Mijn tegenstem(1975)–Hugues C. Pernath– Auteursrechtelijk beschermdGedichten 1966-1973 Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] In mijn vreemd verdriet vermoed ik het verstijven In mijn vreemd verdriet vermoed ik het verstijven Van vele levens, soms de vunsheid van de bron De lelie of het belommerd lover. Soms vermoed ik het trillen van jouw handen 5[regelnummer] Die zich nooit zullen herhalen in de looplijn Van de besmettelijke beproeving. Omdat ik besef hoe ik slapeloos, mezelve vermink Tot nutteloos zintuig, terwijl mijn weefsels versterven In het klamme koudvuur van iedere nieuwe nacht. 10[regelnummer] En naar mijn beeld beweeg ik, naamloos Angstiger dan voorheen, en ruil mijn galg in Tegen de ratelende regens van het ritueel Dat nakomelingen en vee zal slachten, gereinigd Op de oude weg van de nieuwgebouwde staat. 15[regelnummer] Tot alles zal verloren gaan en roemloos stranden In een duisternis waarin geen zon ooit zaden kiemt. Als naar waarheid. Als naar leugen. Sprekende: één taal, eenzelfde woord van onrust In de branding verheven boven alle banden. 20[regelnummer] Ik voel de afwezigheid als een moeilijke openbaring, Als scherven van relikwieën, van werelden, onwaarachtig En buiten de tijd. Zo werd ik een getuige Tegen diegene die de tolk was van mijn tederheid. Geen slaap zal ons nog ooit verenigen, geen ontwaken 25[regelnummer] Ons bevrijden. Want mijn schaduw zal een schaduw zijn. Vorige Volgende