Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants
(1971)–Dirck Pietersz. Pers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| |
De Gelucksaligheyt is een ruste des gemoeds, in een welstant, dat van yder bekent, begeert en wenschlijck is, en daerom sitse mette Slangestaf of 't Caduceum, tot een teycken van Vrede en van Wijsheyt. Het Overvloets hooren bediet de vrucht, die door den arbeyt en moeyte verkregen us, sonder welcke het onmogelijck is, om totte gelucksaligheyt te komen, die door middel van dieselve gekendt en begeert wort. De bloemen zijn teyckens van vrolijckheyt, mette welcke de geluckighste staet altijt is vergeselschapt. De Slangestaf bediet oock de Deughd, en de Overvloets Hoorn de Rijckdom. Daerom zijn die geene onder ons, wel geluckigh, die God met soo veele Aerdsche goederen gesegent heeft, datse haer konnen versorgen tot nootdruft des lichaems, en soo veel te deughdlijcker, alsse haer met de goederen der ziele konnen vermaecken. |
|