Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants
(1971)–Dirck Pietersz. Pers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
verwe, diewelcke haer aengesicht bedeckt tot aen den gordel. In de rechter hand houtse een witte Lely, en onder haer rechter voet een Schildpadde. Met wit wortse gekleet, want onder dese verwe, wort de Suyverheyd afgebeeld, als mede de oprechtigheyd des levens, waer uyt de Suyverheyd voortkomt. Waer over Salomon, willende de oprechtigheyd en Suyverheyd des gemoeds uytdrucken, seght, u kleederen sullen alle tijd wit wesen. Zy is bedeckt, op de maniere als geseyt is, want een kuysche Vrouwe behoort de schoonheyt van haer persoone te decken, en de gelegentheyt van de oogen wegh te nemen, die veeltijts oorsaecke zijn, van dat de Suyverheyt besmet wort, en ten dien aensien, noemt Tertullianus dusdanigen sluyer een Waepenrustinge voor de vrees van schande, ende een Harnas van eerbaerheyd, een Bolwerck van zeedigheyd, een muyre voor 't Vrouwelijck geslachte, waer in eens anders oogh noch niet was gaen weyden: Dieselve Schrijver bepaelt de maniere waer toe en hoe langh de sluyers souden gestreckt hebben, te weten soo langh als de hoofdhayren streckten, wanneer die neergestreelt zijn, en alsoo langh mosten oock dese sluyers wesen, sulx datse totten gordel toe, mosten komen: Totte navolginge van de Romeynsche Heydenen, die de Goddinne van de Kuysheyd met het aengesicht bedeckt plachten af te beelden, gelijck in veele Medaglien te sien is. De Romeynsche Bruyden, tot teycken der Suyverheyd, oock wanneerse tot den Man over gingen, bedeckten het hoofd: een maniere die de Romeynsche Vrouwen gebruyckten. Poppaea Sabina, de Vrouwe van Nero, dese om dat zy kuysch soude schijnen, hoewelse onkuysch was, quam altijd gedeckt voor den dagh. Cajus Sulpitius Gallus een Romeyn, verliet sijn Huysvrouw, om datse ongedeckt was uytgegaen: en niet alleen de Romeynen, maer oock de Griecken gingen bedeckt, om haere schaemachtigheyt te betoonen, gelijck Hero, Penelope, en Helena, als by Homerum en andere te sien is. Tertullianus seght dat de Vrouwen in Iudaea haer aengesicht decken, waer door zy onderkent worden. Paulus seyt van de Vrouwen die daer nae Christenen zijn geworden, Corinth. II, datse souden bidden met gedeckten hoofde, andersins souden zy haer hoofd onteeren. Platina verhaelt dat S. Petrus soude bevolen hebben, dat de Vrouwen gedeckt souden ter Kercken gaen, 't welck zijn Naevolger Linus soude hebben uytgevoert. Wie hier van wijders begeert, lese Tertullianum. Doch 't is ons genoegh dat wy tot bevestinge van de Kuysheyd, geseyt hebben, datse gedeckt moet wesen. Zy houdt een witte Lely in de rechter hand, want Hieronymus schrijvende tegens Iovinianum, seyt, dat de Lelye een bloeme is van de Suyverheyd en van den Maegdom: Om dat in het Hooge-Lied Salomonis de Hemelsche Bruyd singht, Zy wort onder de Lelien opgevoet, dat is, onder suyvere en kuysche persoonen. De Schildpadde onder de rechter voet, bediet dat de staetige Vrouwen, gestaedigh sullen by huys blijven, als de Schildpadde uyter natuyre doet, gelijck Phidias het beeld van de Kuysheyd afmaelde: en Thucididis spreucke by Plutarchum is gedenckwaerdigh, door de Vroulijcke schoonheyt seyt hy, moet een vrome Vrouvve haere naem en lichaem, tusschen de huysmuyren laeten besluyten. |
|