Eternita. Eeuwigheyt.
Een Vrouwe met drie hoofden, die in de slincker hand een circkel, en mette rechter de voorste vinger om hoogh hout.
Dewijl de Eeuwigheyt geen begrijplijcke of tastlijcke sake is, soo kanse van 't Menschlijck vernuft, dat aen de sinnen hanght, niet bekent worden, ten zy door ontkenninge, seggende dat het een plaets is sonder veranderinge, een beweginge sonder beweginge, veranderinge en tijd, sonder datter voor of nae tijd, begin of eynde is of wesen sal, gelijck sulx Petrarcha op 't laest van sijn Triumph de omstandigheden van de Eeunwigheyt verhaelt, datse geen plaetse heeft, geweest is, noch is, noch hebben sal, maer zy is tegenwoordigh en nu, en dat daer in de waere Eeuwigheyd is begrepen. Daerom sijn de drie hoofden, de drie deelen des tijds, te weten, de tegenwoordige, de toekomende en verledene tijd, diewelcke alle in eene Eeuwigheyt zijn verbonden.
De voorste opgeheven vinger, beteyckent de bestandige vastigheyt, die in de Eeuwigheyd is, zijnde verre van alle veranderingen afgescheyden: want door 't opsteecken des vingers geeft men te kennen, een stantvastigh gemoed, dat van 't geene, hy alreede heeft voorgestelt, niet sal veranderen noch afwijcken.
De Circkel is een teycken van de Eeuwigheyd, om datse noch begin noch eynde heeft, en om datse het allervolmaecktste is van alle dingen.