| |
| |
| |
Voorbericht.
Onder de menigvuldige werkjes, die, seedert eenigen tyd, tot merklyk nut der jeugd, terverbeetering van derzel veronderwys, vervaardigd zyn, is 'er my, tot nog toe, geen voorgekomen, (zelfs niet in vreemde taalen, voor zoo verre geschriften van dien aart my, in dezelven, bekend zyn;) 't welk een gereegeld, geleidelyk en volleedig onderrigt, voor kinderen van de allereerste jeugd, behelze. Toen ik my, tot het onderwys myner kinderen bereiden wilde, en daar toe den nodigen voorraad by een brengen, vondt ik my derhalven, door dit gebrek, reeds by den eersten stap gestuit. En daar tog alle gebouwen, hoe fraai anders ook opgehaald, altoos onvolkomen en wankelend zyn en blyven moeten, zoo lang 'er iets aan den eersten grondslag ontbreekt, wilde ik ook niet verder voortgaan, zonder alvoorens te beproeven, in hoe verre ik, in dit gebrek, zou kunnen voorzien. De vrugt deezer proeve biede ik mynen landgenooten, in deeze blaadjes, aan. En schoon ik my niet durf vleien, door dezelven, wanneer
| |
| |
ook het tweede deel, by dit eerste, zal gekomen zyn, den nog ontbreekenden allereersten grondslag, tot het onderwys der jeugd, naar behooren en voldoende te zullen hebben gelegd, hoop ik egter daar toe iets te zullen hebben toegebragt, en ook anderen opgewekt, om dit heilzaam werk verder te voltooien.
De voorwerpen waar over ik gedagt heb, dit allereerste onderwys, voor zoo verre dit deel betreft, te moeten laaten gaan, zyn de volgenden. 1. Wat de menschen kunnen maaken, wat niet; - waar zy de stoffen moeten haalen, tot het geen zy maak en kunnen, - hoe zy die sloffen gebruiken; - wat zy omtrent sommigen moeten doen, om 'er den nodigen voorraad van te behouden, en telkens te vernieuwen. &c. 2. De verschillende noodwendige beezigheeden der menschen; - de naaste oogmerken derzelven; te weeten, voldoening van behoeften aan den eenen, en kostwinning aan den anderen kant; - de heilzaame vrugten van de wederzydsche hulp, die zy elkanderen, by en door 't verrigten deezer beezigheeden, bewyzen. 3. De voortbrengselen der Natuur, voornaamelyk beschouwd, in derzelver mee- | |
| |
nigvuldige nuttigheeden, voor den mensch. 4. De zedeleer der kinderen, dat is, de plichten, die aan hunne teedere jaaren eigen zyn, beneevens de grondslagen dier plichten, en de groote voordeelen, die hun 't betragten, gelyk ook de even groote nadeelen, die hun 't verzuimen derzelver noodwendig aanbrengen. -
Door een eenvoudig en naar de vatbaarheid van zulke jonge kinderen geschikt onderwys, in alle deeze stukken, meende ik den eersten grondslag te moeten leggen, tot de wysgeerte der kinderen, doch zonder eenigen den minsten toestel of vertooning van wysgeerte. En daar in, boven al, te moeten bedoelen, hen oplettende te maaken, op alles wat hen omringt en daaglyksch voorkomt; en hun het zelve, beneevens s'menschen toestand, in de waareld en de maatschappy, uit het regte oogpunt en met een wysgeerig oog, te leeren beschouwen. Dit onderwys scheen my toe alle ander onderwys te moeten voorgaan, wyl het tog natuurlyk is, dat wy 't eerst onderweezen worden, in die aangeleegenheeden, waar in wy het vroegste deelen, en in opzigt
| |
| |
der welken, wy 't vroegst beginnen menschen te zyn. Ook dagt ik dat het, overeenkomstig de voortreflyke aanmerking des schryvers van het Aangenaam Kinderschool, hun gemaklykst zou kunnen aangenaam en bevatlyk gemaakt worden, wyl 't gaat over dingen, met de welken de kinderen gemeenzaam, of althans zeer ligt gemeenzaam te maaken zyn; in de welken zy ook belang kunnen stellen, wyl dezelven, of hen in 't byzonder raaken, of hen ten minsten zoo wel als ons aangaan. Daar andere onderwyzingen in teegendeel, die anderzins wel beeter geschikt zyn, om hun iets te leeren, waar meê zy kunnen praalen en die kleine bewondering verwekken, die hunne teedere harten zoo lieflyk streelt, - en zoo onvermydelyk bederft, meestendeels gaan over dingen, dewelken hun in den grond vreemd zyn, en waar op men ook uit dien hoofde de hunne aandagt niet anders vestigen kan, dan door allerlei kunstgreepen, of door een onvoorzigtiglyk voorgesteld vooruitzigt van roem. Terwyl ten laatste deeze dingen geenzins strekken kunnen, om hunne vermoogens met die kragt, en in die ondergeschikt- | |
| |
heid te ontwikkelen, die de Natuur en der kinderen eigen waar belang vorderen; wyl dezelven niet onmiddelyk genoeg, uit den schoot der Natuur genomen zyn; en meer woorden dan zaaken in 't hoofd brengende, het geheugen veel meer dan 't oordeel beezig houden.
Het verheevener onderwys, 't welk allen menschen, boven alles, nodig is, en waar toe de kinderen hier, langsaamerhand en ongevoelig, worden voorbereid, zal in het tweede deel van dit werkje zyn begreepen. - De Aardryks-beschryving en Geschiedenis laat ik, voor als nog geheel onaangeroerd; wyl 't my, overeenkomstig de zoo even voorgedraagen grondbeginselen, toe schynt, dat de kinderen eerst het kleine hoekje van de waareld, waar in zy leeven, en de dingen, die zy daaglyksch onder 't oog hebben en gebruiken, wel moeten leeren kennen, eer men 't onderneeme hen, in een ruimer kring, in andere larden en andere tyden, over te brengen. Zy zullen zig dan naderhand ook van deeze laatste dingen veel juisteren volleediger denkbeelden maaken. En zy moeten vooral vroegtydig leeren en zig daadlyk aanwennen, hunne eers- | |
| |
te en voornaamste aandagt te verstigen, op dien kring van samenleeving, die de hunne is, binnen den welken alle hunne teegenwoordige aangeleegenheeden bepaald zyn, en in denwelken zy ook reeds zelfs iets te verrigten hebben.
Wat het gebruik van dit werkje aanbelangt, alvoorens men het met de kinderen beginne, zal 't niet ondienstig zyn, hun eersr de gesprekjes van 't Nieuw Nederduitsch Spelleboek, onlangs door my, onder de letters T.A.C.P. uitgegeeven, verscheide maalen voor te leezen; wyl dezelven, met voordagt, ingericht zyn, om hen, tot deeze gesprekjes; te bereiden. - Wanneer men ziet, dat zy alle de gesprekjes van dat spelleboekje genoeg begrypen, kan men tot die geenen, welken in de eerste Afdeeling van dit werkje vervat zyn, overgaan; en ook wederom dezelven verscheide maalen, ten minsten drie of vier maalen, van het eene einde tot het andere, doch nooit meer dan een nommer daags, door leezen, alvoorens aan die van de tweede Afdeeling te beginnen. Om dit gemaklyker te maaken, heb ik zorg gedraagen, dat elke
| |
| |
Afdeeling juist vier bladen besloeg; op dat men deeze Afdeelingen, des goedvindende, ieder afzonderlyk zou kunnen laaten innaaien; zoo ten einde van 't geplaag der kinderen, om de volgende gesprekjes, voor den tyd, te hooren, af te zyn; als om ieder Afdeeling afzonderlyk te kunnen in handen stellen, 't zy van de oppasters der kinderen, 't zy van de kinderen zelve, in zoo verre deezen, in 't spellen of leezen, ver genoeg mogten gevorderd zyn, om 'er, zonder hulp, met vrugt en vermaak, gebruik van te kunnen maaken. - Op deeze wyze gaa ik 'er ook daadlyk meê te werk; en heb reeds de proef genomen, van de gesprekjes der twee eerste Afdeelingen, met een kind van drie en een half jaar, het welk, met behulp alleen van 't bovengemelde spelleboekje, en zonder meester of dwang, toen reeds zoo verre gevorderd was, dat zy alle deeze gesprekjes vry vlot kon leezen. Terwyl ik ook 't genoegen had te zien, dat zy die gesprekjes niet alleen gaarne aan hoorde, maar ook telkens uit eigen beweeging het boekje nam, 'er voor haar eigen vermaak in ging zitten leezen; door haare antwoorden, wanneer zy 'er over ondervraagd
| |
| |
werdt, toonde, dat zy 't weezentlykste begreepen en onthouden had; en 'er ook meermalen, onder 't speelen en praaten, het eene en andere, uit haar zelven en wel van pas, van by bragt. - Wanneer men nu meenen zal, de eerste Afdeeling genoeg te hebben doorleezen, moet men even wel tot de tweede niet overgaan, voor dat men verzeekerd zy, dat het kind de gesprekjes van de eerste Afdeeling wel begreepen hebben, en met de voornaamste dingen, die 'er in voorkomen, gemeenzaam genoeg geworden zy. - Ondertusschen moet 'er niets worden van buiten geleerd, behalven alleen de vaarsjes, die 'er, ten dien einde, hier en daar zyn ingelascht. Of zoo men volstrekt nog meer wil van buiten geleerd hebben, moet het ten minsten alleen eenige der gemaklykste vertelseltjes zyn; wanneer men 'er die geenen best toe kiezen zal, daar 't kind zelve den meesten zin in heeft. Evenwel moet ik hier by voegen, dat de vertelfeltjes van 't aangenaam Kinderschool, weegens hunne kortheid, tot dit gebruik, oneindig beeter dan deezen geschikt zyn; mids men 'er maar die geenen uit kieze, die naar de vatbaarheid van 't kind ge- | |
| |
schikt zyn; en men hun teevens belette meer of iets anders te leezen, dan 't geen men hun zelf gegeeven heeft. De zaaken in myne overige gesprekjes vervat, moeten alleen geleezen en herleezen, midsgaders door 'er over te praaten en te ondervraagen, in 't geheugen geprent worden.
Op den tytel heb ik dit onderwys, voor de jaaren van drie tot vyf bepaald; om dat ik, uit de proeven met een enkel kind genomen, meen te mogen besluiten, dat zy 'er, op die jaaren, vatbaar voor zyn kunnen. Dan, daar de zoo wyd verschillende trappen van vatbaarheid, aandagt, lust, en verscheide andere omstandigheeden, hier een merklyk verschil kunnen baaren, moet men zig aan deeze jaaren niet binden, en 'er geen haast meê maaken; voor al het tog tot geenen lastigen taak stellen. De kinderen hebben geen haast; zy hebben tyd in overvloed, mids men dien maar wel besteede; en het komt 'er in 't geheel niet op aan, dat hun onderwys schielyk voortgaa, maar eenig en alleen, dat het met vrugt geschiedde. Een ieder raadpleege derhalven de vermoogens van zyn kind, en beginne vroeger of laater,
| |
| |
en gaaschielyker of langsaamer voort, zoo als hy vinden zal, dat die vermoogens het vereischen. En zo men nog hier of daar, in deeze gesprekjes, iets mogt vinden, dat men het kind niet dan met veel moeite kan doen begrypen, slaa men het, by de eerste en tweede doorleezing over, en spaare het, tot de derde of vierde, of zelfs des noods nog langer. Alleen moet men opletten, niet te veel het meest vermaaklyke uit te kippen, en 't enkel leerzaame daar te laaten, om dat de kinderen 'er dan, in 't einde, in 't geheel niet weer aan willen. Ik heb daarom getragt, in de schikking der gesprekjes, het vermaaklyke en 't enkel leerzaame, geduurig te verwisselen.
In 't opstellen van dit onderwys, heb ik my, vooral in 't begin, veel meer toegelegd, om den kinderen, klaare beschryvingen en duidelyke denkbeelden te geeven van de dingen en verschynselen, waar op men hunne aandagt vestigt; dan om ze, met uitvoerige uitleggingen van de reede en oorzaak van ieder verschynsel en de wyze hoe, te bezwaaren. Dit moet eerst naderhand volgen, naar maaten zy 'er vatbaar voor worden, en 'er zelf naar vraa- | |
| |
gen. Maar boven al heb ik vermyd, hun van eenige zaak hoe genaamd afgetrokke woordenbeschryvingen te geeven. Deezen, wat men doe en hoe men ze inrigte, zyn en blyven tog altoos, voor zulke jonge kinderen, ydele klanken; en als eene winderige spys, daar, ten minsten voor hen, geen voedsel uit te trekken is. Indien b.v. een kind my vraagt, wat islugt? zal ik my wel wagten, van hem te antwoorden, veel meer nog van hem zelf te laaten antwoorden; Het is die vloeistof &c. &c. Het kind mogt my, met groote oogen, aankyken; misschien my, zoo pedant als naauwkeurig, napraaten; maar verstaan of begrypen zou het 'er tog zeeker niets van, al wist het ook zyn papegaaije-spreukje nog zoo wel van buiten. - Zeekere Dame vroeg my eens, wat zy antwoorden zou, op de vraag, wat is lugt? indien een haarer kinderen haar die eens mogt voorstellen. In plaats van antwoord, blies ik haar op de hand. en vroeg haar - voel je nu niets Mevrouw? - Ja wel zeeker voel ik iets. - Wel nu Mevrouw, dat is lugt; die heb ik eerst in geademd, en nu gaat zy weer uit myne mond, en komt op uwe hand. Geef
| |
| |
nu dit zelfde antwoord aan uw kind; voeg 'er de voorbeelden van een waaier, een blaasbalk, eene opgeblaaze papiere zak by; (zie N.L.) en uw kind zal beeter overtuigd zyn, dat 'er lugt is; het zal ze ook beeter kennen, en van alle andere hem kenbaare vloeistoffen weeten te onderscheiden, dan of gy hem de beste woorden beschryving of definitie van de waareld gegeeven had. Ik voor my ten minsten, zie veel liever, dat een kind dus, door 't gevoel, leere, dat 'er lugt is, en teevens ook, door dat zelfde gevoel, de lugt van alle andere dingen leere onderscheiden, en my alleenlyk zeggen wat zyn gevoel hem daar toe aan de band geeft, dan dat hy my iets van den weezenlyken aart dier vloeistof napraate. By het eerste ben ik zeeker, dat elk woord, 't welk hy my zegt, een daadlyk teeken is, van een denkbeeld, dat hy in zyn hoofd heeft; maar by het tweede ben ik nog zeekerer, dat verre de meesten dier woorden, zoo niet allen, voor hem geene teekenen in 't geheel, maar zinlooze klanken zyn, aan de welken, in zyn hoofd, geene de minste beduidenis gehegt is. In 't algemeen moet men de kinderen veel meer door zaaken,
| |
| |
dan door woorden, onderrigten. Altoos ten minsten moet het zaaklyk onderwys het woordlyk onderwys voorgaan of verzellen.
Dit heeft my ook veele gesprekjes zoo doen inrigten, dat men 'er in ondersteld wordt, de voorwerpen zelven, waar toe zy betreklyk zyn, onder 't oog te hebben. En om zulks, voor een ieder, des te gemaklyker te maaken, heb ik die voorwerpen, meestendeels, indien niet altoos, zoo uitgekoozen, dat zy onder elks bereik staan, en men dezelven zeer gemaklyk by de hand hebben, of krygen kan. Ook zal men verscheide andere gesprekjes aantreffen, waar in men ondersteld wordt, zig op de plaats zelve te bevinden, daar de dingen, van dewelken men spreekt, te vinden zyn; als b.v. een bosch, een moestuin, een vrugtboomgaard, het open veld &c. Zeer nuttig zal het zeeker zyn, indien men die gesprekjes den kinderen, op de plaats zelve, kan voorleezen, en dat wel in dien tyd, wanneer alle de groenten b.v. de vrugten &c. in 't gesprekje vermeld, daadlyk en in dier voegen, in den moestuin, osboomgaard, te vinden zyn, als zy in 't gesprekje voorkomen. Gelyk ik 'er ook
| |
| |
geenen, in eenig gesprekje heb samen gevoegd, dan die men in de daad samen aantreffen kan. Doch indien daar toe tyd of geleegenheid ontbreekt, moet men ten minsten tragten, het kind eens in voorraad, op zulke plaatsen te brengen, en aldaar aan 't zelve, die groenten, vrugten, &c. aan te wyzen, op dat hy 'er zig vervolgens, by 't leezen van 't gesprekje, des te beeter denkbeelden van moge maaken. -
In 't algemeen kan ik ouders en leermeesters, die 'er tyd en geleegenheid toe hebben, niet genoeg vermaanen, om dikwils met hunne kinderen of leerlingen, buiten, in 't veld, te gaan wandelen; derzelver aandagt, op de aldaar voorkomende dingen te vestigen, en uit die dingen, aanleiding te neemen tot onderrigt. Dit zal het beste onderwys van allen zyn; want die is het boek der Natuur, en op het zelve kan ik niet genoeg te rug wyzen. Zy zullen daar de ruimste, duidelykste, naauwkeurigste en nuttigste denkbeelden krygen. Hunne gezondheid, zal'er, door beweeging en zuivere lugt, merklyk door bevorderd worden. Met een woord, hun lichaam,
| |
| |
hun verstand, en hun hart zullen 'er allen even veel by winnen. - Plaaten maaken een werkje als dit te kostbaar, voor 't gemeen gebruik; en zyn ook op verre na zoo goed niet als de voorwerpen zelven. Hoe zeer ik anders, daar men de voorwerpen volstrekt niet by de hand kan hebben, derzelver groote nuttigheid volkomen erkenne.
Van veele woorden, als plant, en vooral dier, beest &c. welker gebruik men tog niet altoos kan vermyden, is 't niet mooglyk aan kinderen van deeze jaaren, een eigentlyken uitleg te geeven, zonder hunne denbeelden slegts meer en meer te verwarren, en tot verkeerde begrippen aanleiding te geeven. Deezen moeten zy derhalven, door 't enkel gebruik, leeren kennen; en men moet alleen zorg draagen, dezelven zoo te plaatsen, en ze hun zoo te doen voorkomen, dat zy'er, door de geleegenheid, waar in men ze gebruikt, en door de omstandigheeden en voorbeelden, die men 'er by voegt, de beteekenis ongevoelig en als van zelve van leeren.
De beschryvingen van de bladen der groenten en boomen zullen veelen misschien over- | |
[pagina XVIII]
[p. XVIII] | |
tollig en verdrietig voorkomen. Verveelend zullen zy, voor de kinderen, niet zyn, indien men 'er hun de voorwerpen zelven by onder 't oog brengt. En dan zullen zy ook vooral niet zonder nut voor hen zyn. Wyl zy hun leeren zullen, hunne aandagt te vestigen, niet alleen op de byzonderheeden van elke zaak; maar ook, en zonder dat men 'er eens moeite toe neeme, op gelykheid, overeenkomst en onderscheid, en dien aangaande honderd kleine aanmerkingen te maaken, die hen oeffenen zullen, in 't bemerken, ontdekken en naspeuren, van deeze eerste grondslagen, van alle onze beoordeelingen, van alle waare wysgeerige kennis. Ook zal ik misschien nog, in 't vervolg myner onderwyzingen, geleegenheid hebben, om daar van een byzonder gebruik te maaken.
Ik gewen de kinderen, hoe meer hoe liever, aan 't geeven van deeze antwoorden; dat weet ik niet; dat begryp ik niet &c. en ook vooral daar aan, dat men hun dikwils ten antwoord geeve; dat kan ik je nog niet uitleggen; dat kun je nog niet begrypen; daar moet je mee wagten; tot dat je wat verder gevorderd bent.
| |
| |
Het eigen van onzen staat, in deeze waareld, is, veel niet te weeten, en ook veel, waar aan wy tog niet twyffelen kunnen, wyl wy 't daaglyksch voor onze oogen zien, al evenwel niet te kunnen uitleggen noch zelfs begrypen. Hoe eer derhalven en hoe meer men de kinderen hier aan gewenne, hoe beeter. Door de teegengestelde handelwyze; door hun eene schande te maaken, van iets niet te weeten, of niet te begrypen, en door hun alles te willen uitleggen, leeren zy hunnen en onzen staat miskennen en zig een verkeerd denkbeeld maaken, van den aart en 't bereik onzer vermoogens; daar tog niets noodzaaklyker is, dan zig een regt denkbeeld van die beiden te vormen. Ook bestaat de waare wysgeerte niet in veel ophef en eene grootsche vertooning te maaken, maar alleen in ons de zaaken, en wel vooral onzen eigen toestand, juist zoo voor te draagen, als dezelven waarlyk zyn.
Eene zaak kan ik niet genoeg aanbeveelen, naamlyk, dat men, onderalle onze verstandlyke vermoogens, het oordeel, en de oplettendheid, die 'er 't eerste bevorderingsmiddel toe is, bovenal en met de grootste zorg, oef- | |
| |
fene. Oplettendheid, Oordeel, - deezen moeten 't leeven bestieren; deezen moeten het, voor ons zelven, gelukkig, voor anderen, nuttigmaaken. Zonder dezelven zyn Geest, Verbeelding - kragt, Vernuft, kundigheeden zelfs onnut, ja veeltyds schaadlyk. In 't onderwys, moet derhalven alles tot oeffening en versterking van Oplettendheid en Oordeel, samenwerken, alles moet daar aan ondergeschikt zyn. Ook dit heb ik getragt, in 't opstellen deezer bladen, bestendig in 't oog te houden; en ten dien einde, veel min het schitterende, dan 't weezenlyk nuttige gezogt. Ik verlangde niet fraaie geesten, praalende veel-weetertjes, maar alleen eenvoudige, oplettende, gezonde verstanden te vormen. Ik werkte, voor myne eige kinderen, en ik begryp, dat wy onze kinderen niet, tot tydkorting, vermaaak en ydele speelpopjes, voor ons zelven of anderen, maar, tot hun eigen nut en welzyn, tot nut en dienst van de maatschappy, en 't lieve Vaderland moeten opbrengen. Myne kleine leerlingen zullen derhalven 't kittelend voorregt niet genieten van, in onze daaglyksche gesprekken, uit te blinken; want welk mensch tog
| |
| |
van eenigen smaak zou zig willen ophouden, met hen te hooren vertellen, wat zyn smit maaken, of niet maaken kan; hoe zyne boerin, kernt; hoe zyn bakker 't brood bakt &c. &c. Wy lieden van beetere opvoeding zyn immers alleen gemaakt, om 't vermaaklyke des leevens te genieten; om ons op 't geestige, 't bevallige, 't schitterende toe te leggen; om ons met duizend kleine, fraaie, aardigheedjes te verlustigen; maar geenzins om ons met lompe nuttigheeden te gaan bezig houden! - Niemand zal derhalven naar myne leerlingen luisteren, niemand zal ze bewonderen, weegens 't opzeggen van allerlei fraaie dingen, die zy niet verstaan; weegens hunne kennis, in allerlei gewigtige dingen, die hen niet raaken. En waarlyk zoo veel te beeter voor hun zedelyk Character, indien zy niet bewonderd worden! Zoo veel te beeter voor hunne aanstaande vorderingen, in kennis en verstand, indien men ze niet in den waan brengt, dat zy reeds kleine zeer geleerde mannekes zyn! De goede kinderen zelfs zullen 'er veel by winnen, en zy, dier 'er daaglyksch meê moeten omgaan, zullen 'er voorzeeker niets by verliezen.
| |
| |
Het boven aangehaalde Spelleboek alleen uitgezonderd, heb ik nog geene boekjes gevonden, die men, althans in myn ontwerp, met kinderen van deeze vroege jaaren, doorgaans leezen, veel min hun zelven of hunne oppasters in handen geeven kan; welk een en ander, ik vermeene, dat met deeze blaadjes veilig kan geschieden; mids men hun dan maar elke Afdeeling afzonderlyk, en naar de orde, waar in zy, in 't werkje, geplaats zyn, in handen geeve. Onder 't afwerken en drukken derzelven, zyn nog eenige, anderzins zeer nuttige en zeer wel ingerigte werkjes uitgekomen: doch die allen een verheevener onderwys behelzen of onderstellen, 't welk ik gedagt heb, tot in de helft van myn tweede deel, te moeten uitstellen; weshalven ik die werkjes den kinderen niet voor dat zy zoo vergekomen zyn, in handen stellen zou. Wil men 'er zelf eene keuze uitdoen, en hun enkele stukjes uit dezelven voorleezen, men zal 'er zeer veelen in vinden, die wel geschikt, ja voortreflyk zyn. Alleen moet men noch deeze keuze, noch de werkjes zelven aan de kinderen, of hunne oppasters overlaaten. Ook
| |
[pagina XXIII]
[p. XXIII] | |
schynen de meesten dier werkjes, door hunne schryvers zelven, voor kinderen boven de vyf of zes jaaren te zyn bestemd. De uitgeever van het in de daad Aangenaam Kinderschool geeft de jaaren van zes tot tien uitdruklyk op. De schryver van 't keurig Vaderlandsch A.B. Boek, met zoo veel netheid en zorg uitgevoerd, geeft iets diergelyks te kennen. Het A.B. Boek, te Amsteldam, in 't jaar 1781. by J.L. van Laar Mahuet, uitgegeeven, en 't welk my, zoo weegens deszelfs inhoud, als wegens deszelfs kortheid en klaarheid, byzonder voor de publieke schoolen geschikt schynt, moet almede, om de boven bygebragte reede, (althans in myn ontwerp,) uit handen van zulke jonge kinderen en hunne oppasters gehouden worden. Zelfs zyn de bevallige gedichtjes van den Hr. van Alphen, en die van den Hr. 'T Hoen in 't zelfde geval. Uit beide deeze laatsten heb ik, om tog iets te geeven, dat van buiten kon geleerd worden, eenige gedichtjes overgenomen; enkelen derzelven, met eenige kleine verandering, daar myne begrippen omtrent het nut der kinderen zulks vorderde. By deezen en by alle de overige stuk- | |
| |
jes, die ik niet zelf vervaardigd heb, staan de plaatsen, waar uit zy zyn overgenomen, op 't register aangeweezen. Doch ook onder deezen zyn 'er weinigen, waar in ik niet veele veranderingen gemaakt heb. In zulk een onderwys als dit, moet alles eenstemmig, en volkomen naar dezelfde grondbeginselen en denkenswyze ingerigt zyn. Al ware derhalven de verandering geene verbeetering, zou dezelve tog, uit deezen hoofde, noodzaaklyk blyven, en dus, zoo ik hoop, by schryvers en leezers, verschooning vinden.
|
|