Bellerophon of Lust tot wiisheit, Gesangh der zeeden, Urania of Hemel-sangh
(1648)–Dirck Pietersz. Pers– AuteursrechtvrijStemme Yets moet ick u Laura vragen, &c.
O Ghy Moeder met veel kinders,
Hebt wat vreughds, maer meerder hinders,
Sorge-draeghster van de vrucht:
Schuyre-vulster van de Somer,
Niet soo fris maer vry wat lomer,
Hierom haeltmen sucht op sucht.
Ghy vanght alles af te scheeren,
Schapen, Ganssen met haer veeren,
Ghy schraept alles in u sack:
Ghy ontrooft ons oock de bladen,
En Apolloos schoon gewaden:
Tot ons leedt en ongemack.
Ghy brenght ons de Noorde-winden,
Stormen, buyen, die verslinden
Wat op 't land is en in zee:
Ghy brenght ons veel ramp en plagen,
Kranckheyd en veel boose dagen,
Ongesontheyd, smert en wee.
| |
[pagina 58]
| |
Evenwel zijt ghy te prijsen,
Dat ghy de kost gaet wijsen,
Die eens Moeders grage hand,
Heeft gaen zweelen, plucken, schuylen,
Vyt de bosschen, weyden, kuylen,
Tot behoedsel van het land.
Bacchus mach sich wel verblijden,
Mits het zijn sijn volle tijden,
Want hy krijght sijn buyckjen rond:
Ceres heeft haer niet te belgen,
Sy magh dancken, hy magh zwelgen,
En sich maken ongesond.
Ghy doet onse Schuyren vullen,
Die ons in de Winter sullen
Zijn een aengename vreughd:
Ghy versiet ons door u handen,
Voor het koude klapper tanden,
En ghy toont eens Moeders deughd.
‘Als de droefheyd staet voor oogen,
‘Toont u dapper van vermogen,
‘Denckt; Godt sal het wel voorsien:
‘Ick bemerck in alle dingen
‘Datter zijn veranderingen,
‘Die geen Mensche kan bespien.’
|
|