Godt gaf, Godt nam.
Exilium ob virtutis exellentiam
HOe een vrome ziel niet kan beswaert noch gebannen worden, en hoe een oprecht man geen balling is, kanmen by Ciceronem in sijne Paradoxen of Wonder-spreuken overvloedig lesen. Hy bewijst met seer treffelicke redenen dat Clodius, die Cicero gebannen hadde, alwaer 't dat hy binnen Romen was, een balling is, en dat hy gebannen wesende, vry was, ja self dat de stadt Romen geen Stadt was, om dat aldaer de onrechtveerdigheyt de overhandt hielde. So maeckt dan de ballinghschap aen den vromen geen balling, alleen dat hy om weldoens-wille moet hier en elders schuylen, want der vromen Vaderlant is over-al. Socrates seyde dat een vroom man most als een pijlaer onbeweeglijck zijn: en gelijck Anaxarchi lichaem wel worde gestoten, so konde nochtans Anaxarchi stantvastigheyt niet gequetst worden. En gelijck de Jongeling gepresen wort dewelcke het Wieroock-vat houdende, terwijlen Alexander offerde, en de brandende kole in sijn mouwe gevallen zijnde, de pijne stantvastigh verdroegh sonder hem te verroeren, of den Godsdienst te verhinderen. So behooren alle, die om haer vromigheyt