opdat de vrouw op haar gemak drinken kon.
De vrouw gedronken hebbende, zeide tot haar: gij zijt zoo schoon, zoo goedaardig en zoo vriendelijk, dat ik niet kan nalaten, u eene gaaf te geven, want het was eene Toovergodin, die de gedaante van een arme boerin had aangenomen, om te zien hoe verre de vriendelijkheid van deze dochter zou gaan.) Ik geef u dan deze gitte, vervolgde de Toovergodin, dat er op ieder woord, dat gij spreekt, eene bloem; of een edelgesteente uit uwe mond zal vallen.
Toen die schoone dochter weder te huis kwam, begon de moeder op haar te knorren, omdat zij te lang uitbleef. Vergeet het mij, moederliet! zeide deze dochter, dat ik zoo lang uitgebleven ben; en onder dit zeggen, vielen haar twee rozen, twee paarlen en twee groote diamanten uit den mond. Wat zie ik? riep de moeder! zeer verwondert, mij dunkt dat er paarlen en diamanten uit uw mond vallen: Hoe komt dat, dochter? (dit was de eerste maal dat zij haar dochter noemde.) Het arme meisje vertelde hare moeder alles wat haar gebeurt was, doch niet zonder een oneindig gedal diamanten uit te werpen. Waarlijk, hernam de moeder!