baren gerust zijn, als verstaende, datmen met een oprecht gemoed de gemeene sake tot yders vryheyd most be-yvren, en dan voorts Gode de sake met een geruste Ziele over geven. Sy voeghden noch daer by een gebonden bossel met pijlen, met het opschrift Concordia res parvae crescunt, om hare eendrachtigheyt uyt te drucken: hier in volgende de loflijcke voordaet van Scilurus, die om sijne Sonen hare sterckheyd aen te wijsen, stelde hy haer een gevlochten band met pijlen voor om die te breken, maer sulcx onmooghlijck zijnde, haelde hy elcke pijle in 't besonder daer uyt, die sy lichtlijck braken: hier uyt nam hy oorsake haer te vermanen, dat wanneer sy te samen, gelijck de pijlen, in Liefde en Vrientschap verbonden bleven, dat niemant hae soude t'onder brengen: maer so sy door oneenigheyt van een ander af scheurden, dat sy lichtlijck souden vernielt en onder 't jock gebracht worden. Dese dapperheyt heeft oock geport en ontsteken de moedigheyt van onse noyt-volpresene Capiteyn, die welcke sijns Heer-Vaders voetstappen betredende, gebruykte dit devijs: Ie Maintiendray, willende betoonen dat hy de sake, door sijn Heer-Vader loflijck aengevangen, wilde uytvoeren, of met sijn dood besegelen: wiens kloeckmoedigheyd de edele rijsende Sonne van sijne wijse en vriendelijke Vader niet ontaerdende, maer met een deftige bevalligheyd en Heldische manhaftigheyd op 't spoor na-volgende, heeft voor sijne Princelijcke loose of devijs aengenomen: Patriaeque Patrique, daer hy mede te verstaan geeft, dat hy ter liefde sijns Vader-Lands, eendrachtig de gemeene Vryheyd wil beschermen, en dat de gedachtenisse van de grouwelijcke moord aen sijnen Heer-Vader begaen, hem nimmer sal doen vergeten het leet dat sodanigen hoogen Ziele is aengedaen.
't HErt is u veel te groot, dat dees om vlochte hagen
V in dien engen Thuyn sou sluyten en belagen.
Ghy moet al voort en voort, en nae een ander kant,
Nae d'Oost of Wester Son, of na 't bevrosen Landt.
Een yder voelt u Macht, u Mogentheyt en Wapen.
Een yeder wil gerust in uwe schaduw slapen.
Van verre seer gevreest: van binnen seer bemindt,
V Vyandt als een Leeuw, u Vrienden als een Kindt.
De Kroonen zijn verblijdt, en sien u hooge daden:
Om-helsen uwe deughd, uyt vreese van haer schaden,
En wenschen u geluck: op dat ghy mooght bestaen,
En sy, door u beschut, niet mochten t'onder gaen.
Wy wenschen u veel heyls, en over-groote zegen:
(De vruchten van u sweet soo vromelijck verkregen:)
Ten eynde uwe macht, u vriend'lijckheyd en deughd,
Mach bloeyen inde rust van een gestade jeughd.
‘O dat de Liefd en trouw in u gebonden schichten
‘Mocht blincken als de Son, wy souden in u stichten
‘Een Goddelijck Altaer: en maken eenen bandt,
‘Tot spijt van die 't benijdt, tot roem van 't Vader-landt.