Pianto. Klachte.
Een Vrouwe in 't swart gekleet en onthult, die mette rechterhand haere hoofdhayren uyt treckt, wesende gekroont met een krans van Apium of jonghvrouwmerck, houdende inde slincker een boonestruik met bladers en vruchten, en ter syden sal een Swaluwe staen.
Het swarte kleed is altijd een kenteicken van rouwe en klachte: en de hoofdhayren in 't wilde verspreyt, als mede de krans van Apium, bedieden de klachte, want by de oude wierden dieselve gebruyckt, om daer van bedden voor de dooden te maecken.
De struyck van Boonen worter gestelt, om de meninge van de Oude Latinen te volgen, die daer wilden dat dese soude zijn een plante van klachte en van treuricheyt, seggende dat onder dese plante het woord van rouw en van klachte geschreven was: waer over Varro verbood dat de Priesters die selve niet souden eeten. 't Lust my oock, tot dit voorstel te verhaelen de Sotheyd van Pythagoras, diewelcke van de Vyanden besprongen zijnde, konnende sich gemacklijck bergen in een veld met boonen datter na by was, heeft sich veel liever willen laeten dooden, seggende, dat hy de afgestorvene zielen niet wilde ontrusten of verstooren, die hy dwaeslijck waende, dat onder dese bloemen rusten.
De Swaluwe wort voor de klachte gestelt, om dat haer sangh seer treurigh is. Waer over de Poëten versieren, dat Progne schreyde over het ongelijck, dat haeren man Tereus was aengedaen, gelijck veele Schrijvers dat selve wydlopigh verhaelen.