Musica. Singhkonst.
Een Ionge Dochter, sittende op een blauwe Hemelsche kloot, met een penne in de hand, houdende de oogen op een Musijcboeck gevest, sittende op een aenbeeld, met een schaele aen de voeten, waer onder eenige ysere haemers zijn.
Datse sit, is, om dat de Musijck een sonderlinge ruste voor een bekommert gemoed is.
De kloot ontdeckt, dat al het overeenstemmigh geluyt van 't klinckende Musijck, sich rust en grondvest in de overeenstemminge der Hemelen: gelijck dieselve van de Pithagoristen bekent is: Welcke overeenstemminge ons, als noch, door haere kennisse, is mede gedeelt, en daerom leenen wy onse ooren gewilligh totte Musicale gelijckstemmigheyt. En is het gevoelen van veele oude Heydenen, datmen sonder Musicale gelijckstemmigheit niet kost hebben de volkomentheyt van 't licht, om de gelijckstemmigheyt van de ziele en overeenkominge van de Deughd, te vinden, gelijck de Griecken van de Deughd spreecken.
Daerom schrijven de Poëten, die daer geweest zijn geloofwaerdige Boeckhouders van de waerachtige Philosophie, dat de Cureti en Coribandi, als zy Iupiter, die noch een kind was, wegh genomen hadden, om de wreedheyt van zijnen Vader Saturnus te ontgaen, soo brachten zy hem in 't eyland van Candien, om aldaer gevoet en opgebracht te werden, en door de straete gaende, speelden zy altijd op Cimbalen en andere kopere Instrumenten: uytleggende, stichtlijcker wijse, by Iupiter de goeddaedigheyt en verkregen wijsheyt, diewelcke in ons niet kan wassen noch toenemen, sonder behulp van de Musicale Harmonie in alle dingen, diewelcke de ziele rontom beset hebbende, soo konnen zy niet doordringen, om dat ons verstand wesentlijcke genegentheden heeft, die tegen de Deughd strijdigh zijn: die als Vaders zijn, om dat de neygingen totte sonde, eerder in ons zijn, als de daeden, dieder loflijck en deughdlijck zijn.
Dat Iupiter gesont uyte handen van Saturnus gekomen is, bediet, dat dit het deel van de onverderflijcke Hemel is, waer tegens de tijd, die een opslocker van alle Elementen, en een verslinder van alle dingen is, die in toegemaeckte stoffe bestaen, zijn kracht niet kan in 't werck stellen.
Daer zijn eenige uyte Heydenen geweest, die daer seyden, dat de Goden van de getallen en van de soete Harmonie van de Musijck, gemaeckt waren, even als de Menschen met lijf en met ziele. En daerom hoorden zy in alle offerhanden seer gaerne de Musijck en de soetigheyt van de stemme. En van alle dese dingen geeft de beeldnisse, een bewijs en aenduydinge, datse sit en boven den Hemel wort opgehouden.
Het Musijck-boeck leert den waerachtigen regel, hoemen den soeten toon, op allerleye maniere, een ander kan mede deelen, en dat door de oogen.
De schaelen bedieden datmen de essenheyt van de stemmen moet soecken, door 't oordeel van de ooren, niet anders als in het gewicht, door het oordeel van de andere sinnen.
Het aenbeeld worter gestelt, om datmen schrijft en gelooft, dat dese konst daer uyt haer oorsprongh soude gehadt hebben. En wort geseyt dat Avicenna, door dit middel, totte kennisse gekomen is, en begaf sich also tot het schrijven van de overeenkominge en van de maete van de Musicale toonen en stemmen: en is dusdaenigh luchtigh cieraet in de geselschappen en in de gemeene ommegangh der Menschen, aengewassen.