. ‘Onuitstaanbaar was de stank van zieken en dooden; met moeite werden zij buiten de gewone kerkhoven op afgelegen plaatsen ten grave gevoerd.’Ga naar voetnoot1) En of nu al die verwoesting op rekening kwam van de ‘Spaansche spekslagers’ of van 't ‘Staatsch gespuis’, dat zou vooral door een vechtpartij tusschen Reinier en Herman worden uitgemaakt... Maar 't moesten daarom zoo geen vertrouwde kameraden zijn om er een slagje mee te slaan. Burgemeester ging nogal op bezoek naar Vasse, bij zijn raadslid Geerdink, vader van den lateren pastoor van Vianen, een van 's Doctors meest vertrouwde politieke vrienden. Toen kon Herman eigenlijk nog niet aarden met Egbert, gezien deze merkelijk ouder was dan hij, en toen alree gymnasiast. Maar bij boer Geerdink was ook een kleinere jongen, een weesje, daar opgenomen, en met dien maakte Herman liever kennis; ze stoeiden dadelijk 't hof op, aan 't rakkeren. Onder 't gepraat der beide hoogere gemeentenaren waren de jongens uit hun gezicht verdwenen... Toen kreeg de student last om eens te gaan zien. Hij vond de beiden in vechtpartij achter de ‘schöppe’, Herman boven op zijn slachtoffer, brieschend en beukend, als in de Hermannschlacht zijn voorvader Arminius. ‘Het is onbetwistbaar dat alle kinderspelen ernstig zijn. Het ernstigste en het vreeselijkste wat ge in 't leven van de enkelen en van de velen, van de personen en van de natiën vinden kunt is het liefste kinderspel. Trots alle vredeverbonden, maakt het kind oorlog, en levert veldslagen; het neemt nooit iemand gevangen, maar het slaat altijd dood, en als het vrede sluit is het waarlijk alleen uit vermoeidheid, niet uit vredelievendheid’.Ga naar voetnoot2) Verder gold ‘Burgemeesters Herman’ als een artist ‘kopkeukelaar’ en als een weergaloos ‘huukskeslierer’ 's winters op de grachten rondom den Eeschhof.... |
|