Gioventu. Ieughd.
Een Maeghdeken met een goude kroone op 't hoofd en kostelijck gekleet, nae 't seggen van Hesiodus in sijne Theogonia, met een tack van bloeyende Amandelen in de hand, om te betoonen, als Pierius verhaelt, dat gelijck de Amandelboom, de eerste is, die met haren blosem hope geeft van de Overvloed van d'andere vruchten, dat oock alsoo de Iongelingen goede proeven van haer geven, van wat volmaecktheyt zy sullen wesen, wanneerse tot haer rijpe Iaeren sullen zijn gekomen.
De goude kroon vertoont, dat onder alle trappen van d'Ouder des Menschen, de Ieughdelijcke de aldergewenschte en volmaecktste in sich selve is.
Het kostlijcke kleed bediet, dat de roemsuchtigheydt en pocchinge van Rijckdommen dees Ouder eygen is. En de Oude maelden de Ieughd af, door het beeld van Apollo en Bacchus, die malkanderen de hand gaven: te kennen gevende, dat een Mensch in sijn Ieughd, en door de wackerheyt des lichaems en door de kracht des verstands, is sterck en aengenaem.