Mijn tegenstem(1975)–Hugues C. Pernath– Auteursrechtelijk beschermdGedichten 1966-1973 Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] Ik verafschuw de schaamte, het sidderen van weleer Ik verafschuw de schaamte, het sidderen van weleer Toen alles meer was dan het zijn en anders niets. Toen ieder ogenblik onbewogen, de beweging werd Die moest herhalen wat vroeger werd verzwegen 5[regelnummer] En waartegen werd misdaan. Onmenselijk als de mens Ver van de vele sporen, verlaat ik de waanzin En verafschuw de waarheid die wordt verbogen De buit die wordt verdeeld. Ik ontkom aan mijn pogen En met de alleenspraak samen, aan diegene die ik ben. 10[regelnummer] Ik heb mijn afstanden afgelegd, mijn afdrukken nagelaten En afgestorven, afgedaan, werd ik uit de tijd geheven Alleen en gescheiden van de eenzaamheden en de trouw. Schimmen bleven achter, zwellend over de drempels Van mijn achterdocht, van mijn angst die faalt 15[regelnummer] Die terugdeinst en hunkert, door de vruchteloosheid verteerd Naar de heerschappij van de nieuwe nietigheid. Even ellendig als de ellende verwar ik de dagen De moedwil en het medelijden dat de herinnering bedaart. Van alles vervreemd, gekwetst en verdwaald 20[regelnummer] Vergeet ik de raadsels, de klagende namen die ik haar gaf. In de vage verveling van de wonden, in dampen na de dauw Blijft mij misschien het staren, hetzelfde aangezicht. Alsof iemand nooit en nergens heeft bestaan, geen stem Ooit jubelde of kloeg. De kwalen brachten geen kennis 25[regelnummer] En grijzer en verder, haar geuren geen geluk. Vorige Volgende