Mijn tegenstem
(1975)–Hugues C. Pernath– Auteursrechtelijk beschermdGedichten 1966-1973
[pagina 69]
| |
Exodus1970 Voor Myra | |
[pagina 70]
| |
I will not serve that in which I no
longer believe, whether it call itself
my home, my fatherland or my church;
and I will try to express myself
in some mode of life or art as freely as I can
James Joyce, 1882-1941
| |
[pagina 71]
| |
Aan een herinnering:
De oorsprong van de zevende dag, het kleed
En hemelsblauw het kleed tussen losgeraakte stenen
En modder. De massa toogde en diende de Heer.
5[regelnummer]
In mist en winternacht
Dwaalden andere zonen teloor, arm in arm
Angstig fezelend. Falend en fataal.
Het waren symbolen die ik vertolkte
En onder dwang, in een achtertuin hertekende.
10[regelnummer]
De jaren waarop de smet rust, het bedrog, het beven
En rook die daalt. Zelfs geen echo, geen gehijg
Geen klok hoor ik ooit nog luiden.
Ergens kantelde een oog, verbrak de dag
De kluwen van de vriendelijke duisternis,
15[regelnummer]
De hese vrees waarin ik woede wierp en vertrapte
Waarin niemand nader kwam noch kloeg.
Omdat ik in de schemer van mijn winderige woningen
Van weleer, iedereen opvolgde en vereerde
Omdat ik nu voltooide en met jou heelhuids verdeel
20[regelnummer]
Wat ik als kind nafluisterde en vergeten ben.
| |
[pagina 72]
| |
Tevergeefs viel sneeuw, tevergeefs de liefde
En alles dat een teken zocht en weer verenigde
Wat verdreven werd door rune en rivier,
Wat vervolgd werd met schaduw en schamp.
25[regelnummer]
Zoals het kreupel in het koren keer ik jou
En kronkel in de stilte onzegbaar. Ik bezweer
Maar vervloek, vermoed en vermijd, trouw
Als een leeuw, als een tweeling die twijfelt
En teweegbracht wat traag is en treuzelt.
30[regelnummer]
Ik heb de druk ervaren en ik ben afgedaald
Om te redden wat er nog te redden was:
Mens en maat, stem en ster.
En jij die leeft, want monster en mythe,
In jouw geloven heb ik mijn galg gegrift.
35[regelnummer]
Ook in mijn maag voltrok zich het ijs,
Het rouwende ritueel van zuring en zaad.
En de zegge die zwijgt en wiegend mijn lompen bewaart
Tot mens en tijd vergaan en grijs het zwart bedekt
Terwijl mijn lus van leder spant. Niet alles is gelijk
40[regelnummer]
Niet alles bleef bestaan in de zegen van het regendal.
| |
[pagina 73]
| |
Zoals niets. Of zoals het haperen van de tijd
De dood rangschikt en plots en overwacht
De trage schaduw van de eenzaamheid mijn weelde werd.
Ik kende de vrachten, de stoppels in het stro,
45[regelnummer]
De waarheid die de vroegere liefde
Mijn leven voordien, verlaagde
Tot schimmel en schoor.
Mijn overtuiging, mijn onrust verbuigend
Tot wroeging en verval.
50[regelnummer]
Iedereen moet dit weten, iedereen
Of alleen het vuur, of alleen het gas
Want steigerend, want stervend herken ik jouw ras.
Jacob, jullie lijken vielen in een woestijn,
Twijfel, maar op deze grond heb ik gezworen
55[regelnummer]
Dat zij zal overblijven na de hagel,
Dat ik haar zal dragen als een boom.
En van jou, Sarah-Rose, smeek ik jouw zegen voor mij,
Voor haar, jouw dochter, en voor alle mensen
Waaruit kinderen leven die aanstoot geven.
60[regelnummer]
Vreugde die verlamt.
| |
[pagina 74]
| |
En zelfs niet wanneer hij vlucht, niet wanneer
Alleen maar jaren tellen, toebehorend aan voorteken
En tong. Of aan de dood, de dagen door.
Zij bleef behouden, de trouw bleef bestaan
65[regelnummer]
En na de doornstruik en na het branden
Geraakte ik met wanhoop en waarheid vertrouwd.
Hinkend, uit de heup zal ik mij herhalen,
Mijn uittocht begint, met wat mij nog overblijft
Aan vrees en vrijheid. Aan haar en haar ontroering.
70[regelnummer]
Alle leven was geweken, het landschap overvoed,
En onvolkomen, als door handen bedreven
Verklaarden vreemden de onrust die bitter maakte.
Dezen en genen en onder andere sterren
De gammele resten der verdane vriendschap
75[regelnummer]
Die niemand deerde, die niemand terechtbracht,
Vanaf de dag dat voor velen
Ook de liefde te moeizaam was.
En in de klimmende kleuren van onze wereld
En heel en al, als werkelijkheid voortdurend,
80[regelnummer]
Heb ik mijzelf, opnieuw met jou en mij herschapen.
| |
[pagina 75]
| |
Zo was het woord wat het woord waarlijk betekende
In het uitdijen, het kleverige uitstollen
Over de tempels van de tederheid
En over de vele wegen. Wanneer en waarheen?
85[regelnummer]
De waarschijnlijkheid was een leugen
Die ontsierde wat huisde en verging
In de cirkelende dreiging van de genade die dwong
Wars van het heelal en wars van de mens.
Jij was de enige die wenkend, na mijn buigen bewoog.
90[regelnummer]
In mijn bloed de herinnering aan de horde,
Een reis, de veldgrauwe grijns van het visioen
Dat beginklanken noemde, de getallen voortzettend.
Het ouder worden overvleugelde de twijfels,
Mijn geest is verrot en verzwolgen
95[regelnummer]
Maar beeft opnieuw zoals bij ieder begin.
En in het wachten dat mijn vreugde behield
Hebben alle uren geslagen en trok de dood voorbij.
En jij die blijft, ergens, vandaag en morgen
En dichterbij. Bij hoog en bij laag herleven wij
100[regelnummer]
Na zóveel niets. Na zoveel minder.
|
|