Godt leeft, die 't geeft.
Fructas millecuplus.
HOe de segen Godes verrijckt, en van 't kleyn een groot maeckt, wil dit uyt-beeldsel eygentlijck te kennen geven. Want gelijck van een Coren een stroo-halm, van een halm een bosselken, en van een bosselken een schoof voortkomt, soo segent God uyt het penningsken een stuyver, en soo voorts tot duysent-voudige vruchten. Hierom seyden de Oude, dat een arm man wel-varende kan worden, wanneer hy het kleyne gade slaende, spaert tot een hoop, want vele kleyntjes by een vergadert, sullen eyndelijck een hoop werden. Daerom wie God met kleyne middelen tot het groote segent, die moet altijd te rugge sien wie hy geweest, en wat danckbaerheyt hy schuldigh is: De langhsame vergaerde hoop kan in korter tijdt wederom seer kleyn worden, want men kan wel van niet tot weynigh geraken, en dit weynigh kan u met spaersaemheyt tot genoegh brengen: Maer indien men dan in al te veel behagen