Libidine. Wellust, Geylheyt.
Een Vrouwe dertelijck gekleet, leunende op de slincker knie, houdende in de rechter hand een Scorpioen, aen de slincker sijde staet een Bock die seer geyl is, met een Wijnranck en eenige Druyven in den mond.
Plinius verhaelt, dat door de Scorpioen de Wellust is afgebeelt, om dat by de Sterreraeders de heimlijcke leeden des Menschen, dit Dier zijn toegewijt: alsoo wort oock de Boek daer voor genomen, die seer totte Minnelusten is genegen. Zy sit en leunt, om dat de leedigheit het voedsel is van de Wellust, nae de meeninge der Poëten:
Werpt ghy de ledigheyt om veer,
Cupidoos pijlen leggen neer.
De Druyf is een klaer teycken van de Wellust, want:
Wanckt Ceres niet met Bacchus Wijn,
Vrouw Venus trilt van koud' en pijn.
Daerom seytmen dat de Wijnranck geyl en weeldrigh is, wanneerse dapper uytschiet, gelijck de Menschen die in de Wellust verblint zijn, oock nimmermeer rusten.